Einde inhoudsopgave
Box 3-besluit
3.1 Renteloze geldvordering van een kind op de echtgenoot van de overleden ouder
Geldend
Geldend vanaf 18-05-2024
- Bronpublicatie:
07-05-2024, Stcrt. 2024, 15868 (uitgifte: 17-05-2024, regelingnummer: 2024-5944)
- Inwerkingtreding
18-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-05-2024, Stcrt. 2024, 15868 (uitgifte: 17-05-2024, regelingnummer: 2024-5944)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Volgens het wettelijk erfrecht wordt een nalatenschap van een ouder, die een echtgenoot en één of meer kinderen als erfgenaam achterlaat, als volgt verdeeld. De echtgenoot verkrijgt van rechtswege de goederen van de nalatenschap. Ieder van de kinderen verkrijgt als erfgenaam een geldvordering op de echtgenoot. Die geldvordering kan renteloos zijn. Dit staat in artikel 4:13 van het BW. Ook bij een ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 4:1167 van het BW (oud) kan de geldvordering op de echtgenoot renteloos zijn. Voor de toepassing van de Wet IB 2001 wordt een renteloze geldvordering aangemerkt als een bezitting waarop een genotsrecht is gevestigd. Artikel 5.4 van de Wet IB 2001 is ook van toepassing op een renteloze geldvordering als hiervoor bedoeld, op voorwaarde dat binnen de kaders van het BW is bepaald of overeengekomen dat de geldvordering renteloos is.