Hof Amsterdam, 30-08-2012, nr. 23-005336-10
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX6396, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
30-08-2012
- Zaaknummer
23-005336-10
- LJN
BX6396
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX6396, Uitspraak, Hof Amsterdam, 30‑08‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3618, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 30‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Diefstal van een partij hasjiesj uit de districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee.
Partij(en)
parketnummer: 23-005336-10
datum uitspraak: 30 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 7 december 2010 in de strafzaak onder de parketnummers 15-800735-10 en 10-661018-09 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
adres: [adres] -1, [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 18 juli 2012 en 21 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
- 1.
primair:
(Busje 1: Mercedes Benz) hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol ([adres], Schiphol Noord), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
- 1.
subsidiair:
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol ([adres], Schiphol Noord), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj,in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
- -
een geldbedrag van 47.410,93 euro, althans enig geldbedrag en/of
- -
een geldbedrag van 5.350,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
- -
een horloge van het merk Rolex (type 116200 Date Just en voorzien van het serienummer V091029) en/of
- -
een auto van het merk Volkswagen (type Golf GTI voorzien van het kenteken [kenteken]) en/of
- -
een brommobiel (Speedino Chatenet voorzien van het kenteken [nummer]) althans één of meerdere goederen en/of geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of voornoemd(e) goed(eren), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
2:
(Busje 1: Mercedes Benz) hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol en/of Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond C Opiumwet;
3:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 07 juni 2010 te Schiphol en/of Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Haarlem en/of Deventer, in elk geval in Nederland, (een) voorwerp(en) te weten:
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bespreking ter terechtzitting gevoerde bewijsverweren
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het als feit 1 aan de verdachte ten laste gelegde, omdat het opzet van de verdachte enkel gericht was op het vervoeren van de hasjiesj (feit 2) en niet op de diefstal daarvan, zo daarvan al sprake van zou zijn, hetgeen de raadsman betwist . Het opzet van de verdachte en dat van de medeverdachte [medeverdachte] verschilde aanzienlijk. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de hasjiesj, die hij legaal onder zich had, kennelijk verkocht aan een derde. De verdachte was niet degene die de partij hasjiesj heeft gekocht. De rol van de verdachte is beperkt gebleven tot het vervoer van de pakketten hasjiesj, die weer geleverd dienden te worden aan een ander.
De raadsman heeft tevens bepleit dat ten aanzien van feit 1 sprake was van verduistering door [medeverdachte] zodat in het geval van een veroordeling verdachte schuldig zou zijn aan het medeplegen van verduistering en niet aan van diefstal door twee of meer personen.
Voor het geval het hof toch tot een bewezenverklaring van de als feit 1 ten laste gelegde diefstal zal komen, heeft de raadsman aangevoerd dat er wat betreft de diefstal (feit 1) en het vervoer van de hasjiesj (feit 2) sprake is van eendaadse samenloop.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt - kort en zakelijk weergegeven - dat op 7 juni 2010 de witte bestelbus Mercedes Sprinter met daarin de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] door de geopende roldeur van de districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar) te Schiphol naar binnen rijden, waarna de roldeur wordt gesloten. Vervolgens wordt de kluis door medeverdachte [medeverdachte] in aanwezigheid van de verdachten geopend en worden door de verdachte en de andere verdachten uit de bus pakketten hasjiesj vanuit de kluis weggenomen, waarna soortgelijke pakketten door hen worden teruggezet in de kluis. Deze handelingen worden meermalen herhaald. Tot slot wordt de kluis weer door medeverdachte [medeverdachte] gesloten, terwijl de verdachte toekijkt. Vervolgens verlaat de bestelbus met daarin de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de garage.
