type: BPWBcoll:
Rb. Amsterdam, 18-09-2014, nr. C/13/569654 / KG ZA 14-960 PS/BB
ECLI:NL:RBAMS:2014:6118
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
18-09-2014
- Zaaknummer
C/13/569654 / KG ZA 14-960 PS/BB
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:6118, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 18‑09‑2014; (Kort geding)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Computerrecht 2014/184 met annotatie van A.P.C. Roosendaal
JBP 2015/31 met annotatie van Mr. drs. B. van der Sloot
JBP 2014/108 met annotatie van mr. B. van der Sloot
Uitspraak 18‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Zoekmachine Google Search hoeft de gegevens van een veroordeelde man niet te verwijderen. Dat heeft de voorzieningenrechter bepaald. De man wilde dat Google verschillende links die verwijzen naar websites (waarop informatie staat over de veroordeling van de man in 2012 voor een ernstig misdrijf) zou verwijderen. De man baseerde zich daarbij op de Wet bescherming persoonsgegevens en een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU. Volgens het Costeja-arrest van dat Hof kan men zich alleen verzetten tegen het tonen van zoekresultaten die ‘irrelevant” ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat negatieve publiciteit als gevolg van een ernstig misdrijf in zijn algemeenheid juist blijvend relevante informatie over een persoon is. Dat de zoekresultaten verwijzen naar berichten die ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zijn, heeft de man onvoldoende onderbouwd.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/569654 / KG ZA 14-960 PS/BB
Vonnis in kort geding van 18 september 2014
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 5 augustus 2014,
advocaat mr. D.I.N. Levinson-Arps te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOOGLE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
GOOGLE INC.,
gevestigd te Mountain View, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
gedaagden,
advocaat mr. R.D. Chavannes te Amsterdam.
1. De procedure
1.1.
Ter terechtzitting van 28 augustus 2014 heeft eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij de vordering heeft gewijzigd zoals staat vermeld onder 3.1. Gedaagden, ook wel ieder afzonderlijk Google Netherlands en Google Inc genoemd, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Eiser heeft de aanvankelijk door hem in het geding gebrachte productie 26 ter zitting ingetrokken.Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van eiser: eiser met mr. Levinson-Arps, vergezeld door een oud-collega en de strafrechtadvocaat van eiser;
aan de zijde van gedaagden: [persoon], hoofd juridische zaken bij Google Netherlands, met mr. Chavannes en zijn kantoorgenote mr. D. Verhulst. Tevens waren aanwezig enkele kantoorgenoten en student-stagiaires van het kantoor van mr. Chavannes en mr. Verhulst.
1.2.
Door eiser is verzocht om een behandeling van de zaak achter gesloten deuren ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Nu gedaagden daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt en gezien de aard van de zaak heeft de voorzieningenrechter besloten om de zaak achter gesloten deuren te behandelen.
2. De feiten
2.1.
Op 27 mei 2012 is op SBS 6 een aflevering van het programma “Misdaadverslaggever” van Peter R. de Vries uitgezonden. In die aflevering werden camerabeelden getoond waarin eiser met een (vermeend) huurmoordenaar (hierna A te noemen) bespreekt hoe deze een concurrent van eiser in de escortbranche het beste kan (laten) liquideren. De beeldopnames zijn in het geheim door A gemaakt met behulp van een balpen waarin een camera zat. Eiser wordt in deze (door Peter R. de Vries uitgezonden) beeldopnames veelvuldig herkenbaar en zonder beeld- of geluidsvervorming in beeld gebracht, doch wordt in de uitzending niet met zijn volledige naam aangeduid, maar met zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam.
2.2.
Eiser is bij vonnis van deze rechtbank van 15 augustus 2012 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor poging tot uitlokking van huurmoord. Deze veroordeling is mede gebaseerd op de in 2.1 genoemde beeldopnames van A.
