Rb. Gelderland, 24-12-2013, nr. 254031 FZ RK 13-2299
ECLI:NL:RBGEL:2013:6074
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
24-12-2013
- Zaaknummer
254031 FZ RK 13-2299
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:6074, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 24‑12‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JPF 2014/54
Uitspraak 24‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Toepassing nieuwe richtlijn kinderalimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen. Rechtbank houdt rekening met dubbele woonlast van de man in het kader van de aanvaardbaarheidstoets. Woonlast die de man betaalt in het kader van de echtelijke woning wordt aangemerkt als een betaling waarmee hij feitelijk in de woonkosten van de vrouw en de kinderen voorziet, hetgeen kan worden gezien als een vorm van onderhoudsbijdrage in natura.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team familierecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 254031 FZ RK 13-2299
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 24 december 2013
in de zaak van:
[vrouw],
wonende te [plaats ], [gemeente],
verzoekster, verder te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M.L.J. Wekking te Apeldoorn,
t e g e n
[man],
wonende te [plaats ], [gemeente],
verweerder, verder te noemen de man,
advocaat: mr. W.T.M. Krieger te Enschede,
ter zitting bijgestaan door mr. J.F. Sabaroedin te Enschede.
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- -
het verzoekschrift met bijlagen d.d. 12 november 2013, ingekomen op 13 november 2013;
- -
het journaalbericht met bijlagen van mr. Krieger d.d. 29 november 2013,ingekomen bij de rechtbank op 2 december 2013;
- -
het journaalbericht met bijlagen van mr. Wekking d.d. 2 december 2013;
- -
het proces-verbaal van de terechtzitting op 3 december 2013, met als bijlage de doormr. Sabaroedin ter zitting overgelegde (concept) huurovereenkomst van de man;
- -
het journaalbericht met bijlagen van mr. Sabaroedin d.d. 5 december 2013;
- -
het journaalbericht met bijlagen van mr. Wekking d.d. 5 december 2013,ingekomen bij de rechtbank op 6 december 2013;
- -
het journaalbericht van mr. Wekking d.d. 9 december 2013;
- -
het journaalbericht met bijlage van mr. Wekking d.d. 10 december 2013.
Het verzoek
De vrouw verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van de procedure:
1.
de kinderen van partijen toe te vertrouwen de vrouw;
2.
te bepalen dat de kinderen één keer per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 19.00 uur bij de man zullen verblijven, alsmede een deel van de vakanties, in onderling overleg nader in te vullen;
3.
te bepalen dat de man met ingang van 1 oktober 2013, althans vanaf de dag van de beschikking, zal bijdragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen met een bedrag van € 591,50 voor de drie kinderen gezamenlijk, althans met een zodanig bedrag per kind per maand als uw rechtbank meent dat redelijk is, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
4.
te bepalen dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te [plaats ] ([gemeente]) aan [adres] heeft, met bevel aan de man de woning te verlaten en niet meer te betreden;
5.
te bepalen dat de man gehouden is de helft van de woonlasten, verbonden aan de echtelijke woning te [plaats ] ([gemeente]) aan [adres], maandelijks bij vooruitbetaling op de gezamenlijke rekening te voldoen.
De beoordeling
toevertrouwing kinderen en uitsluitend gebruik woning
De man voert geen verweer tegen de door de vrouw verzochte voorzieningen omtrent de toevertrouwing van de kinderen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, zodat de rechtbank die verzoeken zal toewijzen met dien verstande dat ten aanzien van het verzoek omtrent het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning ten aanzien van de man niet een bevel tot verlaten van die woning zal worden afgegeven, nu gebleken is dat de man de echtelijke woning al enige tijd geleden heeft verlaten en thans elders verblijft.
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De man voert geen verweer tegen de door de vrouw verzochte regeling. Hij wenst tevens de regeling voor de aankomende kerst-, voorjaars- en zomervakantie concreet vast te leggen.
De vrouw kan daarmee instemmen en wenst tevens een concrete afspraak te maken over de verjaardagsviering van de minderjarige [kind 3] op[datum] 2013 en over Pasen en Pinksteren.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de kinderen in de kerstvakantie 2013/2014:
- -
van 20 december 17.00 uur tot 24 december 19.00 uur bij de man zullen verblijven;
- -
van 24 december 19.00 uur tot 26 december 10.00 uur bij de vrouw zullen verblijven;
- -
van 26 december 10.00 uur tot 27 december 10.00 uur bij de man zullen verblijven;
- -
van 27 december 10.00 uur tot 3 januari 17.00 uur bij de vrouw zullen verblijven;
- -
van 3 januari 17.00 uur tot 5 januari 19.00 uur bij de man zullen verblijven.