De verdachte heeft zelf verklaard (verhoor van 30 september 2010 en verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 november 2011) dat hij tezamen met de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in een café in Amsterdam is benaderd door een man om een klus te doen. Deze man had verteld dat hij iemand had die bij in beslag genomen drugs kon komen. De man vertelde dat die pakketten ongeveer 15 kilo wogen en dat de verdachte en de zijnen die pakketten moesten namaken. De verdachte heeft daartoe voorbeeldpakketten ontvangen. Aangezien het namaken de verdachte niet lukte, heeft de man dit vervolgens zelf geregeld. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaande aan 7 juni 2010 de medeverdachte [medeverdachte] een keer samen met deze man heeft ontmoet en dat hij eenmaal met de verdachte [medeverdachte] is in de garage is geweest. Daarbij is de container hem door de verdachte [medeverdachte] aangewezen en heeft hij de logo's van de Kmar gezien. Zowel de verdachte als de medeverdachten wisten dat de pakketten moesten worden omgeruild. De oorspronkelijke beloning zou € 1.000,- per pakket bedragen te delen door vier, maar dit bedrag is verlaagd naar € 500,- per pakket omdat het maken van de neppakketten niet lukte.
Bij deze stand van zaken bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat het opzet van de verdachte erop gericht was om de pakketten hasjiesj tezamen met de andere verdachten wederrechtelijk uit de kluis weg te nemen en vervolgens met de bestelbus naar elders te vervoeren. Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht het hof ook het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal van hasjiesj door de verdachte bewezen.
Het verweer wordt in zoverre verworpen.
[medeverdachte] was Hoofd Districtsgarage. Blijkens de brigadeorder op pagina 329 van het dossier berust het beheer over de kluis en de daarin opgeslagen en in beslag genomen goederen bij de Coördinator BIG&G, niet zijnde [medeverdachte]. Tevens staat in deze brigadeorder vermeld dat het Hoofd en de medewerkers van de Districtsgarage deze kluis niet zelfstandig mogen betreden.
Nu [medeverdachte] geen rechtmatige toegang tot de kluis had, kan niet gezegd worden dat hij de hasjiesj uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking dan wel anders dan door misdrijf onder zich had waardoor van verduistering geen sprake kan zijn.
Het verweer wordt ook op dit punt verworpen.
Het hof is voorts op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht zich niet voordoet. Anders dan de raadsman meent leveren de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte twee afzonderlijke strafbare feiten op, die weliswaar in tijd en plaats een zekere samenhang vormen, maar die gelet op hun aard en strekking, te weten diefstal en handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, niet als eendaadse doch als meerdaadse samenloop moet worden aangemerkt.
Het verweer wordt ook op dit onderdeel verworpen.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde witwassen.
Hij heeft samengevat naar voren gebracht dat er geen sprake is van een onverklaarbare inkomstenstroom en dat niet kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde bedragen en goederen afkomstig zijn uit misdrijf.
Het hof overweegt als volgt.
Er is onderzoek gedaan naar de inkomsten en uitgaven van de verdachte over de jaren in de periode van 1 januari 2008 tot en met 17 juni 2010. Uit een overzicht van de bankgegevens van de verdachte (overzicht in proces-verbaal van aanvulling B 03 p. 41 e.v.) is gebleken dat hij in die periode € 23.894,- aan inkomsten heeft genoten, terwijl € 22.417 is afgeschreven. Uit dat overzicht blijkt eveneens dat in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 mei 2010 kasopnames zijn gedaan tot in totaal een bedrag van € 6750,-. Over een periode van 29 maanden is dat ongeveer € 480,- euro per maand, hoewel opvalt dat in de periode januari tot en met november 2008 in het geheel geen kasopnames zijn gedaan en gedurende de rest van de periode met regelmaat ook enkele maanden niet. Het Nibud gaat uit van € 19.430,- aan kosten van levensonderhoud voor een gezin met de samenstelling van de verdachte (proces-verbaal van aanvulling B 03, p.8) voor laatstgenoemde periode. Het hof leidt uit een en ander af dat de inkomsten van de verdachte geen ruimte lieten voor uitgaven met een luxe karakter of het bezit van grote hoeveelheden contant geld, ook niet wanneer daarnaast nog enige zwarte inkomsten uit flyeren werden genoten, zoals de verdachte heeft gesteld, nu het inkomen van de verdachte geacht mag worden (vrijwel) volledig aangewend te (moeten) zijn voor eerste levensbehoeften.
In het bijzonder geldt dat dan de volgende posten en vermogensbestanddelen.
De Rolex
Bij de aanhouding van de verdachte is in zijn bezit een Rolex horloge aangetroffen.
