De door de rechtbank aangeduide bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0920 2012229734 en zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Rb. Midden-Nederland, 17-04-2015, nr. 16-661479-14
ECLI:NL:RBMNE:2015:3907, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
17-04-2015
- Zaaknummer
16-661479-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:3907, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 17‑04‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:7572, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 17‑04‑2015
Inhoudsindicatie
poging moord. Veroordeling poging doodslag (vw opzet) Vd is na een ruzie teruggekomen en heeft het slo 2x met een mes in de rug gestoken, slo heeft o.a. klaplong opgelopen. Gev str 4 jr (fors) hoger dan eis ovj (3 jr wrv 1 vw)
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661479-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [1983] te [geboorteplaats] (Iran)
wonende te [woonplaats], [adres]
Raadsman mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is aangebracht op de terechtzittingen van 15 augustus 2014, 28 oktober 2014 en 30 januari 2015 en is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 april 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander op 11 mei 2014 geprobeerd heeft om, al dan niet met voorbedachte raad, [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze [slachtoffer] met een mes in zijn rug te steken.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient derhalve daarvan vrijgesproken te worden. De officier van justitie acht de onder impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag wel wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft daartoe primair gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] zijn, aldus de raadsman, innerlijk en onderling tegenstrijdig. Voorts hebben beiden geen mes bij verdachte gezien. Niet uit te sluiten is dat [medeverdachte] of een derde onbekend gebleven persoon het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Subsidiair is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord nu op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte rade.
Ten aanzien van de impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer]. Onduidelijk is of er een scherp voorwerp is gebruikt, welk voorwerp dat is geweest en hoe groot en zwaar dat voorwerp is geweest. Onduidelijk is eveneens met welke kracht dat voorwerp is gebruikt en op welke plaats van het lichaam de handelingen gericht waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte rade geprobeerd heeft [slachtoffer] van het leven te beroven. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord. De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit samen met een ander heeft gepleegd. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2
Impliciet primair ten laste gelegde, poging tot doodslag1.
Op 11 mei 2014 zag [slachtoffer] dat [medeverdachte], die hij eerder die avond samen met [verdachte] (hier na te noemen: verdachte) uit zijn café in Soest had gezet, weer terugkwam. Hij was met [medeverdachte] naar buiten gegaan en stond met hem tegenover zich in een steeg. Uit het niets voelde hij twee klappen op zijn rug en zag dat verdachte achter hem was en wegrende. [slachtoffer] zag vervolgens dat hij bloed verloor en dat zijn kleding onder het bloed zat. Hij voelde dat hij heel benauwd werd.2.In het ziekenhuis hoorde hij van de arts en het verplegend personeel dat hij twee steek-/ en snijwonden aan de bovenzijde van zijn rug had. Hierbij was de linkerlong aan de achterzijde lek geprikt en had hij een klaplong opgelopen. Later die dag was een drain ingebracht om opnieuw een klaplong te voorkomen.3.
Bij [slachtoffer] werd het navolgende letsel vastgesteld: één steekwond rechts bij de overgang hals/schouder. Eén steekwond bij het schouderblad links tot in de borstholte.4.
Verbalisant [verbalisant] vernam op 12 mei 2014 van een verpleegkundige dat de linkerlong was ingeprikt waardoor een zogenaamde klaplong was ontstaan.5.
[getuige 1] zag dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]), de eigenaar van het café, naar buiten liep met [medeverdachte]. Buiten zag hij [slachtoffer] en [medeverdachte] in de steeg staan. Hij zag dat [verdachte] (hierna te noemen: verdachte) langs hem heen de steeg in rende. Verdachte maakte bij [slachtoffer] meerdere bewegingen met zijn arm alsof hij hem stompte of stak. Hij had verdachte van [slachtoffer] afgetrokken en op de grond gegooid. [getuige 1] liep de steeg uit en verdachte rende achter hem langs.6.