In het vonnis is, voor zover hier relevant, het volgende overwogen:
‘Ter terechtzitting heeft de rechtbank de videobeelden van het tweede gesprek dat tussen verdachte en [A] heeft plaatsgevonden, bekeken. In tegenstelling tot hetgeen verdachte heeft verklaard is de rechtbank van oordeel dat uit de wijze waarop het gesprek wordt gevoerd, de inhoud van het besprokene en de gedragingen (de lichaamstaal) van verdachte tijdens dit gesprek niet valt op te maken dat verdachte bang was voor [A] en daarom met hem meespeelde. Integendeel: op de beelden valt te zien dat verdachte achteroverleunend geheel op zijn gemak een boterham zat te eten terwijl verdachte in het gesprek het initiatief nam en in detail [A] op een gebiedende en zakelijke wijze heeft geïnstrueerd hoe hij de moord op [de concurrent] moest uitvoeren. Het was dan ook een serieus gesprek tussen verdachte en [A].
(…)
Het vorenoverwogene brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in het tweede gesprek [A] de opdracht heeft gegeven om [de concurrent] te vermoorden. Nu verdachte de bedoeling had en er kennelijk vanuit ging dat [A] deze opdracht na dit gesprek zou uitvoeren, was het ten laste gelegde feit op dat moment voltooid. Bepalend is dat verdachte in het tweede gesprek aan [A] vraagt of [A] hem die avond bewijs kan geven. Het derde gesprek, waarvan de rechtbank de geluidsopname ter terechtzitting heeft beluisterd, begint met de mededeling van [A] dat het nog niet is gebeurd. Het was dus de bedoeling dat de moord na het tweede gesprek zou worden gepleegd.
Het voorgaande leidt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
(…)
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte [A] de opdracht heeft gegeven om tegen betaling zijn grootste concurrent [slachtoffer]te vermoorden. Daarmee heeft verdachte geprobeerd te bewerkstelligen dat [slachtoffer]zijn grootste goed, te weten zijn leven, zou worden ontnomen. Dat dit uiteindelijk niet is gebeurd, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte te danken is. Daarbij moet het voor [de concurrent] zeer beangstigend zijn te weten dat zijn concurrent heeft geprobeerd hem te laten vermoorden. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte, zoals blijkt uit het gesprek dat op video is opgenomen, met grote achteloosheid en buitengewoon kil en zakelijk spreekt over de wijze waarop de moord zou moeten worden gepleegd. Daarbij moet volgens verdachte niet worden geschroomd om eventuele getuigen die op dat moment aanwezig zijn, eveneens te vermoorden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een zeer ernstig misdrijf heeft gepleegd en acht derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur geboden.’
Eiser is tegen het vonnis van 15 augustus 2012 in hoger beroep gegaan. Eiser is in afwachting van het arrest van het gerechtshof, dat volgens zijn strafrechtadvocaat eind 2014/begin 2015 wordt verwacht, in vrijheid gesteld.
2.3.
Verschillende media hebben bericht over voornoemde veroordeling van eiser en de daaraan voorafgegane uitzending van Peter R. de Vries. In die berichten is eiser niet met zijn volledige naam aangeduid maar met zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam. Daarnaast heeft de zaak schrijver [auteur] geïnspireerd tot het schrijven van een nieuw boek in een misdaadserie. In 2013 verscheen het boek “[titel]”, waarvan ook een Engelse vertaling bestaat. [auteur] omschrijft het boek als ‘faction’, een mix van feit en fictie. In het boek wordt daadwerkelijk een moord gepleegd. Het personage dat de moord laat plegen heeft de naam van eiser.
2.4.
Google Search is een door Google Inc op het internet aangeboden zoekmachine. Google Search helpt de internetgebruiker om aan de hand van één of meer opgegeven zoektermen uit alle informatie op het internet de meest relevante informatie te verkrijgen. De naar aanleiding van de opgegeven zoektermen weergegeven zoekresultatenlijst geeft hyperlinks (URL’s) weer die verwijzen naar webpagina’s, afbeeldingen of locaties. Google Autocomplete is een functie binnen Google Search die gebruikers in staat stelt sneller informatie te vinden door voorspellingen van de zoekterm te tonen, terwijl een gebruiker de zoekterm intypt.
2.5.
