ABRvS, 19-04-2017, nr. 201601588/1/R2
ECLI:NL:RVS:2017:1097
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
19-04-2017
- Zaaknummer
201601588/1/R2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:1097, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 19‑04‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht; Wet ruimtelijke ordening; Besluit ruimtelijke ordening
- Vindplaatsen
AR 2017/2032
JOM 2017/422
OGR-Updates.nl 2017-0091
Uitspraak 19‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 17 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Entree van Nieuwerkerk" vastgesteld.
201601588/1/R2.
Datum uitspraak: 19 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. Ondernemersvereniging Bruinisse, gevestigd te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, en anderen, (hierna: ondernemersverenigingen)
2. Spar Holding B.V., gevestigd te Waalwijk, en anderen (hierna: Spar)
3. Lidl Nederland GmbH, gevestigd te Neckarsulm (Duitsland) (hierna: Lidl),
4. Albert Heijn B.V., gevestigd te Zaandam, en anderen, (hierna: Albert Heijn)
appellanten,
en
de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Entree van Nieuwerkerk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de ondernemersvereniging, Spar, Lidl en Albert Heijn beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stolp Projecten v.o.f. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De ondernemersvereniging, Spar en Lidl hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2016, waar de ondernemersverenigingen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], Spar, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. C.F. Geerdes, advocaat te Nijmegen, Lidl, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, Albert Heijn, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. G.H.J. Heutink, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door R. Stam, mr. R. de Winter, drs. J.H.M. Seerden en ing. R.G.M. Louwes, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting De Stolp Projecten, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in de ontwikkeling van vier locaties in en grenzend aan de kern van Nieuwerkerk op initiatief van De Stolp Projecten. Er is sprake van een integrale ontwikkeling waarbij de locaties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld .
abij de provinciale weg N59 en de entree van de Stolpweg, welke gronden thans braak liggen en worden aangeduid als het Gat van Nieuwerkerk, maakt het plan twee supermarkten en kleinschalige detailhandel mogelijk. Beoogd is de thans elders in Nieuwerkerk gevestigde filialen van Jumbo en Aldi naar deze locatie te verplaatsen. Op het perceel op de hoek van de Stolpweg en de Deltastraat, waar thans een Jumbo is gevestigd, maakt het plan een tuincentrum mogelijk. Op de zogenoemde Meubelrama-locatie aan de oostzijde van de kern van Nieuwerkerk, waar thans een Aldi en een filiaal van bouwmarkt Multimate zijn gevestigd, is een woon-werkcluster beoogd. De bouwmarkt met kleinschalige detailhandel en een bestaande bedrijfswoning blijven gehandhaafd. Voorts is voorzien in zes nieuwe woon-werkkavels. Tot slot is onder meer de bestaande kleinschalige detailhandel op de locatie Vierbannenstraat 2 niet meer toegestaan, omdat is beoogd deze naar de Stolpweg te verplaatsen.
2. De ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn richten zich tegen het plan voor zover wordt voorzien in de verplaatsing van de Jumbo en Aldi en voor zover bedrijvigheid op de Meubelrama-locatie is toegestaan.
Ontvankelijkheid
3. De Stolp Projecten betwist de ontvankelijkheid van de beroepen, voor zover deze zijn gericht tegen de verplaatsing van de supermarkten. Hiertoe voert zij aan dat de ondernemersverenigingen niet in hetzelfde marktsegment opereren als de te verplaatsen supermarkten. Voorts bevinden de supermarkten van Spar, Lidl en Albert Heijn zich in andere kernen dan waar de ontwikkeling is voorzien. De marktgebieden van de verspreid liggende supermarkten overlappen elkaar niet zodanig dat dit relevante leegstand tot gevolg heeft, zodat niet sprake is van hetzelfde verzorgingsgebied.
3.1. In artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb is bepaald dat door een belanghebbende bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
3.2. Artikel 1:2 van de Awb bepaalt:
"1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
(…);
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen."
3.3. De wetgever heeft de eis in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een (rechts)persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een appellant een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA0085), is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende. Dit is bij bestemmingsplannen slechts het geval indien de onderneming in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid.
4. Het beroep van Spar is ingesteld door Spar Holding B.V., Spar Brouwershaven B.V., [eigenaar Spar Brouwershaven], [Spar 2], [eigenaar Spar 2], [persoon A] en [persoon B].
4.1. [Spar 2] exploiteert een Spar aan het Koninginneplein 2 te Oosterland. [eigenaar Spar 2] is eigenaar van het pand. De supermarkt ligt op een afstand van ongeveer 3 km van de beoogde locatie voor de Jumbo en Aldi.
De Afdeling acht aannemelijk dat [Spar 2] zich richt op hetzelfde verzorgingsgebied als de in het plan voorziene supermarkten. Daarbij is van belang dat Schouwen-Duiveland een dunbevolkt eiland is met een grofmazig systeem van voorzieningen. [eigenaar Spar 2] richt zich als vastgoedeigenaar en verhuurder van het bedrijfspand op hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied als de verhuurder van de in het plan voorziene supermarkten. Niet uitgesloten is dat als gevolg van de verplaatsing van de supermarkten de verhuurbaarheid van het pand van [eigenaar Spar 2] nadelig zal worden beïnvloed. Gelet op het vorenstaande dienen [Spar 2] en [eigenaar Spar 2] te worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, nu hun belangen rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken.
4.2. Spar Brouwershaven B.V. exploiteert een supermarkt aan de Markt 16-18 te Brouwershaven. [eigenaar Spar Brouwershaven] is eigenaar van het pand. De supermarkt ligt op een afstand van ongeveer 12 km van de beoogde locatie voor de Jumbo en Aldi. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1758, overweegt de Afdeling dat zich op kortere afstand van het plangebied verschillende supermarkten bevinden, waaronder voormelde Spar in Oosterland en een aantal supermarkten in Zierikzee. Gelet op deze omstandigheden acht de Afdeling het niet aannemelijk dat Spar Brouwershaven B.V. als exploitant van de supermarkt, en [eigenaar Spar Brouwershaven], als verhuurder van het pand, en de in het plangebied voorziene supermarkten in dezelfde verzorgingsgebieden werkzaam zullen zijn. Spar Brouwershaven B.V. en [eigenaar Spar Brouwershaven] worden daarom niet rechtstreeks door het bestemmingsplan in hun belangen geraakt. Om die reden kunnen Spar Brouwershaven B.V. en [eigenaar Spar Brouwershaven] niet worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en is het beroep van Spar, voor zover ingesteld door Spar Brouwershaven B.V. en [eigenaar Spar Brouwershaven], niet-ontvankelijk.
4.3. Uit de stukken is niet naar voren gekomen op welke wijze Spar Holding B.V. rechtstreeks door het bestemmingsplan in haar belangen wordt geraakt. Ter zitting is gesteld dat dit een financieel belang betreft. Niet is gebleken dat dit een eigen en direct belang bij het plan betreft en niet een van [Spar 2] en/of een van Spar Brouwershaven B.V. afgeleid belang. Spar Holding B.V. kan daarom niet als belanghebbende worden aangemerkt als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van Spar, voor zover ingesteld door Spar Holding B.V., is niet-ontvankelijk.
4.4. [persoon A] en [persoon B] wonen beiden in de nabijheid van de Spar in Oosterland op een afstand van ongeveer 3 km van de voorziene supermarkten. Mede gelet op de aard en omvang van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan betrokken belang te kunnen aannemen. Voor zover [persoon A] en [persoon B] vrezen dat ten gevolge van de voorziene supermarkt de supermarkt in hun eigen woonplaats zal sluiten, overweegt de Afdeling dat dat het belang van [persoon A] en [persoon B] zich niet onderscheidt van dat van andere bewoners van Oosterland. Bovendien is een louter gevoel van betrokkenheid bij het besluit en de ontwikkelingen op Schouwen-Duiveland, hoe sterk dat gevoel ook is, niet voldoende om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. De conclusie is dat [persoon A] en [persoon B] geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van Spar, voor zover ingesteld door [persoon A] en [persoon B], is niet-ontvankelijk.