[getuige 2] zag dat [getuige 1] terug kwam gelopen uit de steeg. Vervolgens zag hij een man voorbij lopen. De man droeg een groot vleesmes in zijn hand.7.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] en [medeverdachte] in de steeg zag. Hij liep op [slachtoffer] af en kreeg vervolgens een klap van [getuige 1]. Er stond niemand direct om [slachtoffer] en [medeverdachte] heen.8.
(Bewijs)overwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] en aangever op onderdelen inconsistent en/of tegenstrijdig zijn, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte een mes had en/of het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] steun vinden in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], alsmede in de verklaringen zoals die door verdachte zijn afgelegd bij de politie. Verdachte past binnen het signalement dat door de getuige [getuige 2] wordt geschetst van de man die hij met het mes zag lopen.
De rechtbank acht de verklaringen zoals deze door de getuigen en aangever zijn afgelegd derhalve betrouwbaar. Dat de verklaringen op onderdelen niet overeenkomen, doet daar niet aan af.
Op basis van voornoemde verklaringen en de aard van de letsels van [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] tweemaal met een mes in zijn rug heeft gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] een klaplong heeft opgelopen.
Onbekende/andere dader
De raadsman heeft aangevoerd dat niet uit te sluiten is dat [medeverdachte] of een derde, onbekend gebleven, persoon het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen blijken dat, op het moment dat [slachtoffer] werd gestoken, nog andere personen dan verdachte, [getuige 1] en
[medeverdachte] zich in de steeg danwel in de directe nabijheid van [slachtoffer] bevonden. Het is, gelet op de verklaringen van [slachtoffer], volstrekt onaannemelijk dat [medeverdachte] het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood van het slachtoffer, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Er is sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden ten gevolge van het handelen van verdachte. Verdachte is op [slachtoffer] afgegaan terwijl deze met zijn rug naar hem toestond en heeft met kracht met een mes meermalen ingestoken op de rug van [slachtoffer]. Een mes is naar de uiterlijke verschijningsvorm een geschikt middel om iemand van het leven te beroven. [slachtoffer] heeft ten gevolge van de messteken een tweetal steekwonden opgelopen in de achterzijde van zijn bovenlichaam. Verdachte heeft daarbij met zoveel kracht gestoken dat hij, door de kleding heen, de linkerlong van het slachtoffer heeft geraakt. Voorts was er sprake van aanzienlijk bloedverlies bij het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam belangrijke vitale organen en/of slagaders bevinden. Verdachte moet geacht worden daarvan op de hoogte te zijn. De gedragingen van verdachte kunnen dan ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, in dit geval het veroorzaken van de dood van [slachtoffer], dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken.
Op basis van het bovenstaande wordt het verweer van de verdediging, dat geen sprake zou zijn van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer], verworpen.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten minste met voorwaardelijk opzet geprobeerd heeft [slachtoffer] van het leven te beroven door hem meerdere malen met kracht met een mes te steken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 11 mei 2014 te Soesterberg, gemeente Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes voornoemde [slachtoffer] in de rug heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
poging tot doodslag.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringstoezicht, een meldplicht, een behandelverplichting, een contact-/ en straatverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen, die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, gecombineerd met een voorwaardelijke straf met daarbij de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] van het leven te beroven door hem meermalen met een mes in zijn rug te steken. Door dit forse geweld in het uitgaanslevens heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer, maar ook op zijn vertrouwen in mensen om hem heen en in de maatschappij. Voorts veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en onrust bij de slachtoffers en in de maatschappij.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kort nadat hij met [medeverdachte] door [slachtoffer] uit diens café was gezet, is teruggegaan terwijl hij in het bezit was van een mes. Verdachte heeft [slachtoffer] op het moment dat deze een confrontatie had met
[medeverdachte], volkomen onverwacht van achteren aangevallen en in zijn rug gestoken waarbij een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel aanwezig was. [slachtoffer] heeft verdachte nooit zien aankomen en heeft geen enkele kans gehad om zich tegen deze laffe aanval te verdedigen.