Bij het opgeven van de volledige naam van eiser als zoekterm in Google Search worden/werden als zoekresultaten verschillende URL’s weergegeven. In dit kort geding gaat het, na intrekking van de vorderingen met betrekking tot de URL’s die verwijzen naar Amerikaanse justitiële documentatie aangaande eiser (in de dagvaarding weergegeven onder III (g) en (h), om de volgende URL’s:
- -
[links]
- -
[links]
- -
[links]
- -
[links]
- -
[links]
- -
.
2.6.
Bij het invoeren van de volledige naam van eiser wordt in Google Search als autocomplete-aanvulling “peter r de vries” gegeven.
2.7.
Verder wordt bij het invoeren van de volledige naam van eiser in Google Search onderaan de zoekresultatenpagina de volgende mededeling vermeld:
“Sommige resultaten zijn mogelijk verwijderd op grond van Europese wetgeving inzake gegevensbescherming. Meer informatie.”
2.8.
Op 14 juni 2014 en 24 juli 2014 heeft (de advocaat van) eiser met behulp van een daartoe bestemd onlineformulier gedaagden verzocht om de onder 2.5 vermelde URL’s (a tot en met h) niet meer als resultaat te tonen bij het invoeren van zijn naam in Google Search.
2.9.
Google Inc heeft hierop bij e-mail van 21 augustus 2014 aan de advocaat van eiser laten weten dat Google Inc het verzoek van eiser voor wat betreft de URL’s (a), (b) en (e) heeft ingewilligd en dat zij voor wat betreft de overige URL’s niet aan het verzoek zal voldoen.
2.10.
De URL’s (c) (d) en (f) verwijzen naar pagina’s op respectievelijk Amazon.com, books.google.nl en Abebooks.com waarop informatie staat over het boek “[titel]” van [auteur].
3. Het geschil
3.1.
Eiser vordert na eiswijziging samengevat - gedaagden op straffe van een dwangsom te veroordelen:
I. tot het rectificeren, uitwissen en/of afschermen van de (bijzondere) persoonsgegevens van eiser door verwijdering van de in het lichaam van de dagvaarding en bij pleidooi genoemde URL’s die met zijn persoon in verband worden gebracht bij het invoeren van de naam/namen van eiser in de (resultaten van de) zoekmachine(s) van gedaagden;
II. elke en alle zoekresultaten, althans de door gedaagden gepubliceerde URL’s waarin de persoonsgegevens van eiser niet (meer), althans niet (meer) volledig genoemd worden, uit de (resultaten van de) zoekmachine(s) van gedaagden bij het invoeren van de naam/namen van eiser te verwijderen en verwijderd te houden;
III. de onderaan de webpagina van de zoekresultaten van de zoekmachine(s) van gedaagden bij de invoeren van de naam/namen van eiser weergegeven mededeling “Sommige resultaten zijn mogelijk verwijderd op grond van Europese wetgeving inzake gegevensbescherming. Meer informatie.” te verwijderen en verwijderd te houden;
IV. de naam/namen van eiser te ontkoppelen van de naam van “Peter R. de Vries” in de (geautomatiseerde) zoekbalk van de zoekmachine(s) van gedaagden;
V. zich te onthouden van iedere inbreuk op de privacy van eiser door het (doen) openbaar maken en/of verveelvoudigen van de in het lichaam van de dagvaarding en bij pleidooi genoemde URL’s in haar zoekmachine(s) in verband met de geautomatiseerde verwerking van de naam/namen van eiser voor commerciële doeleinden, dan wel het doen van publicitaire en/of andere reclame-uitingen van gelijke aard of strekking, in enigerlei vorm of op enigerlei wijze (met inbegrip van Google Books).
Eiser vordert ten slotte gedaagden te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De bij eiswijziging opgenomen aanvulling “bij pleidooi genoemde URL’s” heeft betrekking op een URL die verwijst naar een pagina van het Algemeen Dagblad waarin melding wordt gemaakt van de onder 2.2 vermelde veroordeling van eiser.
3.2.
Eiser heeft zich met betrekking tot zijn vorderingen beroepen op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en een recent arrest van Hof van Justitie van de EU van 13 mei 2014 (inzake Google Spanje/Costeja), hierna het Costeja-arrest, alsmede op onrechtmatig handelen van gedaagden.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover van belang, nader weergegeven.
4. De beoordeling
Ontvankelijkheid
4.1.