5. Lidl is eigenaar en exploitant van een supermarkt aan de Schelphoekstraat 1-7 te Zierikzee. De supermarkt ligt op een afstand van ongeveer 8 km van de beoogde locatie voor de Jumbo en Aldi. De Afdeling acht aannemelijk dat Lidl zich richt op hetzelfde verzorgingsgebied als de in het plan voorziene supermarkten en overige detailhandel. Daarbij is van belang dat, anders dan bij de supermarkt in Brouwershaven is overwogen, zich tussen Zierikzee en Nieuwerkerk geen andere supermarkten bevinden. Daarmee is het belang van Lidl rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit en dient zij te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
6. Het beroep van Albert Heijn is ingesteld door Stichting Supermarkt Fonds Nederland VI, Maatschap Supermarkt Fonds Nederland, Annexum Beheer B.V. Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. en Albert Heijn B.V.
6.1. Stichting Supermarkt Fonds Nederland VI is juridisch eigenaar van het perceel Lange Nobelstraat 26-18 te Zierikzee, waar een Albert Heijn is gevestigd. Maatschap Supermarkt Fonds Nederland is economisch eigenaar van het perceel. Annexum Beheer B.V. is beheerder van het perceel. Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. huurt dit perceel. Albert Heijn B.V. exploiteert een supermarkt op dit perceel. De supermarkt ligt op een afstand van ongeveer 7 km van de beoogde locatie voor de Jumbo en Aldi.
6.2. De Afdeling acht aannemelijk dat Albert Heijn zich richt op hetzelfde verzorgingsgebied als de in het plan voorziene supermarkten. Stichting Supermarkt Fonds Nederland VI als vastgoedeigenaar en Maatschap Supermarkt Fonds Nederland als verhuurder van het bedrijfspand richten zich op hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied als de vastgoedeigenaar en verhuurder van de in het plan voorziene supermarkten. Niet uitgesloten is dat als gevolg van de verplaatsing van de supermarkten de verhuurbaarheid van het pand van Maatschap Supermarkt Fonds Nederland nadelig zal worden beïnvloed. Gelet op het vorenstaande dienen Albert Heijn B.V., Stichting Supermarkt Fonds Nederland VI en Maatschap Supermarkt Fonds Nederland te worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, nu hun belangen rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken.
6.3. Uit de stukken is niet naar voren gekomen op welke wijze Annexum Beheer B.V. en Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. rechtstreeks door het bestemmingsplan in hun belangen wordt geraakt. Ter zitting is dit belang niet nader toegelicht. Gelet hierop is niet gebleken dat Annexum Beheer B.V. en Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. een eigen en direct belang bij het plan hebben, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit een van Albert Heijn B.V., dan wel van Stichting Supermarkt Fonds Nederland VI en Maatschap Supermarkt Fonds Nederland afgeleid belang betreft. Annexum Beheer B.V. en Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. kunnen daarom niet als belanghebbenden worden aangemerkt als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van Albert Heijn, voor zover ingesteld door Annexum Beheer B.V. en Ahold Europe Real Estate & Construction B.V., is niet-ontvankelijk.
7. Het beroep van de ondernemersverenigingen is ingesteld door Ondernemersvereniging Bruinisse, Ondernemers Vereniging Oosterland, Ondernemersvereniging Renesse en Stichting Ondernemers voor Ondernemers.
7.1. De ondernemersverenigingen zijn opgericht voor ondernemers in Bruinisse, Oosterland, Renesse en Zierikzee en Schouwen-Duiveland. De ondernemersverenigingen vrezen dat de winkelgebieden in Bruinisse, Oosterland, Renesse en Zierikzee minder aantrekkelijk zullen worden vanwege de in het plan voorziene detailhandel, omdat dit mogelijk tot leegstand in de winkelgebieden zal kunnen leiden. Voorts zijn leden van de ondernemersverenigingen werkzaam in hetzelfde marktsegment. Zij zijn dan ook van mening dat hun concurrentie- en ondernemersbelangen door het plan worden geraakt.
7.2. De doelstelling van Ondernemersvereniging Renesse betreft de behartiging van de belangen van het midden- en kleinbedrijf in het algemeen en die van de leden in het bijzonder. Het doel is derhalve op te komen voor de belangen van het midden- en kleinbedrijf (van haar leden). De doelstelling van Ondernemersvereniging Renesse is weliswaar in territoriaal opzicht onbegrensd, maar gelet op de naam van de vereniging is die doelstelling beperkt tot Renesse. Renesse ligt op het westelijk deel van het eiland op een afstand van 21 km en niet langs de N59. Gelet op deze afstand acht de Afdeling het niet aannemelijk dat het midden- en kleinbedrijf in Renesse en de in het plangebied voorziene supermarkten in hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam zullen zijn of dat de in het plan voorziene detailhandel tot een aantasting van het ondernemersklimaat of tot leegstand in het winkelgebied in Renesse kan leiden. Ondernemersvereniging Renesse wordt daarom niet rechtstreeks door het bestemmingsplan in haar belangen geraakt. Om die reden oordeelt de Afdeling dat Ondernemersvereniging Renesse niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van de ondernemersverenigingen, voor zover ingesteld door Ondernemersvereniging Renesse, is niet-ontvankelijk.
7.3. Oosterland, Zierikzee en Bruinisse liggen alle langs de N59 en op een afstand van respectievelijk 3 km, 7 km en 8 km van Nieuwerkerk.
De doelstelling van Ondernemersvereniging Bruinisse betreft het behartigen van de materiële en immateriële belangen van de zelfstandige ondernemers en ondernemingen in het kleine en middelgrote bedrijf en beroep in de gemeente Bruinisse uitgaande van de particuliere ondernemingsgewijze productie en distributie van goederen en diensten. Het doel van Ondernemersvereniging Bruinisse is derhalve op te komen voor de belangen van de zelfstandige ondernemers en ondernemingen in het kleine en middelgrote bedrijf en beroep in de gemeente Bruinisse. Ter zitting heeft de vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid Ondernemers Vereniging Oosterland toegelicht de belangen van de ondernemers in Oosterland te behartigen. Ondernemersvereniging Bruinisse en Ondernemers Vereniging Oosterland worden ook in dit geding geacht voor deze belangen op te komen. De Afdeling acht aannemelijk dat zelfstandige ondernemers en ondernemingen in het kleine en middelgrote bedrijf en beroep in Bruinisse en Oosterland en de in het plangebied voorziene supermarkten in hetzelfde verzorgingsgebied en in hetzelfde marktsegment werkzaam zijn. Daarbij is van belang dat, anders dan hiervoor ten aanzien van de supermarkt in Brouwershaven is overwogen, zich tussen Zierikzee en Nieuwerkerk geen andere supermarkten bevinden en tussen Bruinisse en Nieuwerkerk slechts kleinschalige detailhandel is gevestigd. Voorts is niet uitgesloten dat de voorziene detailhandel in het plan invloed kan hebben op het ondernemersklimaat in de winkelgebieden of aldaar tot leegstand kan leiden. Gelet hierop zijn de belangen van Ondernemersvereniging Bruinisse en Ondernemers Vereniging Oosterland rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit en dienen zij te worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Naar het oordeel van de Afdeling kan het belang als bedoeld in de doelstelling van de Stichting Ondernemers voor Ondernemers evenwel niet worden geraakt door het plan, nu zij blijkens haar statuut uitsluitend is gericht op het lokaal, eilandelijk en nationaal promoten van Zierikzee en Schouwen-Duiveland. Stichting Ondernemers voor Ondernemers kan daarom niet als belanghebbende worden aangemerkt als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van de ondernemersverenigingen, voor zover ingesteld door Stichting Ondernemers voor Ondernemers, is niet-ontvankelijk.