De rechtbank ziet gelet op de aard en de ernst van het feit en met name gelet op voornoemde omstandigheden, alsmede gelet op hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd, aanleiding om verdachte een fors hogere gevangenisstraf op te leggen, dan de gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte - reeds langere tijd geleden - meermalen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de aard en de ernst van het feit, geen aanknopingspunten om verdachte een deels voorwaardelijke straf, al dan niet met bijzondere voorwaarden, op te leggen.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.405,04, waarvan € 3.105,04 ter zake van materiele schade en € 2.300,00 ter zake van immateriële schade.
Mr. Dupree heeft ter terechtzitting namens de benadeelde partij aangevoerd dat de kleding en schoenen met bloed waren besmeurd en dat de broek in het ziekenhuis opengeknipt werd. De apotheekkosten vallen niet onder de vergoeding van de ziektekostenverzekering.
Ten gevolge van de ziekenhuisopname van [slachtoffer] en het daarop volgende herstel zijn de openingstijden van het café aangepast en is er extra gewerkt door personeel. Het betreffende personeel staat niet op de loonlijst en de salarissen zijn contant uitbetaald, hetgeen inherent is aan de branche waartoe het café behoort.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen voor wat betreft de kosten van de kleding, de medische kosten en de immateriële, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
Voor het overige, de kosten genoemd onder inkomstenderving, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de kosten voor wat betreft de broek, schoenen, apotheekkosten, de extra uren van werknemers en aangepaste openingstijden niet of onvoldoende onderbouwd zijn. De kosten voor de extra uren werknemers en aangepaste openingstijden hadden beter onderbouwd moeten worden nu de meeste café’s tegenwoordig over een computergestuurd administratiesysteem beschikken. De kosten van niet afgerekende bonnetjes zijn geen direct gevolg van het handelen van verdachte.
De immateriële schade dient aanmerkelijk geminderd te worden nu, aldus de raadsman, niet vaststaat dat het slachtoffer een klaplong heeft opgelopen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de kosten van de kleding en de apotheek evenals de extra gemaakte uren van de werknemers en de aangepaste openingstijden ten gevolge van het uitvallen van [slachtoffer] en het door hem opgelopen letsel, mede gelet op de aanvullende onderbouwing van mr. Dupree ter terechtzitting, voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
De gevorderde immateriële schade is gelet op de aard en ernst van het feit redelijk en billijk. De rechtbank acht daarnaast, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] ten gevolge van de messteken een klaplong heeft opgelopen.
De schade is tot een bedrag van € 4.993,04 een rechtstreeks gevolg van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 2.693,04 ter zake van materiële schade en € 2.300,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 11 mei 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de post betreffende de niet door klanten afgerekende bonnetjes geldt dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte. De benadeelde partij wordt daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. Het beslag
De officier van justitie heeft de teruggave aan de rechthebbenden gevorderd van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde goederen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:- een mobiele telefoon, merk Samsung, grijs/zwart, goednummer 1147901,
- een mobiele telefoon, merk Samsung, zwart, goednummer 1148399,
- een mobiele telefoon, merk Samsung, wit, goednummer 1148401,
- een zilveren ketting, met hanger en kruis, goednummer 1148402,
- een asbak, goednummer 1170449,
- een bivakmuts, goednummer 1170448 ,
- een bivakmuts, goednummer 1170445;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 4.993,04, waarvan € 2.693,04 ter zake van materiële schade en € 2.300,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 4.993,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 59 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. H.A. Gerritse en
mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 april 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een glas en/of een mes, althans met een (steek)wapen en/of een ander scherp voorwerp voornoemde [slachtoffer] in/tegen de rug/het lichaam heeft geslagen/gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een of meer steekwonden
en/of een klaplong en/of een geperforeerde long), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een glas en/of een mes, althans met een (steek)wapen en/of een ander scherp voorwerp in/tegen zijn rug/lichaam te slaan/steken;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑04‑2015
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], pagina 24 en 25.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], pagina 26.
Proces-verbaal aanvraag medische informatie [slachtoffer], geneeskundige verklaring, pagina 140.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 28.
Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], pagina 131 t/m 133.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 42.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 62.