Gedaagden hebben primair als verweer gevoerd dat eiser niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vorderingen die betrekking hebben op onderdrukking van zoekresultaten (en dus gebaseerd zijn op artikel 36 en 40 Wbp en het daarop betrekking hebbende Costeja-arrest) omdat artikel 46 Wbp voor dergelijke vorderingen een verzoekschriftprocedure voorschrijft.
4.2.
De voorzieningenrechter onderschrijft de stelling van gedaagden dat voor vorderingen gebaseerd op artikel 36 en 40 Wbp en het Costeja-arrest, zoals hier (onder meer) aan de orde, op grond van artikel 46 Wbp een verzoekschriftprocedure is aangewezen, maar volgt gedaagden niet in hun stelling dat eiser daarmee niet-ontvankelijk is. Als de aangewezen rechtsgang voor spoedeisende gevallen geen met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang biedt waarin eiser een met het kort geding vergelijkbaar resultaat kan bereiken, kan de voorzieningenrechter immers als ‘restrechter’ van de vorderingen kennis nemen. De in artikel 46 Wbp aangewezen verzoekschriftprocedure biedt niet een dergelijke met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang. Gedaagden hebben weliswaar gesteld dat in de verzoekschriftprocedure om een verkorting van termijnen kan worden gevraagd, maar dat is niet vergelijkbaar met een kortgedingprocedure. Aan het niet-ontvankelijkheidsverweer wordt derhalve voorbij gegaan.
Google Netherlands
4.3.
Wat betreft de inhoudelijke beoordeling wordt het volgende vooropgesteld.
De vorderingen van eiser hebben, kort gezegd, betrekking op de (werkwijze van) zoekdienst Google Search. Gedaagden hebben gesteld dat Google Inc de entiteit is die Google Search ontwikkelt, realiseert en aanbiedt en alle beslissingen neemt ten aanzien van informatie, inclusief persoonsgegevens. Google Netherlands is volgens hen in het geheel niet betrokken bij de realisatie en het aanbieden van Google Search en kan dan ook niet worden aangemerkt als verantwoordelijke in de zin van de Wbp. Dat Google Inc en niet Google Netherlands als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt volgt volgens gedaagden ook uit het Costeja-arrest.
4.4.
Nu eiser tegen hetgeen gedaagden over de betrokkenheid van Google Netherlands naar voren heeft gebracht geen dan wel onvoldoende verweer heeft gevoerd, worden de vorderingen jegens Google Netherlands reeds op die grond afgewezen.
Google Inc
4.5.
Ten aanzien van de vorderingen jegens Google Inc wordt allereerst overwogen dat terughoudendheid is geboden bij het opleggen van beperkingen aan de werking van een zoekmachine als Google Search. Zoekmachines als Google Search vervullen immers een belangrijke maatschappelijke functie. Het internet bevat een onmetelijke hoeveelheid informatiebronnen, waaronder een onvoorstelbaar groot aantal websites. De inhoud van het internet verandert bovendien per seconde. Zoekmachines helpen de internetgebruiker in deze oceaan van informatie bij het zoeken naar de informatie waarnaar hij/zij op zoek is. Verder is van belang dat zoekmachines zonder menselijke tussenkomst functioneren, in die zin dat de zoekresultaten via een geautomatiseerd systeem volgen op door de internetgebruiker ingevoerde zoektermen. De functie van catalogus, die de zoekmachine in feite is, zou ernstig worden belemmerd indien strenge beperkingen aan de werking ervan zou worden opgelegd en daarmee zou de zoekmachine aan geloofwaardigheid inboeten.
4.6.
Voor wat betreft de vorderingen die betrekking hebben op het onderdrukken van zoekresultaten (vorderingen onder I, II en V) geldt dat de wijze waarop Google Inc bij het aanbieden van haar zoekmachine persoonsgegevens verwerkt gerechtvaardigd is op grond van de in artikel 8 sub f Wbp genoemde verwerkingsgrond, dat de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van haarzelf en dat van de gebruikers voor wie zij de gegevens ontsluit en de partijen van wie zij de gegevens ontsluit. Dit is immers in het Costeja-arrest bevestigd en wordt ook niet betwist door eiser.
