Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:267 [Schakelbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 29-01-2016
- Bronpublicatie:
23-12-2015, Stb. 2016, 31 (uitgifte: 19-01-2016, kamerstukken: 34232)
- Inwerkingtreding
29-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-01-2016, Stb. 2016, 41 (uitgifte: 28-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank kan al dan niet op aanvraag besluiten dat het ingevolge de paragrafen 3.5.6.1 tot en met 3.5.6.1B bepaalde betreffende het beleggerscompensatiestelsel van overeenkomstige toepassing is op een beleggingsonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend, of op een bank met zetel in een staat die geen lidstaat is die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, waaraan het ingevolge artikel 2:22 is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen en, indien op de vorderingen van beleggers op die beleggingsondernemingen in verband met beleggingsverrichtingen geen stelsel van beleggerscompensatie van toepassing is waarvan de dekking gelijkwaardig is aan de dekking bedoeld in artikel 11, eerste lid, van richtlijn nr. 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PbEG L 84).
2.
De Nederlandsche Bank kan al dan niet op aanvraag besluiten dat het ingevolge de paragrafen 3.5.6.1 en 3.5.6.1A bepaalde betreffende het depositogarantiestelsel van overeenkomstige toepassing is op banken met zetel in een staat die geen lidstaat is die hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, indien op de vorderingen van crediteuren op die banken geen stelsel van depositogarantie van toepassing is, waarvan de bescherming, ten minste wat betreft dekkingsniveau en beschermingsomvang, gelijkwaardig is aan de bescherming zoals voorgeschreven door de richtlijn depositogarantiestelsels.
3.
Een bank of beleggingsonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is die haar bedrijf uitoefent onderscheidenlijk beleggingsdiensten verleent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor stelt informatie ter beschikking over de toepasselijke vangnetregeling.
4.
De informatie, bedoeld in het derde lid, wordt in de Nederlandse taal of in de taal die door de depositohouder en de bank zijn overeengekomen bij het aangaan van de overeenkomst ter beschikking gesteld en moet zodanig zijn dat al dan niet potentiële beleggers en crediteuren in staat worden gesteld om na te gaan of een vordering valt onder de dekking van de vangnetregeling dan wel onder een vergelijkbare buitenlandse regeling.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde en het vierde lid.