Partijen zijn voorts voor het jaar 2014 overeengekomen dat de kinderen:
- -
in de voorjaarsvakantie bij de vader zullen verblijven;
- -
tijdens de Paasdagen bij de moeder zullen verblijven;
- -
in de meivakantie bij de moeder zullen verblijven;
- -
tijdens de Pinksterdagen bij de vader zullen verblijven.
De vrouw heeft in de door haar voorgestelde zorg- en contactregeling opgenomen dat de kinderen hun verjaardag vieren bij de ouder waar ze op dat moment verblijven. Volgens de regeling verblijft [kind 3] op haar verjaardag op[datum] a.s. bij de man. De man en vrouw hebben ter zitting afgesproken dat de vrouw ’s ochtend tussen 10.00 en 12.00 uur bij de man zal langskomen om de verjaardag van [kind 3] te vieren. De rechtbank vertrouwt erop dat partijen zich aan deze afspraak zullen houden en ziet, gelet op de datum van de beschikking, geen aanleiding om deze afspraak vast te leggen in het dictum.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen voor de duur van de echtscheidingsprocedure vaststellen als na te melden.
kinderalimentatie
ingangsdatum
De vrouw verzoekt als ingangsdatum te bepalen primair 1 oktober 2013, subsidiair datum beschikking. Zij heeft daartoe aangevoerd dat partijen tijdens een zogenaamd viergesprek op 3 oktober 2013 hebben gesproken over betaling van kinderalimentatie door de man. De man heeft zich toen laten bijstaan door een financieel adviseur. Afgesproken werd volgens de vrouw dat de man in ieder geval per 1 oktober 2013 zou gaan bijdragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Tot op heden heeft de vrouw geen bijdrage in dit kader ontvangen.
De man kan zich niet verenigen met de primair verzochte ingangsdatum. Hij heeft ter zitting verklaard dat tijdens het viergesprek is afgesproken dat zijn financieel adviseur een berekening zou maken van zijn draagkracht en dat dit is gebeurd. Uit die berekening bleek dat de man geen draagkracht heeft voor betaling van kinderalimentatie, zodat de man ook niet gehouden is deze te voldoen.
Nu niet gebleken is dat tussen partijen een eensluidende afspraak is over de ingangsdatum van een eventuele bijdrage van de man in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen, bepaalt de rechtbank – voor zover hieronder zou blijken dat de man voldoende draagkracht heeft – de ingangsdatum op de datum beschikking, te weten 24 december 2013.
behoefte van de kinderen
Partijen zijn verdeeld over de behoefte van de kinderen. Zij hebben over en weer berekeningen overgelegd betreffende elkaars netto besteedbaar inkomen (hierna: ook het NBI) gedurende de samenleving. Partijen komen tot verschillende uitkomsten.
De rechtbank overweegt als volgt. Als onweersproken is komen vast te staan dat de huwelijkse samenleving tussen partijen in juli 2013 is geëindigd en dat partijen gedurende de samenleving geen recht hadden op kindgebonden budget.
Uit de door de vrouw overgelegde salarisspecificatie van de man (productie 4A bij verzoekschrift), blijkt dat de man in juli 2013 een inkomen uit dienstbetrekking had van
€ 3.499,-- bruto per maand. Rekening houdend met 8% vakantietoeslag, de ingehouden pensioenpremie en de heffingskortingen, berekent de rechtbank, evenals de vrouw, het NBI van de man op € 2.475,-- per maand. De vrouw heeft in eerste instantie gesteld dat daarbij dient te worden opgeteld € 200,-- netto per maand, welk bedrag de man gemiddeld heeft verdiend door werkzaamheden te verrichten voor de [naam 1]. Vervolgens heeft zij gesteld dat de bijtelling moet worden gesteld op het gemiddelde van de vergoedingen van € 331,19 en € 334,95 die respectievelijk op 21 oktober en 20 november 2013 zijn bijgeschreven op de bankrekening van de man. De man verweert zich tegen de hoogte van deze bijtelling. Hij stelt dat deze op € 26,83 per avond moet worden gesteld, gemiddeld op € 95,53 per maand. De man heeft toegelicht dat sinds hij in Heeten woont de vergoedingen lager zijn, dat de vergoedingen achteraf worden uitbetaald en dat hij in de vakantie ingevallen heeft in [plaats ] wegens een tekort aan mankracht.