4.7.
Dat neemt echter niet weg dat een betrokkene (hier: eiser) op grond van artikel 36 en 40 Wbp de voor de verwerking verantwoordelijke instantie (hier: Google Inc) kan verzoeken bepaalde gegevens niet langer te verwerken dan wel te verwijderen, waarbij voor de uitleg en toepassing van artikel 36 en 40 Wbp aansluiting moet worden gezocht bij de Privacyrichtlijn en het Costeja-arrest.
Voor beantwoording van de vraag of Google Inc op grond van artikel 36 Wbp moet overgaan tot het verwijderen van URL’s die volgen op het invoeren van de naam van eiser in Google Search is ingevolge het Costeja-arrest van belang of de verkregen informatie, gelet op het geheel van de omstandigheden van het geval, ontoereikend, niet of niet meer ter zake dienend (irrelevant) of bovenmatig is ten aanzien van het doel van de betrokken verwerking door Google Inc. Voor de vraag of eiser terecht een beroep doet op artikel 40 Wbp dient ingevolge het Costeja-arrest te worden nagegaan of zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die verband houden met de bijzondere situatie van eiser zich ertegen verzetten dat hem betreffende gegevens het voorwerp van een verwerking vormen.
Bij de toepassing van beide bepalingen is van belang dat twee fundamentele rechten in het geding zijn, te weten het recht op privacy van eiser (artikel 8 EVRM) en het recht op informatievrijheid van Google Inc (artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet), terwijl ook de belangen van de internetgebruikers, webmasters en aanbieders van informatie op het internet in het oog gehouden moeten worden.
Vordering I
4.8.
Ter terechtzitting is gebleken dat Google Inc naar aanleiding van het op 14 juni 2014 en 24 juli 2014 gedane verzoek van (de advocaat van) eiser over te gaan tot verwijdering van de 2.5 vermelde URL’s (a) tot en met (h) de URL’s onder (a), (b) en (e) heeft verwijderd. Eiser heeft thans derhalve geen belang meer bij zijn vordering tot verwijdering van deze URL’s over te gaan. Op de zitting heeft eiser echter naar voren gebracht dat in de vordering tevens moet worden gelezen dat na verwijdering van de zoekresultaten deze zoekresultaten verwijderd moeten blijven. Niet gebleken is echter van enige (concrete) dreiging dat de zoekresultaten die door Google Inc thans zijn verwijderd weer getoond zullen worden.
4.9.
De URL’s (c), (d) en (f) verwijzen naar websites waarop informatie staat over het boek “[titel]” van [auteur]. Eiser heeft met betrekking tot deze URL’s zijn verwijderingsverzoek in de dagvaarding onderbouwd met de stelling dat deze zoekresultaten verouderd zijn omdat zijn (volledige) naam op Amazon.com, Abebooks.com en Google Books niet meer voorkomt en het boek inmiddels uit de handel is genomen. Google Inc heeft dit gemotiveerd weersproken.
Voor wat betreft de stelling dat de naam van eiser op voornoemde sites niet meer voorkomt is aangaande Amazon.com en Abebooks.com (c) en (f) ter zitting door eiser erkend dat van een verwijdering van zijn (volledige) naam op deze sites geen sprake is. Voor wat betreft de URL (d), die verwijst naar Google Books, geldt dat het feit dat de volledige naam van eiser bij Google Books niet (meer) vermeld staat niet zonder meer betekent dat daarmee de verwijzing verouderd is. Verwezen wordt immers naar een boek waarin een personage met de naam van eiser voorkomt. Voorts heeft Google Inc voldoende aannemelijk gemaakt dat de verwijzingen naar voornoemde sites nog steeds actueel zijn. Het boek, dat (mede) is geënt op feiten waarvoor eiser in 2012 is veroordeeld, is immers in 2013 uitgebracht en, gelet op de door Google Inc in het geding gebrachte stukken, kan er voorshands van worden uitgegaan dat het boek thans nog steeds verkrijgbaar is.
4.10.