8. Het beroep van de ondernemersverenigingen, Spar en Lidl is voorts gericht tegen de plandelen met de bestemming "Bedrijf" op de Meubelrama-locatie. Het plan voorziet op deze locatie in de omzetting van een agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming. Deze bestemming staat de uitoefening van bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 voor zover die voorkomen op de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten toe en staat geen supermarkten toe. De ondernemersverenigingen, Spar en Lidl komen in zoverre niet in de hoedanigheid van concurrent op. Zoals hiervoor is overwogen, liggen de kernen waarin de supermarkten en de detailhandelsondernemingen zijn gevestigd op een afstand van minimaal 3 km. Mede gelet op de aard en omvang van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Spar en Lidl stellen in dit verband dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt, omdat het plan integraal zal worden ontwikkeld. Volgens hen is het daarom voor de supermarktontwikkeling aan de Stolpweg relevant dat de Meubelrama-locatie een ruimtelijk aanvaardbare ontwikkeling is. De Afdeling is van oordeel dat dit niet tot een ander oordeel kan leiden. Dat ontwikkelingen integraal met elkaar zijn verbonden, wat daar verder van zij, kan slechts gevolgen hebben voor de vraag welke plandelen moeten worden vernietigd in het geval het beroep tegen de verplaatsing van de supermarkten slaagt.
De conclusie is dat de ondernemersverenigingen, Spar en Lidl geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit voor zover het de hiervoor bedoelde plandelen betreft als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van de ondernemersverenigingen, Spar en Lidl is in zoverre niet-ontvankelijk.
Toetsingskader
9. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Gemeentelijk beleid
10. De ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn betogen dat de verplaatsing, waarmee de twee supermarkten in Nieuwerkerk worden geclusterd en uitgebreid, in strijd is met de gemeentelijke "Detailhandel Structuurvisie" van maart 2013 (hierna: structuurvisie).
10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Aldi en Jumbo thans op een locatie zijn gevestigd waarvoor in het vorige bestemmingsplan "Nieuwerkerk en Oosterland" uit 2014 een detailhandelsbestemming was opgenomen. Volgens de raad maakt het voorliggende plan 250 m² minder brutovloeroppervlakte (hierna: bvo) voor supermarkten mogelijk ten opzichte van het vorige plan, zodat geen sprake is van uitbreiding.
10.2. Aan de gronden bij de entree van de Stolpweg zijn de bestemming "Detailhandel" en de aanduiding "supermarkt" toegekend.
"Artikel 4, lid 4.1.1, van de planregels:
De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(…);
c. ter plaatse van de aanduiding "supermarkt" supermarkten op de begane grond, waarbij de verkoopvloeroppervlak meer dan 400 m² per supermarkt mag bedragen.
(…)."
"Artikel 4, lid 4.5.2, van de planregels:
Met betrekking tot het gebruik van een supermarkt en/of detailhandel gelden de volgende regels:
a. ter plaatse van de aanduiding "supermarkt":
1. is ten hoogste 1 supermarkt toegestaan met een maximale toegestane brutovloeroppervlakte van 1.700 m²;
2. is ten hoogste 1 supermarkt toegestaan met een maximale toegestane brutovloeroppervlakte van 1.250 m².
(…)."
10.3. De Afdeling stelt vast dat het vorige bestemmingsplan "Nieuwerkerk en Oosterland" ter plaatse van de hoek van de Stolpweg en de Deltastraat en ter plaatse van de Meubelrama-locatie in een gezamenlijk bvo van 3.200 m² voor supermarkten voorzag en dit plan in plaats daarvan ter plaatse van de Entree-locatie in een gezamenlijk bvo van 2.950 m² voor supermarkten voorziet. Anders dan de ondernemersverenigingen stellen, is Aldi thans niet gevestigd op een locatie die voor volumineuze detailhandel was bestemd, maar was een supermarkt ter plaatse toegestaan. Spar en Lidl wijzen ten onderbouwing van hun stelling dat sprake is van een uitbreiding op de omstandigheid dat de onbenutte planologische detailhandelsmogelijkheden voor supermarkten uit het vorige plan niet gebruikt zullen worden, omdat op de huidige locaties vanwege de parkeervereisten en verkeersveiligheid geen ruimte bestaat om de bestaande supermarkten uit te breiden. De Afdeling overweegt dat dit niet afdoet aan de omstandigheid dat een oppervlakte van 3.200 m² bvo reeds planologisch was toegestaan en aanvaardbaar is geacht.
Spar en Lidl wijzen voorts naar de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 12 juli 2010, ECLI:NL:RBMID:2010:BN0963, waarin over een ontheffing als bedoeld in artikel 3.22 van de Wro voor een periode van vier jaar van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan "Bebouwde kom Nieuwerkerk" en een bouwvergunning voor het oprichten van een tijdelijke supermarkt en een parkeerterrein op het perceel Stolpweg is overwogen dat dit bouwplan als uitbreiding van het winkelaanbod heeft te gelden. De Afdeling is van oordeel dat dit een andere situatie betrof. Naar het oordeel van de rechtbank in die zaak was bij de berekening van het winkelaanbod in de branche geen rekening was gehouden met de 1.700 m² voor detailhandel die op grond van het bestemmingsplan mogelijk zou zijn op de Meubelrama-locatie. Om die reden was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een uitbreiding van het winkelaanbod. Het voorliggende plan maakt detailhandel ter plaatse van de Meubelrama-locatie niet langer meer mogelijk.
10.4. Gelet op het voorgaande stelt de Afdeling vast dat het plan planologisch niet in uitbreiding voorziet, maar alleen in verplaatsing van twee bestaande supermarkten in Nieuwerkerk, waarbij de supermarkten op een andere locatie worden geclusterd. De vraag ligt derhalve voor of de verplaatsing en clustering van de twee supermarkten in overeenstemming is met de structuurvisie en overigens ruimtelijk aanvaardbaar is. Hoewel de raad terecht stelt dat de positie van Nieuwerkerk, gelet op de in de structuurvisie opgenomen uitbreidingsruimte voor supermarkten in andere kernen in Schouwen-Duiveland, procentueel zal afnemen ten opzichte van de huidige situatie, ligt deze situatie thans niet voor en dient het effect van het plan op de huidige detailhandelsstructuur te worden bezien.
11. De ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn voeren aan dat de supermarkten in strijd met de structuurvisie een regionale verzorgingsfunctie zullen krijgen. In de structuurvisie staat dat Nieuwerkerk slechts een lokale verzorgende functie heeft waarbij het draagvlak onder de eigen inwoners leidend is. Clustering van de twee supermarkten aan de N59 is niet in lijn met de gekozen visie, maar komt slechts voort uit eerder genomen besluiten. Een evenwichtige spreiding van supermarkten op Schouwen-Duiveland wordt in de structuurvisie cruciaal geacht en voorts wordt opgemerkt dat Nieuwerkerk reeds een negatieve uitbreidingsruimte van 340 m² bvo kent. Dat een toezegging aan de ontwikkelaar is gedaan, mag er volgens de ondernemersverenigingen, Spar en Lidl niet toe leiden dat een plan in strijd met het beleid en de goede ruimtelijke ordening wordt vastgesteld. Volgens Spar, Lidl en Albert Heijn neemt de raad ongemotiveerd afstand van haar eigen beleid, hetgeen in strijd is met artikel 4:84 van de Awb.
Voorts betogen Spar, Lidl en Albert Heijn dat het in artikel 4, lid 4.5.2, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels opgenomen bvo voor een supermarkt niet in overeenstemming is met de structuurvisie.
11.1. De raad stelt dat de verplaatsing en clustering van de supermarkten in de structuurvisie is beschreven en voorzien. Daarbij is het effect hiervan op de overige supermarkten in Schouwen-Duiveland bezien. Derhalve is de ontwikkeling van deze locatie onderdeel van de structuurvisie en daarmee niet in strijd.
11.2. In de structuurvisie is de hoofdwinkelstructuur beschreven op basis van koopgedrag. Zierikzee is aangewezen als hoofdwinkelcentrum met regionale aantrekkingskracht. Onder andere Bruinisse en Renesse zijn aangewezen als bovenlokaal verzorgend centrum. Nieuwerkerk, Oosterland, Scharendijke en Brouwershaven zijn aangewezen als lokaal verzorgende centra. Voor deze laatste categorie staat in de structuurvisie: "Nadruk op boodschappen doen. Lokaal verzorgende boodschappencentra voor de eigen inwoners."