Nu partijen over en weer hun stellingen tegenover de betwisting door de ander onvoldoende hebben onderbouwd, zal de rechtbank in redelijkheid rekening houden met een bijtelling van € 200,-- per maand. Dit betekent dat het NBI van de man komt op een totaal van € 2.675,-- per maand.
Ten aanzien van de vrouw is gebleken dat zij inkomen uit dienstbreking genereert bij twee werkgevers, te weten [naam 2] en [naam 3]. Uit de door haar overgelegde salarisspecificaties van beide werkgevers over de maanden juni tot en met augustus 2013 (producties 5A en 5B bij verzoekschrift), blijkt dat zij over die maanden een gemiddeld inkomen heeft gehad van € 2.310,-- bruto per maand. Rekening houdend voor beide inkomens met 8% vakantietoeslag, de pensioenpremies, de heffingskortingen, en voor wat betreft het inkomen van [naam 2] de eindejaarsuitkering, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 1.741,-- per maand.
Aldus gerekend bedroeg het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van de samenleving
€ 4.416,-- per maand.
Voor de bepaling van de behoefte van de kinderen zoekt de rechtbank aansluiting bij het rapport kosten van kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie en de daarbij behorende tabel 2013, tweede helft. Gelet op de leeftijd van de kinderen in juli 2013, te weten 11, 9 en 7 jaar, gaat de rechtbank uit van zes kinderbijslagpunten. Aan de hand van voornoemd rapport en voormeld netto gezinsinkomen stelt de rechtbank de behoefte van de kinderen, gekoppeld aan de behoeftetabel voor drie kinderen, vast op afgerond € 1.302,-- per maand.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van het door de vrouw te ontvangen kindgebonden budget. De vrouw stelt dat het kindgebonden budget € 152,-- per maand bedraagt en de man stelt dit € 163,-- is. Onbetwist is gebleven de stelling van de vrouw dat zij thans in de Ziektewet zit en dat zij daardoor minder extra uren kan werken en een lagere onregelmatigheidstoeslag (ORT) ontvangt. De vrouw is in haar proefberekening toeslagen (productie 6 bij verzoekschrift) uitgegaan van een toetsingsinkomen in 2013 van € 28.000,--. Nu ook dit toetsingsinkomen onbetwist is gebleven, zal rechtbank daarvan uitgaan. Volgens de door de rechtbank gemaakte proefberekening toeslagen bedraagt het door de vrouw te ontvangen kindgebonden budget € 132,-- per maand. Dit bedrag dient in mindering te worden gebracht op de hierboven berekende behoefte van de kinderen.
Aldus gerekend bedraagt het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen(€ 1.302,-- -/- € 132,--) € 1.170,-- per maand, oftewel € 390,-- per kind per maand. In beginsel dienen beide ouders naar draagkracht hierin te voorzien.
De zorgkorting is tussen partijen niet in geschil en bedraagt 15% van € 390,--, per kind per maand, ofwel afgerond € 58,-- per kind per maand. Of deze zorgkorting al dan niet kan worden geëffectueerd zal de rechtbank hierna beoordelen, nu dat afhankelijk is van de beschikbare draagkracht van partijen samen.
draagkracht vrouw
Partijen zijn verdeeld over de draagkracht van de vrouw.
Bij de berekening van de draagkracht van de vrouw gaat de rechtbank uit van een bruto jaarinkomen van € 28.000,--. Daarbij verwijst de rechtbank naar hetgeen hierboven is overwogen over dit inkomen bij de berekening van het kindgebonden budget. Uitgaande van dit inkomen en rekening houdend met, alles op jaarbasis, de algemene heffingskorting ad € 2.001,--, de arbeidskorting ad € 1.723,--, de alleenstaande-ouderkorting ad € 2.151,--, de inkomens-afhankelijke combinatiekorting ad € 1.951,-- en de verschuldigde inkomensheffing ad € 2.952,--, berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op € 25.048,-- per jaar, ofwel € 2.087,-- per maand.
Aan de hand van de draagkrachttabel, jaarlijks gepubliceerd in de bijlage bij het rapport van de Expertgroep alimentatienormen, heeft de vrouw draagkracht voor € 426,-- per maand, ofwel afgerond € 142,-- per kind per maand.
draagkracht man
Partijen zijn eveneens verdeeld over de draagkracht van de man.