Het Rolex horloge bleek te zijn verkocht in april 2009 en de waarde was € 4145,- (proces-verbaal bevindingen verbalisant [verbalisant], d.d. 23 juni 2010, B 03 p. 34 e.v.)
De verdachte heeft verklaard dat hij dit horloge van een vriend had geleend, omdat hij de tijd moest weten, toen hij op 7 juni 2010 hasjiesj ging stelen en vervoeren. Hij heeft niet willen verklaren welke vriend dit dan zou betreffen. De verklaring is daarmee onverifieerbaar en ongeloofwaardig. Het hof hecht daarom daaraan geen waarde.
De Volkswagen Golf
Tevens is gebleken dat de verdachte een Volkswagen Golf heeft aangeschaft en deze aanschaf in contanten heeft voldaan. Ook de bedragen die met de invoer van deze auto samenhingen zijn door de verdachte in contanten voldaan.
De verdachte heeft naar voren gebracht dat de kosten van de Volkswagen Golf zijn betaald uit bijdragen aan zijn zoon [getuige 1] ter gelegenheid van diens 18e verjaardag. Dit was in totaal € 42.000,-.
Ook de kosten van het feest zouden daaruit zijn voldaan. De verklaringen van de zoon van verdachte, [getuige 1], en de heer [V.D.], eigenaar van het restaurant waar het feest is gehouden, zouden een en ander moeten bevestigen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Hoewel van het beweerdelijke feest geen enkele foto door de verdachte is overgelegd, gaat het hof er van uit dat wel sprake is geweest van een feest, alwaar door gasten bijdragen zijn gedaan voor die verjaardag. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat ter gelegenheid van dit feest door de gasten bijdragen zijn gedaan, die in totaal € 42.000,- bedroegen, welk bedrag vervolgens is aangewend voor de aanschaf van de Volkswagen Golf en de met die aanschaf samenhangende kosten en acht de door de verdachte op dit punt gegeven verklaring zo onwaarschijnlijk dat ze bij de vorming van het bewijsoordeel zonder meer terzijde behoort te worden gesteld. Allereerst geldt in dat verband dat dit een dermate hoog bedrag is, ook indien wordt uitgegaan van - zoals de getuige [getuige 1] heeft verklaard (bij politie op 11 augustus 2008) - de aanwezigheid van klasgenootjes en oude bekenden: in totaal zo'n 180 tot 200 mensen, dat dit nadere onderbouwing van de verdachte vergt. De verdachte heeft weliswaar een aantal verklaringen overgelegd van personen die stellen een bijdrage voor de verjaardag te hebben gegeven, echter daarin is niet aangegeven welk bedrag door hen geschonken zou zijn.
Verder is deze toedracht ongeloofwaardig, omdat er een groot aantal verschillen zijn waar te nemen in de verklaringen die de verdachte op dit punt heeft afgelegd en de verklaringen dienaangaande die zijn afgelegd door zijn zoon [getuige 1] en [V.D.], eigenaar van de locatie waar het feest zou zijn gehouden en iemand die de verdachte al 15 jaar als regelmatige klant kent (politieverhoor 23 juli 2010, aanvulling B03 p.16).
Zo heeft de verdachte verklaard dat hij ten behoeve van de bijdragen een bak had gemaakt met plexiglas en een gleuf erin (8e verhoor politie, 1 oktober 2010, aanvulling B03 p.37) , terwijl [V.D.] heeft verklaard dat het een houten kist betrof met glazen zijkanten en bovenkant (politieverhoor 23 juli 2010, aanvulling B03 p.16.) In die respectieve verklaringen spreekt de verdachte over het feit dat in de bak alleen kaartjes en enveloppen zaten en geen los geld, terwijl [V.D.] heeft verklaard dat er meestal los geld in ging en dat soms van stapeltjes briefgeld werd afgeteld en dan in de kist werd gedaan.
