Einde inhoudsopgave
Wet personenvervoer 2000
Artikel 43a
Geldend
Geldend vanaf 07-03-2019
- Bronpublicatie:
30-01-2019, Stb. 2019, 61 (uitgifte: 18-02-2019, kamerstukken: 34914)
- Inwerkingtreding
07-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 103 (uitgifte: 06-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
De artikelen 43a tot en met 43c gelden onverminderd het bepaalde in artikel 5 bis, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007.
2.
Tenzij de voormalige concessiehouder en de nieuwe concessiehouder anders overeenkomen, is de voormalige concessiehouder gehouden bij overgang van een concessie voor openbaar vervoer per trein de in de concessie omschreven rechten en verplichtingen ten aanzien van productiemiddelen alsmede de daarbij behorende bedrijfsinformatie over te dragen aan die concessiehouder of ten behoeve van die concessiehouder te vestigen. Indien de overgang van de concessie het gedeeltelijk eindigen gevolgd door het gedeeltelijk ingaan van dezelfde concessie betreft, vormen de overgedragen of gevestigde rechten en verplichtingen een dienovereenkomstig deel van de concessie.
3.
In een concessie voor openbaar vervoer per trein is opgenomen:
- a.
een omschrijving van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, en
- b.
een methode waarmee de waarde op het moment van overgang van de concessie wordt bepaald van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, zodanig dat op evenwichtige wijze wordt recht gedaan aan de belangen van zowel de voormalige als de nieuwe concessiehouder.
4.
Op verzoek van de concessieverlener verstrekt de concessiehouder met het oog op de verlening van een concessie binnen de bij het verzoek te bepalen termijn een gemotiveerde schatting van de waarde van de rechten en verplichtingen die worden overgedragen of gevestigd, volgens de methode, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b. Artikel 39, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
De concessieverlener stelt ten behoeve van de voormalige concessiehouder de betaling van de waarde van de rechten en verplichtingen, bedoeld in artikel 43b, tweede lid, zeker.
6.
De concessieverlener stelt ten behoeve van de nieuwe concessiehouder de ongestoorde uitoefening van gebruiksrechten van productiemiddelen zeker, voor zover de voormalige concessiehouder rechten of verplichtingen ten aanzien van die productiemiddelen heeft behouden.
7.
Het verlenen van een concessie voor openbaar vervoer per trein aan de nieuwe concessiehouder kan door de concessieverlener afhankelijk worden gesteld van een bankgarantie of een andere zekerheid:
- a.
ten behoeve van de voormalige concessiehouder voor de betaling van de waarde van de rechten en verplichtingen, bedoeld in artikel 43b, tweede lid, of
- b.
ten behoeve van de opvolgende concessiehouder voor de ongestoorde uitoefening van gebruiksrechten van productiemiddelen, voor zover de nieuwe concessiehouder rechten of verplichtingen ten aanzien van die productiemiddelen zal behouden.