Bij de berekening van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van een bruto dagloon van € 129,68 (WW-uitkering), hetgeen omgerekend een bruto jaarinkomen oplevert van € 33.722,--. Rekening houdend met 8% vakantietoeslag (€ 2.698,--), de algemene heffingskorting ad € 2.001,--, de verschuldigde inkomensheffing ad € 12.313,-- en de bijtelling van € 200,-- netto per maand terzake de werkzaamheden voor de Veiligheidsregio zoals hiervoor onder het kopje “behoefte van de kinderen” is overwogen, berekent de rechtbank het NBI van de man op € 26.507,-- per jaar, ofwel € 2.208,-- per maand.
Aan de hand van de draagkrachttabel, jaarlijks gepubliceerd in de bijlage bij het rapport van de Expertgroep alimentatienormen, heeft de man draagkracht voor € 487,-- per maand, ofwel afgerond € 162,-- per kind per maand. Rekening houdend met het door de man te behalen fiscaal voordeel ad € 149,--, ofwel afgerond € 49,-- per kind per maand, heeft de man een totale draagkracht van € 633,--, ofwel € 211,-- per kind per maand.
Nu de gezamenlijk draagkracht, te weten € 1.059,-- per maand, lager is dan de aanvullende behoefte van alle kinderen tezamen, te weten € 1.170,--, is er sprake van een tekort aan gezamenlijke draagkracht ad € 111,-- per maand. Dit brengt met zich dat de man de hiervoor berekende zorgkorting ad € 174,-- per maand, niet volledig kan realiseren. Het tekort aan draagkracht dient over beide partijen gelijkelijk te worden verdeeld. Aldus gerekend bedraagt de ten laste van de man te bepalen bijdrage in beginsel € 513,--, ofwel € 171,--
per kind per maand.
aanvaardbaarheidstoets
De man heeft een beroep gedaan op de aanvaardbaarheidstoets. De rechtbank begrijpt zijn stellingen aldus dat de bijdrage die van hem wordt verlangd in de situatie dat hij naast zijn eigen (kale) huurkosten van € 710,-- per maand een bedrag van € 800,-- bruto per maand dient te betalen ter zake de kosten van de echtelijke woning, tot een onaanvaardbare uitkomst zal leiden, omdat de man dan van zijn inkomen, na vermindering van de feitelijke lasten, minder dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm overhoudt.
De vrouw heeft het beroep op de aanvaardbaarheidstoets gemotiveerd betwist.
De vrouw heeft vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de huurovereenkomst, nu de huurwoning een recreatiewoning betreft die gelegen is op het terrein waarvan volgens haar de moeder van de man beheerder is. Daarnaast heeft de vrouw aangevoerd dat in de opgevoerde huurkosten van € 710,-- per maand tevens zijn verwerkt de kosten van de parkeerplaatsen en de gemeentelijke belastingen en heffingen, zodat alleen al om die reden rekening zou moeten worden gehouden met lagere huurkosten. Voorts heeft de vrouw aangevoerd dat van de man verwacht mag worden dat hij een zodanige woonruimte huurt die passend is bij zijn budget en die hem bovendien in staat stelt om zijn gebruikelijke werkzaamheden met het daarbij behorende inkomen bij de vrijwillige brandweer te blijven uitoefenen.
De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft bij journaalbericht d.d. 5 december 2013 een op 3 december 2013 ondertekende huurovereenkomst overgelegd, welke overeenkomst blijkens artikel 1 van die overeenkomst is ingegaan op 1 december 2013. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en/of betrouwbaarheid van deze huurovereenkomst te twijfelen, zoals door de vrouw is betoogd. Voor wat betreft de hoogte van de huurkosten zal de rechtbank in haar berekening rekening houden met een redelijke woonlast van 0.3 van het NBI van de man, te weten afgerond € 662,-- per maand. De (overige) verweren van de vrouw op dit punt maken dit niet anders.
Voorts overweegt de rechtbank dat tussen partijen vaststaat dat ieder van hen zal bijdragen in de (hypotheek)kosten van de echtelijke woning met een bedrag van € 800,-- bruto per maand. Onbetwist is gebleven dat de man dit tot nu toe daadwerkelijk heeft betaald en dat de betaling neerkomt op zo’n € 500,-- netto per maand. Nu de man met deze betaling in feite voorziet in de woonkosten van de vrouw en de kinderen, hetgeen kan worden gezien als een vorm van onderhoudsbijdrage in natura, acht de rechtbank het redelijk om met deze kosten rekening te houden.