Verder heeft [getuige 1] verklaard (verhoor politie 11 augustus 2010, aanvulling B03 p. 27) dat na het feest zijn moeder (het hof begrijpt bij wie [getuige 1] niet woonde) de kist had meegenomen, dat hij het geld de dag erna heeft geteld en dat het € 42.000,- was, dat hij dat bedrag heeft bewaard in zijn bureau en dat het bedrag voor het feest niet van die € 42.000 is afgegaan. De verdachte heeft in eerdergenoemde verklaring echter verklaard dat hij met de bak geld naar huis is gelopen en dat van die € 42.000,- de rekening van het feest is betaald. Volgens de verklaring van [V.D.] (zie hiervoor) bedroeg die rekening € 5.174,45 alsmede ongeveer €500,- voor een deejay.
Op grond van al deze verschillen concludeert het hof dat verklaringen van de verdachte, zijn zoon en [V.D.] geen weergave zijn van de werkelijkheid, zodat aan die verklaringen geen geloof kan worden gehecht.
Daarnaast geldt dat de verdachte, en niet zijn zoon [getuige 1], geacht moet worden eigenaar te zijn van de Volkswagen Golf. Hiertoe geldt het volgende.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de bewuste auto namens de verdachte heeft laten importeren en dat de verdachte opdrachtgever en eigenaar van het voertuig was, terwijl de verdachte hem daarvoor (inclusief importkosten en BPM) rond de € 30.000,- heeft betaald in coupures van € 20,- en € 50,-, terwijl hij de formulieren van de auto aan de verdachte heeft gegeven (politieverklaring 18 juni 2010, B 03 p. 115 e.v.).
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij de foto van de verdachte herkent als degene die zei eigenaar van de Volkswagen Golf te zijn en die langs is geweest om de details te bespreken rondom de leren autobekleding, die door zijn bedrijf in de auto zou worden aangebracht, terwijl een aanbetaling van € 1000,- is gedaan (politieverklaring 17 juni 2010, B03 p. 108/109).
De geldbedragen
Zoals hiervoor is overwogen bood het inkomen van de verdachte geen ruimte voor uitgaven ter zake van luxegoederen of de beschikbaarheid over grote bedragen contant geld. Toch zijn de volgende uitgaven door de verdachte gedaan, dan wel had hij de volgende geldbedragen contant voorhanden:
- -
kosten feest Solo € 5.674,-
- -
beslag bij aanhouding € 600,-
- -
in kluis woning € 1750,-
- -
Audi € 10.000,- :
De verdachte heeft een Audi aangeschaft en deze eveneens in contanten voldaan.
Tevens zijn de bedragen die met de invoer van deze auto samenhingen door de verdachte in contanten voldaan. Hiermee was in totaal ongeveer € 10.000,- gemoeid.
De verdediging sluit zich thans aan bij het standpunt van de rechtbank, dat geloof moet worden gehecht aan de verklaring van de verdachte in eerste aanleg dat deze auto is verkregen door inruil van een andere auto, terwijl de verdachte voorts inkomsten had, aangevuld met losse zwarte inkomsten uit flyeren.
Het hof overweegt op dit punt als volgt.
De verdachte had pas sinds november 2009 een inkomen uit arbeid bij [bedrijf] van ongeveer € 1450,- netto. Daarvoor heeft hij een uitkering genoten. Rond april 2010 heeft hij deze Audi aangeschaft. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep daarnaar gevraagd, geen enkel inzicht gegeven in waar de auto zich bevindt, noch zijn door hem stukken overgelegd, die zijn stelling dat er sprake is van inruil, ondersteunen. De auto is betaald in contanten: briefjes van € 20,- en € 50,-.
Verder wordt verwezen naar hetgeen hiervoor over het inkomen van de verdachte is overwogen. De verklaring van de verdachte omtrent de inruil van de Audi acht het hof daarom zo onwaarschijnlijk dat deze bij de vorming van het bewijsoordeel ter zijde wordt gesteld.
- -
betaling autoverzekering € 1250,-
- -
aanbetaling leren bekleding Volkswagen Golf € 1000,-
- -
betalingen Schoonderbeek inzake brommobiel € 2500,-
Totaal € 22.774,-
Verdachte heeft op die onderdelen geen aannemelijke verklaring gegeven voor het gegeven dat hij de beschikbaarheid had over die vermogensbestanddelen. Zijn inkomen bood daarvoor geen enkele ruimte. Daarnaast wordt in deze zaak bewezen dat de verdachte zich heeft bezig gehouden met diefstal en het vervoer van hasjiesj. Blijkens zijn strafblad is de verdachte ook in 2008 en 2009 voor diefstallen en poging diefstal veroordeeld. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien leidt het hof tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat voormelde vermogensbestanddelen - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren uit misdrijf en dat de verdachte dit wist. Tevens wordt overwogen dat voor zover het betreft het voorhanden hebben van de geldbedragen, dit heeft bijgedragen tot het verbergen of verhullen van de criminele herkomst ervan.
