Einde inhoudsopgave
Binnenvaartwet
Artikel 39g
Geldend
Geldend vanaf 03-12-2009
- Bronpublicatie:
09-11-2009, Stb. 1998, 687 jo Stb. 2009, 489 (uitgifte: 24-11-2009, kamerstukken: 31858)
26-11-1998, Stb. 1998, 687 jo Stb. 2009, 489 (uitgifte: 22-12-1998, kamerstukken: 25851)
- Inwerkingtreding
03-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2009, Stb. 2009, 491 (uitgifte: 01-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Onze Minister wijst in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, waarin vertegenwoordigers van de bedrijfstak van de binnenvaart zijn opgenomen, aan als nationaal instituut.
2.
Het nationaal instituut is belast met:
- a.
de organisatie van de inzameling en de verdere verwijdering van olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen, alsmede de financiering daarvan, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het verdrag, met inbegrip van de inning van de afvalbeheerbijdrage, en
- b.
de Nederlandse vertegenwoordiging in het Internationaal Verevenings- en Coördinatieorgaan, in overeenstemming met artikel 10, tweede lid, laatste volzin, van het verdrag.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels omtrent de taken van het nationaal instituut en de wijze van uitoefening daarvan vastgesteld.
4.
Onze Minister draagt zorg voor de vervulling van de taken die ingevolge het verdrag aan nationale instituten kunnen worden opgedragen, voor zover die niet behoren tot de in het tweede lid bedoelde taken, alsmede voor de vervulling van de in het tweede lid bedoelde taken indien geen aanwijzing als bedoeld in het eerste lid van kracht is.
5.
Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan worden ingetrokken indien de aangewezen instelling niet langer voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, dan wel handelt in strijd met de in het derde lid bedoelde regels.