Hof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2018, nr. 200.237.205
ECLI:NL:GHARL:2018:6753
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
19-07-2018
- Zaaknummer
200.237.205
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:6753, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 19‑07‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 19‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Uithuisplaatsing. Beschikking in 'klare taal'.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.237.205 (uithuisplaatsing)
(zaaknummer rechtbank Overijssel 207682)
beschikking van 19 juli 2018
inzake
[naam vader] (de vader),
wonende te [woonplaats] ,verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. T.L.V. de Jong te Enschede,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (de William Schrikker Stichting),
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[naam moeder] (de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Rijs te Enschede.
1. De procedure bij de rechtbank
In de beschikkingen van de kinderrechter, rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 6 november 2017 en 10 januari 2018 (zaaknummer 207682) staat wat er in de procedure bij de rechtbank allemaal is gebeurd.
De kinderrechter heeft in de beschikking van 10 januari 2018 aan de William Schrikker Stichting toestemming gegeven [minderjarige] uit huis te plaatsen en hem in een pleeggezin te laten wonen tot 24 november 2018.
2. De procedure bij het hof
2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
- -
het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 6 april 2018;
- -
het verweerschrift met bijlagen van de William Schrikker Stichting;
- -
een journaalbericht van 2 mei 2018 van mr. de Jong, met bijlagen.
- -
het verweerschrift van de moeder.
2.2
De zitting was op 5 juni 2018. Hierbij waren de ouders aanwezig met hun advocaten. In plaats van mr. Rijs is mr. T. Seker naar de zitting gekomen om de moeder bij te staan. Namens de William Schrikker Stichting was aanwezig J.D. Pakkert, de jeugdzorgwerker van [minderjarige] . De zaak met zaaknummer 200.237.207 is tegelijk besproken.
3. De feiten
3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren op 31 oktober 2010 in [geboorteplaats] . De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. Die relatie is over en de ouders wonen ieder in een eigen woning.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woonde totdat hij uit huis werd geplaatst, samen met zijn halfzus [naam halfzus] en halfbroer [naam halfbroer] bij de moeder. Er gold een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . Sinds 17 januari 2018 woont [minderjarige] in een pleeggezin.
3.2
[minderjarige] staat onder toezicht sinds 24 november 2011. De ondertoezichtstelling geldt tot 24 november 2018.
4. De omvang van het geschil
4.1
De vader is het niet eens met de beschikking van de kinderrechter van 10 januari 2018 om [minderjarige] in een pleeggezin te laten wonen. Hij heeft hoger beroep ingesteld en verzoekt de beschikking van 10 januari 2018 te vernietigen. Hij wil dat het verzoek van de William Schrikker Stichting om [minderjarige] uit huis te mogen plaatsen alsnog wordt afgewezen. Als het hof dat niet doet verzoekt de vader om, eventueel na onderzoek door de raad voor de kinderbescherming, een beslissing te nemen die het hof juist vindt.
4.2
De William Schrikker Stichting is het niet eens met de vader en vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep of om het verzoek van de vader af te wijzen en de beschikking van de kinderrechter van 10 januari 2018 te bekrachtigen.
4.3
De moeder is het ook niet eens met de vader en vraagt het hof het verzoek van de vader af te wijzen en de beschikking van de kinderrechter van 10 januari 2018 te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
In artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek staat het volgende:
Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen”. Dit betekent dat de William Schrikker Stichting aan de kinderrechter kan vragen of hij [minderjarige] uit huis mag plaatsen. De kinderrechter kan dit alleen toewijzen als dit voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is. Ook kan de kinderrechter zo’n verzoek toewijzen als dit nodig is voor onderzoek naar hoe het geestelijk of lichamelijk met [minderjarige] gaat.
5.2
Het hof vindt dat de kinderrechter een goede beslissing heeft genomen en dat het voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een pleeggezin. [minderjarige] kan zich in die omgeving goed ontwikkelen, omdat hij daar goed wordt opgevoed en zich veilig voelt. Al sinds 2011 zijn er problemen tussen de ouders over de omgang tussen de vader en [minderjarige] . Dit is heel onrustig voor [minderjarige] . [minderjarige] krijgt hierdoor het gevoel dat hij moet kiezen tussen zijn ouders, terwijl een kind die keuze niet zou hoeven maken. [minderjarige] heeft daar veel last van. Dat heet een loyaliteitsprobleem. De kinderarts en Jarabee zien ook dat [minderjarige] daar veel last van heeft.
5.3
[minderjarige] laat bij de moeder thuis ernstige gedragsproblemen zien. Hij slaat en schopt zijn moeder. Uit psychologische onderzoeken van [minderjarige] door Infano en Jarabee blijkt dat het gedrag van [minderjarige] komt door de ouders en de omstandigheden waarin hij opgroeit en wordt opgevoed. Er zijn altijd spanningen tussen de ouders, er werd zelfs geweld gebruikt, de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader is niet duidelijk afgesproken en de ouders geven aan [minderjarige] geen duidelijke grenzen aan. Er is ook onderzoek gedaan naar hoe goed de ouders kunnen opvoeden. Hier kwam uit dat aan [minderjarige] “structurele pedagogische veiligheid” moet worden geboden maar dit kunnen de ouders hem niet bieden. Daarom is het noodzakelijk dat [minderjarige] ergens anders dan bij de ouders woont en wordt opgevoed. Ergens waar het veilig is voor hem.
5.4
De grote problemen die de ouders hebben in hun omgang met elkaar zorgen voor gedragsproblemen bij [minderjarige] . Er is op dit moment weinig kans dat de ouders hun gedrag veranderen. Er zijn al verschillende hulpverleners betrokken geweest bij het gezin, maar de (vrijwillige) hulp heeft de problemen niet minder gemaakt. De ouders hebben nog steeds veel ruzie met elkaar. Als [minderjarige] in een pleeggezin woont, heeft hij niet meer te maken met de ruzies tussen zijn ouders en kan hij tot rust komen. Dan kan hij zich beter ontwikkelen. [minderjarige] woont sinds 17 januari 2018 in een pleeggezin. Tijdens de zitting is gebleken dat het goed gaat met [minderjarige] in het pleeggezin en dat hij daar tot rust is gekomen.
5.5
De vader vindt dat [minderjarige] alleen maar in een pleeggezin mag wonen als het echt niet anders kan. De vader vindt dat het voor [minderjarige] wel anders kan, omdat de problemen van [minderjarige] zullen zijn opgelost als [minderjarige] bij de vader komt wonen. De vader vindt het niet goed dat de kinderrechter hier helemaal niet naar heeft gekeken of hierover heeft nagedacht. Het hof vindt dat de problemen van [minderjarige] niet worden opgelost door [minderjarige] bij de vader te laten wonen. [minderjarige] zou dan nog steeds even veel te maken hebben met de strijd tussen zijn ouders, terwijl dat juist het grootste probleem is.
6. De slotsom
Het hof zal de beschikking van de kinderrechter van 10 januari 2018 daarom bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 10 januari 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Prakke-Nieuwenhuizen en C.J. Laurentius-Kooter, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. C.J. Laurentius-Kooter, en is op 19 juli 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.