De Afdeling stelt vast dat de raad bij de vaststelling van dit plan is uitgegaan van het in de structuurvisie vastgestelde draagvlak van 6.073 personen voor het supermarktaanbod in Nieuwerkerk (opgebouwd uit 5.640 inwoners van Nieuwerkerk en de regio, 380 toeristen en 53 vanwege een tweede huis). Dat aantal overschrijdt ruimschoots het aantal inwoners van de kern Nieuwerkerk. Het plan voorziet in de verplaatsing van twee supermarkten die niet zijn aan te merken als lokaal verzorgende supermarkten. Het plan is daarmee niet in overeenstemming met het hiervoor weergegeven uitgangspunt in de structuurvisie dat Nieuwerkerk moet worden aangemerkt als een lokaal verzorgend centrum.
11.3. Daar staat tegenover dat de structuurvisie niettemin in een boodschappenstructuur voor twee supermarkten in Nieuwerkerk voorziet met een richtlijn van 1.500 m² bvo voor fullservice supermarkten en van 1.375 m² bvo voor discountsupermarkten. De zogenoemde gewenste visie op de supermarktstructuur is weergegeven in figuur 3.1. In de structuurvisie staat daarnaast dat "het college van B&W van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft besloten dat clustering van de twee gevestigde supermarkten in Nieuwerkerk (via verplaatsing) in het Gat van Nieuwerkerk onder voorwaarden mogelijk is. Dit is niet in lijn met de gekozen en nu voorgestelde koers van de visie (slechts lokale verzorgingsfunctie voor supermarktaanbod in Nieuwerkerk), maar komt voort uit eerder, vooruitlopend op de nieuwe detailhandelsstructuurvisie, genomen besluiten. Wanneer beide supermarkten in het Gat van Nieuwerkerk worden geconcentreerd, dan zal de aantrekkingskracht van de supermarkten worden vergroot vanwege de centrale ligging aan de N59. Dit zal veel consumenten afvangen die via deze weg het eiland oprijden. Hierdoor zal de Spar in Oosterland in toenemende mate onder druk komen te staan, zal Bruinisse haar positie als bovenlokaal verzorgend centrum niet kunnen waarmaken en wordt de toppositie van het centrum van Zierikzee ondermijnd. Wanneer er door de initiatiefnemers niet wordt voldaan aan de gestelde randvoorwaarden in het Gat van Nieuwerkerk, kan er alsnog gekozen worden voor het nadrukkelijk niet concentreren van beide supermarkten in het Gat van Nieuwerkerk. Mocht de planvorming hiervoor in een te ver gevorderd stadium zijn, dan bedraagt de maximale maat voor de fullservicesupermarkt 1.700 m² bvo en voor de discountsupermarkt 1.250 m² bvo." In figuur 3.2 is de supermarktstructuur weergegeven wanneer het Gat van Nieuwerkerk ontwikkeld wordt.
De Afdeling stelt vast dat hieruit volgt dat de raad bij de vaststelling van de structuurvisie weliswaar heeft uitgesproken dat Nieuwerkerk moet worden aangemerkt als een lokaal verzorgend centrum en dat van concentratie van de bestaande supermarkten nadelige effecten uitgaan voor (de positie van) andere centra, maar dat gelet op eerder vooruitlopend op de structuurvisie genomen besluiten, de concentratie van beide bestaande supermarkten in het Gat van Nieuwerkerk mogelijk kan worden gemaakt. Daarbij heeft de raad de maximale omvang van de beide supermarkten vastgesteld.
11.4. Na de vaststelling van de structuurvisie in 2013 heeft de raad aan Bureau Stedelijke Planning (BSP) opdracht gegeven om de supermarktstructuur te onderzoeken teneinde de structuurvisie aan te kunnen scherpen. Dit heeft op 6 oktober 2014 geleid tot het rapport "Supermarktstructuur Schouwen-Duiveland, Beoordeling visie en planinitiatieven" (hierna: BSP-rapport). In het BSP-rapport is Nieuwerkerk aangemerkt als een lokaal verzorgend boodschappencentrum voor de eigen inwoners. In vergelijkbare kernen is feitelijk onvoldoende draagvlak om een volwaardige full-service supermarkt te exploiteren, maar Nieuwerkerk is hierop een uitzondering gelet op de centrale ligging voor het oostelijk deel van het eiland en de ligging aan de N59. Voorts is vastgesteld dat Nieuwerkerk een ruim supermarktaanbod heeft voor een kern van deze omvang en nauwelijks een toeristische functie. De bestaande locatie van C1000 (thans Jumbo) is goed bereikbaar, maar bij topdrukte ontstaat een chaotische parkeersituatie. De bestaande locatie van Aldi is slecht bereikbaar en is daarnaast ongewenst omdat dit buiten het winkelgebied ligt.
Geconcludeerd is dat de supermarkten in Schouwen-Duiveland allemaal een beperkte omvang hebben en er op dit moment nog enige marktruimte is in de supermarktbranche. Er moet selectief worden omgegaan met wensen voor uitbreiding en verplaatsing van supermarkten. Prioriteit moet worden gelegd bij versterking van het bestaande supermarktaanbod in Zierikzee. Verder is optimalisatie van het supermarktaanbod in de bestaande voorzieningenstructuur van de grootste toeristische kernen, Burgh-Haamstede, Renesse en Bruinisse, van belang. Op andere locaties moet uiterst terughoudend worden omgegaan met supermarktontwikkelingen. Optimalisatie van de supermarkt, functiebehoud en versterking van de bestaande voorzieningenstructuur kunnen reden zijn om in andere kernen een beperkte uitbreiding te honoreren, aldus het BSP-rapport.
Over de voorgenomen verplaatsing en clustering van de twee bestaande supermarkten in Nieuwerkerk staat in het BSP-rapport dat deze ontwikkeling niet aansluit op bovenstaande visie waarbij het supermarktaanbod zoveel mogelijk wordt geconcentreerd en geoptimaliseerd in de kernen met het grootste draagvlak. Het betreft bovendien een solitaire ontwikkeling die niet aansluit op de bestaande voorzieningenstructuur. Volgens het BSP-rapport zal het effect van deze ontwikkeling groot zijn, omdat winkels elders zullen verdwijnen, met Oosterland voorop. Dit geldt niet alleen voor supermarkten, maar ook voor andere dagwinkels. Voorts zal deze ontwikkeling de gewenste ontwikkelingen in Zierikzee en Bruinisse frustreren.
11.5. Na kennisneming van het BSP-rapport, waarbij kanttekeningen bij de voorgenomen ontwikkeling zijn geplaatst, heeft de raad de structuurvisie opnieuw bezien. Op 20 oktober 2015 heeft de raad een addendum aan de structuurvisie toegevoegd, waarin de structuurvisie is aangepast. In het addendum wordt de clustering van de twee gevestigde supermarkten in Nieuwerkerk (via verplaatsing) in het Gat van Nieuwerkerk opnieuw opgenomen en wordt bepaald dat de Jumbo en de Aldi een maximale ontwikkelruimte van respectievelijk 1.500 m² en 1.375 m² bvo hebben.