Gelet op het hiervoor overwogene zou de man bij oplegging van de hiervoor berekende bijdrage in de kosten van de kinderen van € 513,-- per maand, in totaal (€ 513,-- + € 662,-- + € 500,--) € 1.675,-- per maand kwijt zijn aan feitelijke lasten. Dit brengt met zich dat de man (€ 2.208,-- -/- € 1.675,--) € 533,-- per maand overhoudt om in de kosten van zijn eigen levensonderhoud te voorzien, hetgeen minder is dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm van € 926,-- per maand. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de berekende bijdrage leidt tot een onaanvaardbare uitkomst, temeer nu het in de onderhavige situatie gaat om een vaststelling van kinderalimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen, welke tijdelijk van aard zijn.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, bepaalt de rechtbank de draagkracht van de man op afgerond € 135,--, ofwel € 45,-- per kind per maand. Nu in deze situatie de zorgkorting minus het gedeelde tekort aan draagkracht leidt tot een negatieve waarde, kan de zorgkorting niet geeffectueerd worden. De man heeft bij oplegging van voormelde bijdrage geen recht op fiscaal voordeel. De rechtbank zal gelet op het voorgaande beslissen als na te melden.
de kosten van de echtelijke woning
De man heeft ter zitting verklaard in te kunnen stemmen met de door de vrouw verzochte verstaansverplichting ten aanzien van de kosten van de echtelijke woning, mits daarmee rekening wordt gehouden bij het berekenen van zijn draagkracht. Nu dit laatste het geval is, zal de rechtbank de verstaansverplichting in het dictum opnemen conform de afspraak tussen partijen dat de man zal bijdragen met € 800,-- bruto per maand, zijn aandeel in de kosten van de echtelijke woning.
uitvoerbaar bij voorraad
Nu tegen de te dezen te geven beschikking geen hogere voorziening openstaat, behoudens cassatie in het belang der wet, zal de rechtbank het verzoek de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afwijzen.
De beslissing voor de duur van het geding
De rechtbank:
- -
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres] te [plaats ], [gemeente], met bevel aan de man deze woning niet verder te betreden;
- -
vertrouwt de minderjarige kinderen van partijen:[kind 1], geboren op[2001] te [plaats ];[kind 2], geboren op[2003] te [plaats ] en [kind 3], geboren op [2005] te [plaats ], toe aan de vrouw;
- -
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over voornoemde minderjarige kinderen aldus vast zij één keer per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 19.00 uur bij de man zullen verblijven, alsmede een deel van de vakanties, in onderling overleg nader in te vullen, voor zover hieronder niet anders is vastgesteld;
- -
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over voornoemde minderjarige kinderen aldus vast dat zij in de kerstvakantie 2013/2014:
van 20 december 17.00 uur tot 24 december 19.00 uur bij de man zullen verblijven;
van 24 december 19.00 uur tot 26 december 10.00 uur bij de vrouw zullen verblijven;
van 26 december 10.00 uur tot 27 december 10.00 uur bij de man zullen verblijven;
van 27 december 10.00 uur tot 3 januari 17.00 uur bij de vrouw zullen verblijven;
van 3 januari 17.00 uur tot 5 januari 19.00 uur bij de man zullen verblijven;
- stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de voornoemde minderjarige kinderen aldus vast dat zij in 2014:
de voorjaarsvakantie bij de vader zullen verblijven;
tijdens de Paasdagen bij de moeder zullen verblijven;
de meivakantie bij de moeder zullen verblijven;
tijdens de Pinksterdagen bij de vader zullen verblijven;
- bepaalt dat de man met ingang van 24 december 2013 € 45,-- (vijfenveertig euro) per kind per maand aan de vrouw zal betalen voor de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige kinderen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- -
verstaat dat de man zal betalen € 800,-- (achthonderd euro) bruto per maand terzake de helft van de woonlasten, verbonden aan de echtelijke woning van partijen aan [adres] [plaats ], [gemeente], maandelijks bij vooruitbetaling op de gezamenlijke rekening te voldoen;
- -
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. Peters, rechter, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2013, in tegenwoordigheid van mr. C.J. van der Sloot, de griffier.
conc./coll.: cs