Voorts dient bij de beoordeling van de vorderingen tot verwijdering van eiser onwelgevallige zoekresultaten voorop te worden gesteld dat in dit kort geding ervan dient te worden uitgegaan dat eiser in 2012 is veroordeeld voor poging tot uitlokking van een huurmoord. Dat eiser tegen dat vonnis hoger beroep heeft ingesteld, doet daaraan niet af. Eiser heeft tegen het veroordelend vonnis overigens ook niets ingebracht in dit kort geding.
4.11.
Aangenomen moet dus worden dat eiser recentelijk een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd. Dat heeft tot veel publiciteit aanleiding gegeven, onder meer een televisie-uitzending, diverse perspublicaties en een op de gebeurtenissen gebaseerd, deels fictief, boek. Thans heeft eiser de gevolgen van zijn eigen handelen te dragen. Het plegen van een misdrijf heeft nu eenmaal tot gevolg dat men op zeer negatieve wijze in het nieuws kan komen en dit laat ook op het internet – mogelijk zelfs zeer langdurig – zijn sporen na. Het Costeja-arrest beoogt personen niet te beschermen tegen alle negatieve berichten op internet, maar alleen tegen het langdurig ‘achtervolgd worden’ door berichten die ‘irrelevant’, ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zijn.De veroordeling voor een ernstig misdrijf zoals het onderhavige en de negatieve publiciteit als gevolg daarvan zijn in het algemeen blijvend relevante informatie over een persoon. De negatieve kwalificaties die daarbij kunnen voorkomen zullen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zijn. Gedacht zou kunnen worden aan de situatie dat het gepleegde feit zonder duidelijke aanleiding opnieuw aan de orde wordt gesteld met kennelijk geen ander doel dan de betrokkene te schaden of de situatie dat niet zozeer van zakelijke berichtgeving sprake is, maar van een ‘scheldpartij’. Ten aanzien van de zoekresultaten die eiser verwijderd wil zien is in de dagvaarding in het geheel niet onderbouwd (behalve met de in 4.9 reeds weerlegde argumenten) waarom deze ‘irrelevant’, dan wel ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zouden zijn.
4.12.
Bij de vraag of de zoekresultaten irrelevant zijn, moet bovendien worden bedacht dat de zoekterm, bestaande uit de naam van eiser niet samenvalt met de persoon van eiser. Meerdere mensen kunnen dezelfde naam dragen en in dit geval wordt de naam van eiser ook door een personage in een boek gedragen. Dat personage is weliswaar geënt op de persoon van eiser, maar valt daarmee nog niet samen met de persoon van eiser. Het boek wordt gepresenteerd als een combinatie van fictie en werkelijkheid. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de verwijzing naar het boek mogelijk irrelevant is ten opzichte van de persoon van eiser maar niet ten opzichte van de zoekterm die, als gesteld, niet samenvalt met de persoon van eiser.
4.13.
Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat hij in de berichten over het feit waarvoor hij is veroordeeld niet met zijn volledige naam wordt genoemd, maar in het boek van [auteur] wel. Zo kunnen internetgebruikers hem alsnog aan dat feit linken, aldus eiser. Dit maakt echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter nog niet dat de bestreden zoekresultaten (de sites waarop het boek te koop wordt aangeboden) als buitensporig negatief kwalificerend of bovenmatig ten aanzien van het doel van de verwerking door Google Inc zijn aan te merken. Verwezen zij hier allereest naar hetgeen in 4.11 is overwogen. Verder gaat eiser er kennelijk vanuit dat er een afdwingbare norm is die journalisten – en daarmee volgens eiser kennelijk ook zoekmachines als Google Search – onder alle omstandigheden verplicht tot het anonimiseren van een verdachte of veroordeelde van een strafbaar feit. Een dergelijke afdwingbare norm bestaat echter niet. Tot slot gaat de redenering van eiser eraan voorbij dat het boek een mix van fictie en werkelijkheid is en ook als zodanig aan het publiek wordt gepresenteerd. Dus anders dan door eiser is gesteld, kan niet als vanzelfsprekend worden aanvaard dat gebruikers van het internet door de berichten over het feit waarvoor eiser is veroordeeld (waarin eiser volgens in Nederland heersend journalistiek gebruik niet met zijn volledige naam wordt aangeduid) in combinatie met de verwijzingen naar het boek (waarin de opgevoerde opdrachtgever tot de moord dezelfde naam heeft als eiser) zullen weten dat eiser is veroordeeld voor poging tot het uitlokken van een huurmoord. De internetgebruiker die nog niet weet dat eiser voor dit strafrechtelijke feit is veroordeeld kan uit de zoekresultaten niet afleiden dat dit het geval is. Van bovenmatige zoekresultaten ten aanzien van het doel van de verwerking door Google is dan ook geenszins sprake.