11.6. De Afdeling overweegt dat uit het voorgaande volgt dat de raad bij de vaststelling van de structuurvisie heeft uitgesproken dat Nieuwerkerk moet worden aangemerkt als een lokaal verzorgend centrum. Anders dan de raad stelt, stelt de Afdeling vast dat daarbij het verzorgingsgebied als uitgangspunt is genomen. In de structuurvisie is er evenwel niettemin voor gekozen om clustering van de twee bestaande supermarkten in Nieuwerkerk (via verplaatsing) in het Gat van Nieuwerkerk onder voorwaarden mogelijk te maken, nu deze ontwikkeling reeds voor de vaststelling van de structuurvisie was opgestart. Daarbij is onderkend dat, zoals in het BSP-rapport is bevestigd, verplaatsing en concentratie van de twee supermarkten in Nieuwerkerk vanwege de centrale ligging aan de N59 negatieve gevolgen kan hebben voor de bestaande detailhandelsstructuur op Schouwen-Duiveland, het ondernemersklimaat en het woon- en leefklimaat. Deze aspecten zijn meegewogen bij de besluitvorming over het addendum bij de structuurvisie, die deze ontwikkeling mogelijk maakt. Een en ander afwegende heeft de raad de verplaatsing van beide supermarkten in het addendum bij de structuurvisie uiteindelijk uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar geacht. De Afdeling is van oordeel dat de in dit plan voorziene verplaatsing van de beide supermarkten niet in strijd is met de structuurvisie. Het betoog faalt.
11.7. De Afdeling ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de toegestane oppervlakte voor supermarkten in de planregels niet in overeenstemming is met de structuurvisie. Het addendum is naar aanleiding van het BSP-rapport opgesteld. In het BSP-rapport is onder meer geconcludeerd dat verplaatsing van de supermarkten niet passend is en dat Jumbo op de bestaande locatie mag uitbreiden naar 1.500 m² bvo en Aldi mag uitbreiden naar 1.375 m² bvo. De raad heeft besloten om het advies uit het BSP-rapport wat betreft de uitbreidingsruimte voor supermarkten voor alle kernen op Schouwen-Duiveland over te nemen en de structuurvisie daarop indien nodig aan te passen. De raad heeft toegelicht dat de uitbreidingsruimte voor supermarkten in Nieuwerkerk in het addendum ziet op de situatie dat Jumbo en Aldi niet verplaatsen en daarom niet de oppervlaktematen weergeeft in het geval Jumbo en Aldi wel verplaatsen. De in het BSP-rapport geadviseerde maatvoering voor de bestaande locaties van Jumbo en Aldi komt overeen met de figuur 3.1 van de structuurvisie weergegeven gewenste visie op de supermarktstructuur voor Nieuwerkerk, zodat het addendum de in figuur 3.1 opgenomen maatvoering in zoverre niet wijzigt. In figuur 3.2 van de structuurvisie is de supermarktstructuur weergegeven in het geval het Gat van Nieuwerkerk ontwikkeld wordt. Daarbij is voor Jumbo een maatvoering van 1.700 m² bvo opgenomen en voor Aldi een maatvoering van 1.250 m² bvo. Omdat het plan in de verplaatsing van Jumbo en Aldi voorziet en daarmee figuur 3.2 van de structuurvisie van toepassing is, is de in artikel 4, lid 4.5.2, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels opgenomen bvo voor supermarkten niet in strijd met de structuurvisie. Het betoog faalt.
12. De ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn betogen dat het plan afbreuk doet aan een evenwichtige detailhandelsstructuur op Schouwen-Duiveland waardoor het ondernemersklimaat zal worden aangetast. Lidl en Albert Heijn wijzen er daarbij op dat de regionale toppositie van Zierikzee in de structuurvisie door dit plan in gevaar komt. Ook de positie van Oosterland en Bruinisse komt in gevaar. Volgens de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn is de stelling dat de huidige supermarktstructuur in stand blijft onvoldoende onderbouwd. Ten onrechte verwijst de raad volgens de ondernemersverenigingen, Spar en Lidl ter onderbouwing naar de omstandigheid dat in de structuurvisie een draagvlak van 6.073 personen voor een supermarkt in Nieuwerkerk is opgenomen, omdat Nieuwerkerk slechts 2.600 inwoners heeft.
Voorts is van belang, zo stellen zij, dat ook uit het BSP-rapport en de in opdracht van de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn opgestelde notitie "Effectanalyse supermarktcluster Nieuwerkerk" van maart 2016 van onderzoeksbureau DTNP (hierna: DTNP-rapport) volgt dat Nieuwerkerk slechts een lokale functie heeft en gelet op de behoefte, inbreuk op de detailhandelsstructuur en de beoogde effecten geen ruimte is voor een clustering van twee supermarkten.
12.1. De raad stelt dat de verplaatsing en clustering aan een aantal uitgangspunten voldoet zoals vastgelegd in de structuurvisie. De locatie heeft een centrale ligging in het verzorgingsgebied, is beter bereikbaar en heeft voldoende parkeer- en bevoorradingsmogelijkheden. De synergie met andere winkels verbetert voorts en hiermee worden de kansen die het toerisme biedt optimaal benut. De ontwikkeling is derhalve een kwaliteitsverbetering en van belang voor het behoud van het voorzieningenniveau van Nieuwerkerk.
Voorst stelt de raad dat de visie in het BSP-rapport afwijkt van de structuurvisie, maar dat de raad aanleiding heeft mogen zien om vast te houden aan zijn eigen visie. Daarbij is van belang dat de ontwikkeling ruimte laat om het supermarktaanbod in Zierikzee en Bruinisse te stimuleren. Hoewel consumenten die over de N59 rijden zullen worden afgevangen, hetgeen enige verschuiving in koopgedrag met zich zal brengen, is het effect van de nieuwe locatie volgens de raad beperkt en leidt het plan niet tot wijzigingen in de winkelstructuur van Schouwen-Duiveland.
12.2. De Afdeling ziet in hetgeen de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aan vaststelling van het plan heeft kunnen meewerken. De niet onderbouwde stelling in het DTNP-rapport dat de gewenste toppositie van Zierikzee wordt ondermijnd door een verschraling van het aanbod en een leegstandsrisico in Zierikzee, het voortbestaan van winkels in Oosterland wordt bedreigd en de in Bruinisse gewenste bovenlokale positie onhaalbaar wordt, is onvoldoende voor het oordeel dat het plan ten opzichte van de huidige situatie zal leiden tot onevenredige wijzigingen in de winkelstructuur op Schouwen-Duiveland. Daarbij is van belang dat Nieuwerkerk ook in de huidige situatie vanwege het draagvlak behorend bij de twee supermarkten geen lokale verzorgingsfunctie heeft en deze bestaande legale situatie, anders dan in het DTNP-rapport is gebeurd, als uitgangspunt dient te worden genomen bij de vraag welke gevolgen dit plan zal hebben. Niet aannemelijk is gemaakt dat de beoogde verplaatsing van beide supermarkten een substantiële toename van consumenten tot gevolg zal hebben en daarmee de functie van de supermarkten binnen de regio en de detailhandelsstructuur zal veranderen. Hoewel, zoals ook in het DTNP-rapport is bevestigd, de locatie aan de N59 enige verschuiving in koopgedrag met zich kan brengen, heeft de raad er terecht op gewezen dat het draagvlak van het supermarktaanbod in Bruinisse en Zierikzee beduidend groter is. De raad heeft voorts in redelijkheid kunnen stellen dat de beoogde supermarktontwikkeling in Nieuwerkerk geen onaanvaardbaar effect zal hebben op de kleine supermarkten in de kleinere kernen zoals in Oosterland, omdat het bezoekmotief van een dergelijke kleinschalige supermarkt verschilt van het bezoekmotief van grote fullservice-supermarkten en discounters en omdat de inwoners van Oosterland reeds in de bestaande situatie tot het verzorgingsgebied van de supermarkten in Nieuwerkerk behoren.
Nu gelet op het voorgaande niet aannemelijk is gemaakt dat de huidige bovenlokale verzorgingsfunctie van Nieuwerkerk dusdanig door het plan zal worden versterkt, is de Afdeling van oordeel dat de raad bij de afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht aan enige verschuiving in het koopgedrag heeft hoeven toekennen. Het betoog van ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn dat in de structuurvisie onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de detailhandelsstructuur op Schouwen-Duiveland, zodat de structuurvisie en daarmee het plan om die reden in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening, faalt.
Ladder voor duurzame verstedelijking
13. De ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn betogen dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) en artikel 2.1 van de Verordening ruimte provincie Zeeland (hierna: de Verordening).
