NJ 1920, p. 343
Gefailleerde als getuige in een door den curator gevoerd geding.
HR 05-03-1920, ECLI:NL:HR:1920:98
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 maart 1920
- Magistraten
Voorzitter: Mr. S. Gratama. Raden: Mrs. J. A. A. Bosch, C. O. Segers, H. M. A. Savelberg en Jhr. Rh. Feith.
- Zaaknummer
[05031920/NJ_1920,_p._343]
- Conclusie
Mr. Besier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS119979:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1920:98, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑03‑1920
- Wetingang
(BW art. 1947; Fw art. 20-63, 68.)
Essentie
Gefailleerde als getuige in een door den curator gevoerd geding.
Samenvatting
Ten onrechte heeft de Rechter-Commissaris, belast met het houden van een getuigenverhoor, in een geding betreffende vermogensrechten van den faillieten boedel, het verhoor van den gefailleerde als getuige geweigerd op grond, dat deze met den daadwerkelijk als partij optredenden curator moet worden vereenzelvigd en dus als partij moet worden beschouwd.
De curator vertegenwoordigt in zulk een geding niet den gefailleerde, doch hij treedt op ter handhaving van de rechten der schuld-eischers, zoodat de gefailleerde zelf niet partij is.
Zaak teruggewezen naar den Rechter-Commissaris ter beslissing van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.