HR, 03-04-2012, nr. S 10/05410
ECLI:NL:HR:2012:BV7417
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-04-2012
- Zaaknummer
S 10/05410
- LJN
BV7417
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BV7417, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BV7417
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2012/224
Uitspraak 03‑04‑2012
Inhoudsindicatie
1. Art. 51 Sv. 2. Art. 409.2 Sv. Ad 1. De raadsvrouwe stond de verdachte in e.a. bij. De OvJ ging in h.b. Het bijstaan in e.a. geldt tot het moment de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan dan wel daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Het Hof behoefde daarom niet te onderzoeken of de raadsvrouwe een afschrift van de akte rechtsmiddel had ontvangen of op de hoogte was van het tijdstip van de behandeling van de zaak t.t.z. van het Hof. Ad 2. Art. 409.2 Sv, het betekenen van het beroep van de OvJ aan de verdachte, strekt ertoe de verdachte tijdig op de hoogte te brengen van het door de OvJ ingestelde h.b. De appeldagvaarding is i.c. ruim 2 mnd voor de tz.in h.b. aan de verdachte i.p. uitgereikt. Het Hof kon daarom aannemen dat aan de strekking van art. 409.2 Sv was voldaan en behoefte er geen blijk van te geven te hebben onderzocht of aan art. 409.2 Sv gevolg is gegeven.
3 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/05410
KD/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 april 2010, nummer 22/002798-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rotterdam, locatie Hoogvliet" te Hoogvliet.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat art. 51 Sv is geschonden, aangezien aan de raadsvrouwe die de verdachte in eerste aanleg heeft bijgestaan geen afschriften zijn gezonden van de akte waarmee de Officier van Justitie het rechtsmiddel van hoger beroep heeft aangewend en van de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep, en het Hof geen onderzoek heeft ingesteld naar de reden van afwezigheid van de raadsvrouwe ter terechtzitting in hoger beroep.
2.2. Behoudens in het geval van voortijdige beëindiging van diens werkzaamheid, geldt de keuze van een raadsman - zoals ingevolge art. 43, eerste lid, Sv de toevoeging van een raadsman - voor de gehele aanleg waarin zij heeft plaatsgehad. Die aanleg moet als beëindigd worden beschouwd wanneer de desbetreffende uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan dan wel wanneer daartegen een gewoon rechtsmiddel is ingesteld. Daarom behoefde de enkele omstandigheid dat de verdachte in eerste aanleg door een raadsvrouwe werd bijgestaan het Hof geen aanleiding te geven te onderzoeken of deze raadsvrouwe een afschrift van de akte rechtsmiddel had ontvangen en of zij op de hoogte was van het tijdstip van de behandeling van de zaak ter terechtzitting van het Hof.
2.3. Voor zover het middel blijkens de toelichting mede klaagt dat het bepaalde in art. 409, tweede lid, Sv niet is nageleefd, geldt het volgende. Voornoemde bepaling strekt ertoe de processuele positie van de verdachte in die zin te beschermen dat hij zo tijdig op de hoogte geraakt van het door de Officier van Justitie ingestelde hoger beroep als nodig is voor de voorbereiding van zijn verdediging. Uit de stukken van het geding volgt dat aan de verdachte reeds op 15 januari 2010 in persoon de appeldagvaarding is uitgereikt voor de terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2010. Onder die omstandigheden mocht het Hof aannemen dat aan evenweergegeven strekking was voldaan en behoefde het mitsdien geen blijk ervan te geven te hebben onderzocht of aan het bepaalde in art. 409, tweede lid, Sv was voldaan.
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 4 april 2012.