13.1. Stolp Projecten stelt dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een beoordeling van deze beroepsgrond en verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2015, nr. ECLI:NL:RVS:2015:1585.
13.2. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld."
13.3. Artikel 2.1 (algemene regels voor duurzame verstedelijking) luidt:
"In de toelichting bij een bestemmingsplan voor nieuwe bedrijventerreinen, haventerreinen, kantoren, detailhandel, niet zijnde kleinschalige detailhandel, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen alsmede de uitbreiding daarvan, wordt aannemelijk gemaakt dat het plan voorziet in een aantoonbare regionale behoefte waarbij in die behoefte primair wordt voorzien binnen een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van bedrijvigheid, haventerrein, kantoren en wonen alsmede daarbij behorende voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur, met uitzondering van lineaire bebouwing langs wegen, waterwegen of dijken, door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten. Eerst indien in die behoefte aantoonbaar niet kan worden voorzien binnen een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing wordt een locatie benut die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld."
13.4. De Afdeling zal hierna eerst het beroep op artikel 8:69a van de Awb behandelen.
13.5. Artikel 8:69a van de Awb luidt:
"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
13.6. Bij de beantwoording van de vraag of de relativiteitseis in de weg staat aan vernietiging van het bestreden besluit wegens strijd met de rechtsregel neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro moet onderscheid worden gemaakt tussen de belangen die genoemde bepaling beoogt te beschermen enerzijds en de belangen van de rechtzoekende die deze rechtsregel inroept anderzijds.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in voormelde uitspraak van 20 mei 2015, samengevat weergegeven, strekt artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro tot bevordering van zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder het voorkomen van onnodig ruimtebeslag, en het voorkomen van onaanvaardbare leegstand.
13.7. De Afdeling heeft onder andere in haar uitspraak van 20 mei 2015 overwogen dat als, in een geval als thans aan de orde, een concurrent stelt dat het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, daarbij feiten en omstandigheden naar voren moeten komen die het oordeel rechtvaardigen dat de voorziene ontwikkeling tot, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening relevante, leegstand zal kunnen leiden. In dat geval staat de in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitseis niet aan inhoudelijke beoordeling van de gestelde strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro in de weg. In het kader van die beoordeling kan aan de orde komen of het bestreden besluit zodanige leegstandseffecten tot gevolg heeft dat dit tot een uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal kunnen leiden. Daarbij betrekt de bestuursrechter het oordeel van het betrokken bestuursorgaan over de onaanvaardbaarheid van die leegstandseffecten. Voor relevante leegstand als hiervoor bedoeld is - zo overwoog de Afdeling verder - onvoldoende dat de voorziene ontwikkeling, die mogelijk wordt gemaakt door het bestemmingsplan, leidt of kan leiden tot een verminderde vraag naar producten of diensten en daardoor tot daling van omzet en inkomsten van de eigen onderneming of de betreffende vestiging. Het enkele feit dat de voorziene ontwikkeling kan leiden tot beëindiging van de eigen bedrijfsactiviteiten ter plaatse en daardoor tot leegstand van het in gebruik zijnde bedrijfsgebouw is op zichzelf eveneens onvoldoende om te concluderen dat zich relevante leegstand zal voordoen. Dit kan echter onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld indien het bedrijfsgebouw dermate bijzondere bouwkundige dan wel locatie-specifieke eigenschappen heeft, dat andersoortig gebruik - al dan niet door transformatie - niet of onder zeer bezwarende omstandigheden tot de mogelijkheden behoort, hetgeen niet licht zal kunnen worden aangenomen. Voorts zou relevante leegstand zich voor kunnen doen bij leegstand als gevolg van de voorziene ontwikkeling in de omgeving van het bij de concurrent in gebruik zijnde bedrijfspand.
13.8. De ondernemingsverenigingen vrezen voor het voortbestaan van de supermarkten in de winkelgebieden. Volgens Spar is het risico op winkelleegstand in Oosterland zeer groot. Het voortbestaan van het gehele lokale winkelvoorzieningenniveau voor de inwoners van Oosterland wordt bedreigd. Het functioneren van Spar in Oosterland zal sterk onder druk komen te staan en door de te verwachten afname van het aantal centrumbezoeken valt het bestaansrecht van de andere winkels weg. Volgens Lidl staan in Zierikzee reeds 24 panden leeg. De verschuiving van de kooporiëntatie in Zierikzee zal leiden tot een negatieve spiraal voor het ondernemersklimaat. De supermarktbezoeken zullen afnemen. De verminderde oriëntatie op de supermarkt betekent minder klanten en omzet voor het overige winkelaanbod, waardoor de leegstand zal toenemen. Volgens Albert Heijn zullen winkels in Zierikzee onder druk komen te staan en bij een beperkte omzetdaling genoodzaakt zijn te sluiten. Afname van het aantal winkels en toename van leegstand maken Zierikzee minder aantrekkelijk en leiden tot een verdere afname van de kooporiëntatie. Het plan leidt daarom tot relevante leegstand voor Albert Heijn.
13.9. De ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn hebben het DTNP-rapport overgelegd. Daarbij is de lokale verzorgingsfunctie van Nieuwerkerk als uitgangspunt genomen. Berekend is dat de in het plan mogelijk gemaakte oppervlakte voor supermarkten een jaaromzet nodig heeft van ongeveer 18,4 miljoen euro en dat het aantal inwoners van Nieuwerkerk een omzet van 5,28 miljoen euro zal opleveren. Het draagvlak in Nieuwerkerk kan derhalve slechts 30% van de benodigde omzet opleveren, zodat inwoners buiten het eigen verzorgingsgebied 70% van de omzet (en derhalve ruim 13 miljoen euro) zullen moeten genereren. In dit rapport wordt de conclusie getrokken dat reeds sprake is van overaanbod in Nieuwerkerk. De claim op de omgeving is momenteel al ongewenst groot in relatie tot het uitgangspunt van lokale verzorgingsfunctie, maar dit zal substantieel toenemen door de in het plan mogelijk gemaakte verplaatsing en clustering van de supermarkten. Het complete supermarktaanbod en het bezoekgemak dat het cluster biedt, zal concurreren met het supermarktaanbod in Zierikzee. De kooporiëntatie vanuit de kernen in het oostelijke deel van Schouwen-Duiveland zal afnemen. Dit betekent minder klanten en minder omzet voor het overig winkelaanbod. In het centrum van Zierikzee zijn momenteel 109 winkels en 24 leegstaande panden. Winkels waarvan het functioneren onder druk staat, zullen bij een beperkte omzetdaling genoodzaakt zijn te sluiten. Dit maakt Zierikzee minder aantrekkelijk en leidt tot een verdere afname van de kooporiëntatie. De omvang van de aanbodverschraling en toename van leestand is niet exact aan te geven, maar vast staat dat een reëel leegstandsrisico in Zierikzee zal ontstaan. Verdringingseffecten en leegstandsrisico's voor detailhandel in Oosterland zijn groot. In het centrum van Oosterland zijn 10 winkels en er staat 1 pand leeg. Een relatief groot deel van de totale omzetclaim van het beoogde supermartktcluster zal vanuit de inwoners uit Oosterland komen. Door de te verwachten afname van het aantal centrumbezoeken zullen moeizaam functionerende winkels sluiten en het risico op toename van winkelleegstand is groot. In het centrum van Bruinisse zijn 24 winkels en staan 4 panden leeg. Ook hier is het risico op toename van winkelleegstand reëel doordat meer bezoekers en omzet dan nu wordt weggetrokken.