4.14.
Ten slotte is voorshands ook niet gebleken van zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen, verband houden met de bijzondere situatie van eiser, die maken dat Google Inc tot verwijdering van de verwijzingen naar het boek dient over te gaan.
4.15.
Eiser heeft bij eiswijziging gesteld dat hij tevens verwijdering wenst van de “bij pleidooi genoemde URL’s”. Ter zitting is gebleken dat deze eiswijziging met name ziet op een URL die verwijst naar een webpagina van het Algemeen Dagblad waarin melding wordt gemaakt van de veroordeling van eiser. Voor deze URL en mogelijk andere URL’s geldt dat eiser daarvoor nog geen formeel verwijderingsverzoek bij Google Inc heeft ingediend en Google Inc daarop nog geen beslissing heeft kunnen nemen. De vordering is voor die URL’s derhalve prematuur.
4.16.
Gelet op het voorgaande is de vordering onder I niet toewijsbaar.
Vordering II
4.17.
De vordering strekkende tot het verwijderen van zoekresultaten waarin de naam van eiser niet (meer) althans niet (meer) volledig genoemd wordt, is als te algemeen geformuleerd niet toewijsbaar. Toewijzing van deze vordering zou betekenen dat zonder enige afweging van concrete feiten en omstandigheden een algemeen publicatieverbod zou worden opgelegd, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet (recht op informatievrijheid). Bovendien wil het feit dat een bepaalde website de naam van eiser niet noemt nog niet zeggen dat die pagina niet over hem gaat of relevant kan zijn voor een zoekopdracht naar zijn naam.
Vordering III
4.18.
Met betrekking tot de vordering over te gaan tot verwijdering van de op de zoekresultatenpagina vermelde mededeling “Sommige resultaten zijn mogelijk verwijderd op grond van Europese wetgeving inzake gegevensbescherming. Meer informatie.” heeft Google Inc aangevoerd dat zij deze mededeling sinds juni 2014 standaard vermeldt onder zoekresultaten voor zoekacties die zijn verricht op basis van een persoonsnaam, tenzij het de naam van een bekend persoon betreft. Volgens Google Inc staat deze mededeling volledig los van een al dan niet bij haar ingediend verwijderingsverzoek. Eiser heeft hier onvoldoende tegenover gesteld, zodat voorshands van de juistheid van hetgeen door Google Inc is aangevoerd wordt uitgegaan. Dat, zoals eiser stelt, met deze mededeling enige onjuiste suggestie wordt gewekt kan dan ook niet worden geconcludeerd. Deze vordering wordt derhalve afgewezen.
Vordering IV
4.19.
Vordering IV heeft betrekking op de hiervoor, in 2.4 vermelde autocomplete-functie van Google Search. De vordering strekt tot verwijdering van de toevoeging van ‘peter r de vries’ aan de volledige naam van eiser als één van de zoeksuggesties voor de gebruiker. Google Inc heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de autocomplete-functie een voorspelling is die automatisch wordt gegenereerd door een algoritme op basis van een aantal objectieve factoren, waaronder het aantal keren dat gebruikers op basis van een bepaalde zoekterm gezocht hebben, de inhoud van webpagina’s en de zoekopdrachten die de gebruiker eerder heeft uitgevoerd. Anders dan eiser heeft gesteld, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de autocomplete-toevoeging “peter r de vries” aan de volledige naam van eiser, gelet op de feiten die in 2.1 en 2.2 zijn vermeld, niet irrelevant of onlogisch te noemen. De autocomplete-toevoeging kan voorshands evenmin als onrechtmatig worden aangemerkt. Het enkele feit dat in de getoonde zoekresultaten de naam van eiser veelal niet voluit wordt genoemd, maakt de zoeksuggestie nog niet onrechtmatig. De vordering van eiser is kennelijk gebaseerd op de gedachte dat Google Inc met haar zoeksuggestie zou onthullen wat de volledige naam is van de persoon die in de berichten over het strafbare feit niet met zijn volledige naam wordt aangeduid. Dit is echter niet het geval. Allereerst wordt de volledige naam van eiser op internet al in verband gebracht met die van Peter R. de Vries, met name door het boek van [auteur]. Ook afgezien daarvan valt niet aanstonds in te zien dat de gebruiker van Google Search de autocomplete-suggestie zal opvatten als (betrouwbare) informatie die iets toevoegt aan de links waarnaar de gebruiker wordt verwezen. Omstandigheden die de zoeksuggestie in dit specifieke geval niettemin onrechtmatig maken, zijn niet gesteld of gebleken.