Met betrekking tot de ten laste gelegde brommobiel is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat deze door zijn ex-partner is gefinancierd niet zo onwaarschijnlijk is, dat deze terzijde moet worden gesteld. Hiernaar is ook onvoldoende verder onderzoek gedaan. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
primair:
hij op 7 juni 2010 te Schiphol ([adres]), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg) hasjiesj, geheel toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededaders.
- -
geldbedragen tot in totaal 22.774 euro, en
- -
een horloge van het merk Rolex (type 116200 Date Just en voorzien van het serienummer V091029) en
- -
een auto van het merk Volkswagen (type Golf GTI voorzien van het kenteken [kenteken])
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen,
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, verbeurdverklaring van de nummers 2, 3, 4, 8, 10, 11 en 12 van de kennisgeving inbeslagneming en teruggave aan de verdachte dan wel andere rechthebbenden van de overige in beslag genomen goederen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een zeer grote hoeveelheid hasjiesj uit de opslag van de Kmar te Schiphol. De pakketten hasjiesj lagen daar na een inbeslagname opgeslagen teneinde te worden vernietigd. Het gevolg van deze diefstal zou zijn geweest dat (een deel van) de in beslag genomen hasjiesj weer in het illegale circuit zou zijn gebracht. Het uiterst brutale handelen van de verdachte en zijn medeverdachten door uit een kluis van de bevoegde autoriteiten hasjiesj te stelen heeft de integriteit van de Kmar in ernstige mate schade toegebracht en ondermijnt hetgeen in het kader van de handhaving van de Opiumwet door hen wordt verricht.
Het gebruik van hasjiesj kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de handel in hasjiesj veelal tot negatieve maatschappelijke effecten. De verdachte heeft kennelijk louter met het oog op financieel gewin gehandeld.
Tevens heeft de verdachte een aantal goederen en geldbedragen witgewassen, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel meebrengt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juli 2012 is de verdachte eerder ter zake van diefstal veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Rotterdam van 28 april 2009 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.
2:
hij op 7 juni 2010 te Schiphol en Badhoevedorp, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg) hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3:
hij op één tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 juni 2010 in Nederland, voorwerpen te weten:
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
een Volkswagen, type Golf GTI met kenteken [kenteken];
- -
een telefoon, merk Nokia, kleur zwart (nummer 2 op de beslaglijst);
- -
een telefoon, merk Nokia, kleur zwart (nummer 3 op de beslaglijst);
- -
een Rolex, type 116200 Date Just en voorzien van het serienummer V091029 (nummer 4 op de beslaglijst);
- -
een geldbedrag van 600 euro (nummer 7 op de beslaglijst);
- -
een telefoon, merk Nokia, kleur zwart (nummer 8 op de beslaglijst);
- -
een geldbedrag van 1750,00 euro (nummer 10 op de beslaglijst);
- -
een rugzak met daarin verpakkingsmateriaal (nummer 11 op de beslaglijst) en
- -
een handschoen (nummer 12 op de beslaglijst).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
een brommobiel, Speedino Chatenet, voorzien van het kenteken [nummer];
- -
een Nokia (nummer 15 op de beslaglijst);
- -
notities (nummers 16 en 17 op de beslagljst);
- -
telefoons (nummers 18, 19, 20 en 21 van de beslaglijst);
- -
telefoontoebehoren (nummers 23, 24, 25, 26 en 27 op de beslaglijst);
- -
een kluis (nummer 28 op de beslaglijst);
- -
een fotocamera (nummer 29 op de beslaglijst)..
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 28 april 2009, parketnummer 10-661018-09, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, te vervangen door een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Winkels, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
- 30.
augustus 2012.
mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.E.A. Wildenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.