13.10. De vrees voor relevante leegstand acht de raad ongegrond, omdat de ontwikkeling geen substantiële wijziging van de winkelstructuur op Schouwen-Duiveland tot gevolg heeft. In bijlage 15 van de plantoelichting heeft de raad een berekening opgenomen op grond van gegevens van Locatus en daarmee het winkelaanbod en leegstand inzichtelijk gemaakt. Het leegstandspercentage voor detailhandel in Oosterland bedraagt 0% tot 1%. Het landelijk gemiddelde is een percentage van 10% tot 11%. In dat opzicht onderscheidt Oosterland zich zeer positief. Bruinisse kent een leegstandspercentage van 7% en Zierikzee van 16%. Dit wordt bevestigd in het BSP-rapport, waarbij is opgemerkt dat de winkelleegstand nergens ernstige vormen aanneemt. Gezien de beperkte uitbreiding, de afstand tussen Zierikzee en Nieuwerkerk en de kracht van Zierikzee als winkelkern, zal de ontwikkeling van de Entree-locatie volgens de raad geen invloed hebben op het leegstandspercentage van Zierikzee.
13.11. Zoals ook uit de hiervoor aangehaalde uitspraak van 20 mei 2015 blijkt, staat artikel 8:69a van de Awb in de weg aan vernietiging van het plan op grond van gestelde strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro als niet aannemelijk is gemaakt dat de voorziene ontwikkeling tot, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening relevante, leegstand zal kunnen leiden. Naar het oordeel van de Afdeling hebben de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn niet aannemelijk gemaakt dat dergelijke leegstand zich zal kunnen voordoen. In het DTNP-rapport is, uitgaande van de lokale verzorgingsfunctie van Nieuwerkerk, berekend dat 70% van de omzet afkomstig zal zijn van inwoners buiten dit verzorgingsgebied. Op basis hiervan is geconcludeerd dat bovenstaande gevolgen voor Zierikzee, Oosterland en Bruinisse zullen optreden. Hierbij wordt voorbij gegaan aan de omstandigheid dat Nieuwerkerk thans al een bovenlokaal supermarktaanbod heeft en thans ook een deel van de omzet afkomstig is van inwoners buiten Nieuwerkerk. In het DTNP-rapport is niet inzichtelijk gemaakt welke deel van de omzet dit betreft. De stelling in het DTNP-rapport dat de clustering, hoewel de uitbreiding per saldo weliswaar beperkt is, zeer sterke omzeteffecten zal hebben en daardoor een sterke verschuiving in kooporiëntatie binnen de oostelijke helft van Schouwen-Duiveland zal plaatsvinden, is dan ook niet onderbouwd. Gelet hierop is, anders dan in het DTNP-rapport is geconcludeerd, niet aannemelijk dat relevante leegstand in Zierikzee, Oosterland en Bruinisse zal ontstaan.
13.12. De Afdeling is van oordeel dat weliswaar niet op voorhand is uitgesloten dat de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling kan leiden tot een verminderde vraag en daardoor tot daling van omzet en inkomsten van de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn, maar, zoals hiervoor is overwogen, is dat op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat het plan tot een uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening relevante leegstand zal kunnen leiden. Dat is niet anders in het geval de omzetdaling leidt tot beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van leden van de ondernemersverenigingen en van Spar, Lidl en Albert Heijn ter plaatse en daardoor tot leegstand van de bij hun in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen. Daarbij is van belang dat niet aannemelijk is gemaakt dat hun bedrijfsgebouwen dermate bijzondere bouwkundige dan wel locatie-specifieke eigenschappen hebben, dat andersoortig gebruik niet of onder zeer bezwarende omstandigheden tot de mogelijkheden behoort. Naar het oordeel van de Afdeling is gezien de huidige situatie niet aannemelijk gemaakt dat de verplaatsing en clustering van de supermarkt dusdanige gevolgen zou kunnen hebben voor de leegstand in Zierikzee, Oosterland en Bruinisse, dat dit zou kunnen leiden tot leegstand in de winkelgebieden van die kernen van enige betekenis waardoor het ondernemingsklimaat voor de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn ter plaatse van hun supermarkten of winkels zou kunnen verslechteren.
13.13. De Afdeling komt tot de conclusie dat relevante leegstand zoals bedoeld in de hiervoor aangehaalde uitspraak van 20 mei 2015 gezien het voorgaande niet is te verwachten. Dat betekent dat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan vernietiging wegens de door de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn voorgedragen beroepsgrond dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. De Afdeling ziet daarom af van inhoudelijke bespreking van die grond.
13.14. De Afdeling overweegt dat artikel 2.1 van de Verordening eenzelfde doel en strekking heeft als artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Voor dit oordeel vindt de Afdeling steun in de toelichting bij de omgevingsverordening, waarin staat dat hoofddoelstellingen van provinciaal beleid zijn: zorgvuldig ruimtegebruik, herstructurering van bebouwde terreinen / gebieden en bundeling van functies. In verband hiermee is in artikel 2.1 een afwegingskader vastgelegd. Het gaat hier om de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Naar het oordeel van de Afdeling kunnen belanghebbenden die zich niet kunnen beroepen op artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, omdat die bepaling kennelijk niet strekt tot bescherming van hun belangen, zich evenmin beroepen op artikelen uit een provinciale omgevingsverordening met eenzelfde doel en strekking. Dit betekent dat het betoog van de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn over artikel 2.1 van de verordening, gelet op artikel 8:69a van de Awb, niet kan leiden tot vernietiging van het plan. De Afdeling ziet af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.
Duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau
14. Spar betoogt dat het plan leidt tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau, omdat de supermarkten in Oosterland en Brouwershaven ten gevolge van het plan zullen verdwijnen. Inwoners kunnen dan geen boodschappen meer doen op een aanvaardbare afstand. Ook de ondernemersverenigingen hebben hier ter zitting op gewezen.
14.1. De raad stelt dat het plan niet tot sluiting van een supermarkt op Schouwen-Duiveland zal leiden. In het geval er wel een supermarkt zal sluiten, leidt het plan voorts niet tot duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau, omdat dit er niet toe zal leiden dat de inwoners van Schouwen-Duiveland niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse boodschappen kunnen doen. Daarbij is van belang dat het op Schouwen-Duiveland gebruikelijk is om een bepaalde afstand te moeten afleggen voor een supermarkt. Bovendien heeft Spar een aanvullende functie wat betreft het doen van boodschappen en fungeren andere supermarkten als primaire supermarkt.
14.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1192) komt voor de vraag of duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal ontstaan geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande voorzieningen moet worden gevreesd, maar is het doorslaggevende criterium of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften. Uit de aangehaalde uitspraak vloeit ook voort dat de Wet ruimtelijke ordening er niet toe strekt bedrijven tegen de vestiging van concurrerende bedrijven in hun verzorgingsgebied te beschermen. Concurrentieverhoudingen vormen bij een planologische belangenafweging geen in aanmerking te nemen belang.
14.3. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
De Afdeling is van oordeel dat de ingeroepen norm van de goede ruimtelijke ordening toegespitst op de duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau, gelet op 14.2, strekt tot behartiging van de belangen van inwoners die voor het voorzien in hun eerste levensbehoeften op Oosterland of Brouwershaven zijn aangewezen, en Spar en de ondernemersverenigingen niet tot deze categorie behoren. De Afdeling laat deze beroepsgrond, daargelaten of deze zou slagen, dan ook buiten beschouwing, nu artikel 8:69a van de Awb er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
Verordening
15. De ondernemersverenigingen, Spar en Albert Heijn betogen dat het plan in strijd is met 2.2, achtste lid, van de Verordening, omdat de uitbreiding van supermarkten niet is voorzien in een bestaand kernwinkelgebied. Anders dan de raad stelt, sluit de ontwikkeling ook niet aan op het bestaande kernwinkelgebied. Het betreft namelijk een braakliggend terrein aan de N59, omsloten door bedrijvigheid en woningen. Dat er op dit moment weinig detailhandelsactiviteiten in het kernwinkelgebied plaatsvinden, maakt niet dat er kan worden gesproken van een planologisch kernwinkelgebied. Albert Heijn en andere wijzen erop dat in de structuurvisie staat dat alleen Zierikzee een kernwinkelgebied heeft. In Nieuwerkerk is dus geen sprake van een kernwinkelgebied, zodat nieuwe detailhandel niet is toegestaan. Voorts is niet onderbouwd op welke wijze de ontwikkeling bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in de bestaande kernwinkelgebieden.