Vordering V
4.20.
De vordering om Google Inc te veroordelen om zich te onthouden van iedere inbreuk op de privacy van eiser is, als te algemeen geformuleerd, niet toewijsbaar. Het recht op privacy is niet absoluut. Het recht op privacy van eiser zal van geval tot geval moeten worden afgewogen tegen de rechten en belangen van Google Inc, de rechten en belangen van degenen naar wiens publicaties de zoekmachine van Google Inc verwijst en de gebruikers van het internet. Toewijzing van deze vordering zou bovendien aanleiding kunnen geven tot executiegeschillen.
Spoedeisend belang
4.21.
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen niet toewijsbaar. Daar komt nog bij dat eiser naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij zijn vorderingen onvoldoende heeft aangetoond. Eiser heeft gesteld dat hij door de zoekresultaten die worden weergegeven na invoering van zijn naam in Google Search, de autocomplete-toevoeging van Peter R. de Vries aan zijn naam en de mededeling dat mogelijk resultaten zijn verwijderd, zowel in zijn privéleven als zakelijke leven ernstig wordt belemmerd. Voor wat betreft zijn privéleven heeft eiser zijn stelling verder niet onderbouwd en zonder nadere onderbouwing kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter de stelling van eiser niet worden gevolgd. Voorshands kan worden aangenomen dat familie, vrienden en bekenden van eiser zullen weten van welk(e) feit(en) eiser is verdacht en voor welk(e) feit(en) hij door deze rechtbank is veroordeeld. Eiser is immers in een aflevering van het programma “Misdaadverslaggever” van Peter R. de Vries op 27 mei 2012 uitgebreid in beeld geweest. Daarbij zijn in het geheim opgenomen camerabeelden getoond waarin eiser, aangeduid met zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam, met een vermeend huurmoordenaar bespreekt hoe deze een concurrent van eiser in de escortbranche het beste kan (laten) liquideren. Eiser wordt daarbij veelvuldig herkenbaar en zonder beeld- of geluidsvervorming in beeld gebracht. Vervolgens heeft eiser geruime tijd in detentie gezeten. Onder deze omstandigheden valt, zonder nadere toelichting van eiser, die niet is gegeven, niet in te zien dat eiser, die thans in afwachting van zijn hoger beroep in vrijheid is gesteld, in zijn privéleven ernstig wordt belemmerd door het handelen van Google Inc. Voor wat betreft zijn zakelijke leven heeft eiser naar voren gebracht dat hij doende is om een zonnestudio op te zetten en dat hij door de verwijzing in Google Search naar negatieve berichtgevingen, de autocomplete-toevoeging van Peter R. de Vries aan zijn naam en de mededeling dat mogelijk resultaten zijn verwijderd, hinder ondervindt in zijn zakelijke contacten. Ook op deze punten (dat eiser een zonnestudio aan het opzetten is en welke concrete belemmeringen eiser daarbij heeft ondervonden) onderbreekt echter iedere onderbouwing. Ook daarom zijn de vorderingen niet toewijsbaar.
4.22.
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.424,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.424,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Schoonbrood - Wessels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2014.1.Bij afwezigheid van mr. A.P. Schoonbrood - Wessels, is dit vonnis ondertekend door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑09‑2014