15.1. De raad stelt zich op het standpunt dat nieuwe detailhandelsvoorzieningen primair en derhalve niet uitsluitend worden toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden. De Verordening laat bewust ruimte voor een nadere afweging. De concentratie van detailhandel en andere commerciële functies bevindt zich in Nieuwerkerk op de hoek van de Stolpweg met de Deltastraat. De voorziene locatie voor de supermarkten sluit hier op aan. Voorts maken deze gronden reeds deel uit van de concentratie van commerciële functies, vanwege de horecabestemming die op het perceel rust. Volgens de raad bevordert het plan in zoverre dan ook de doelstelling van de Verordening.
15.2. Artikel 1.1 (begripsbepalingen), onder i, van de Verordening luidt:
"bestaand: gebruik dat en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening krachtens een bestemmingsplan zijn toegelaten."
Artikel 2.2, achtste lid, luidt:
"In een bestemmingsplan worden nieuwe detailhandelsvoorzieningen, daaronder mede verstaan de uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen, primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden. In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin nieuwe detailhandelsvoorzieningen, met inbegrip van de uitbreiding van bestaande -voorzieningen, worden toegelaten wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden."
15.3. In de toelichting op artikel 2.2, achtste lid van de Verordening staat dat behoud en versterking van het aanbod aan detailhandelsvoorzieningen alsmede bundeling en concentratie die bijdraagt aan de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra als elementen van provinciaal belang worden aangemerkt. Het beleidsdoel is bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Met kernwinkelgebieden worden bedoeld de binnen de centra van kernen gelegen gebieden waarin detailhandelsvoorzieningen zijn geconcentreerd. Een bestemmingsplan dat geen bijdrage levert aan bundeling en concentratie is in beginsel strijdig met het beleidsdoel (behoudens in de bijlage benoemde uitzonderingen). Hierbij bestaat wel afwegingsruimte. Bijvoorbeeld een supermarkt die ruimtelijk (in verband met omvang en verkeersontsluiting) aantoonbaar niet inpasbaar is in het kernwinkelgebied mag op enige afstand van het kernwinkelgebied, binnen de bebouwde kom worden toegestaan. Ook een bestaande winkel buiten het kernwinkelgebied kan enige ontwikkelingsruimte worden geboden. Hiervoor is wel een goede motivering nodig omdat een dergelijke situatie per definitie niet bijdraagt aan bundeling en concentratie in het kernwinkelgebied.
15.4. In paragraaf 3.2.1 van de plantoelichting staat dat de beoogde ontwikkeling van de Entree van Nieuwerkerk aansluitend aan het bestaande kernwinkelgebied plaatsvindt. Het grootste deel van het detailhandelsaanbod in Nieuwerkerk bevindt zich aan de Deltastraat/Stolpweg (de huidige locatie van de Jumbo). Dit ligt op enige afstand van het oorspronkelijke centrumgebied. In dat gebied is geen sprake van een kernwinkelgebied. De winkelconcentratie aan de Stolpweg komt hier eerder voor in aanmerking. Ter plaatse is geen ruimte beschikbaar voor uitbreiding van winkeloppervlak, inplaatsing van de Aldi en extra winkelvoorzieningen. Op relatief korte afstand van deze locatie is dat wel het geval. De schaalvergroting en combinatie van supermarkten met toevoeging van bijbehorende detailhandel is alleen op de locatie Entree van Nieuwerkerk mogelijk.
15.5. In het voorheen geldende plan "Nieuwerkerk en Oosterland" was aan de gronden een horecabestemming toegekend. Het gebruik van de gronden voor detailhandel was derhalve niet toegestaan, zodat niet van bestaand gebruik kan worden gesproken. De Afdeling merkt de verplaatsing van de bestaande supermarkten gelet hierop aan als planologische nieuwe detailhandelsvoorzieningen, zodat het plan in zoverre in overeenstemming moet zijn met artikel 2.2, achtste lid, van de Verordening.
15.6. De ondernemersverenigingen, Spar en Albert Heijn betogen terecht dat de detailhandel niet is voorzien in het kernwinkelgebied van Nieuwerkerk. Artikel 2.2, achtste lid, biedt de raad vanwege het woord "primair" echter afwegingsruimte, in die zin dat nieuwe detailhandelsvestigingen niet per definitie niet zijn toegelaten buiten bestaande kernwinkelgebieden. Omdat Nieuwerkerk een kleine kern betreft en de bundeling van bestaande detailhandel op korte afstand van het oorspronkelijke centrum is gevestigd, kan deze bundeling van detailhandel in dit geval in redelijkheid als kernwinkelgebied van Nieuwerkerk worden gezien. Dat in de structuurvisie staat dat alleen Zierikzee een kernwinkelgebied heeft, is in dit verband niet relevant, nu de structuurvisie geen uitleg aan een begrip uit de Verordening geeft. De Afdeling is van oordeel dat de raad voldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval gebruik kan worden gemaakt van de beoordelingsruimte die de Verordening op dit punt biedt en dat de raad op korte afstand van het kernwinkelgebied in detailhandel heeft mogen voorzien. Daarbij is van belang dat in de toelichting is benoemd dat een supermarkt op enige afstand van het kernwinkelgebied kan worden toegestaan, indien de supermarkt ruimtelijk (in verband met omvang en verkeersontsluiting) niet inpasbaar is in het kernwinkelgebied. Zoals onder 10.3 is overwogen, is in het kernwinkelgebied dan wel in het oorspronkelijke centrum geen ruimte voor uitbreiding van Jumbo en inplaatsing van Aldi.
Het betoog faalt.
Samenvatting
Ontvankelijkheid
16. De Stolp Projecten heeft de ontvankelijkheid van de beroepen, voor zover deze zijn gericht tegen de verplaatsing van de supermarkten, betwist. Het beroep van Spar is ontvankelijk, voor zover ingesteld door [Spar 2] en [eigenaar Spar 2]. Ook het beroep van Lidl is ontvankelijk. Het beroep van Albert Heijn is ontvankelijk, voor zover ingesteld door Albert Heijn B.V., Stichting Supermarkt Fonds Nederland VI en Maatschap Supermarkt Fonds Nederland. Het beroep van de ondernemersverenigingen is ontvankelijk, voor zover ingesteld door Ondernemersvereniging Bruinisse en Ondernemers Vereniging Oosterland. De Afdeling heeft voorts ambtshalve beoordeeld dat het beroep van de ondernemersverenigingen, Spar en Lidl, voor zover dat is gericht tegen de plandelen met de bestemming "Bedrijf" op de Meubelrama-locatie, niet-ontvankelijk is.
Inhoudelijk
17. De Afdeling is van oordeel dat het betoog van de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn dat het plan in strijd is met de structuurvisie niet slaagt. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad er in de structuurvisie voor heeft gekozen om clustering van de twee bestaande supermarkten in Nieuwerkerk (via verplaatsing) in het Gat van Nieuwerkerk onder voorwaarden mogelijk te maken. Voorts is niet gebleken dat in de structuurvisie onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de detailhandelsstructuur op Schouwen-Duiveland, zodat de raad deze ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar heeft kunnen achten. De Afdeling ziet in hetgeen de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aan vaststelling van het plan heeft kunnen meewerken.
De Afdeling ziet gelet op artikel 8:69a van de Awb af van inhoudelijke bespreking van de beroepsgrond van de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro en artikel 2.1 van de Verordening. Hetzelfde geldt voor de beroepsgrond van Spar dat het plan leidt tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau.
Het betoog van de ondernemersverenigingen, Spar, en Albert Heijn dat het plan in strijd is met artikel 2.2, achtste lid, van de Verordening slaagt niet, omdat dit artikel de raad afwegingsruimte geeft in die zin dat nieuwe detailhandsvestigingen niet per definitie niet zijn toegelaten buiten bestaande kernwinkelgebieden.
Conclusie en proceskosten
18. De beroepen van de ondernemersverenigingen, Spar, Lidl en Albert Heijn zijn, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de volgende beroepen niet-ontvankelijk:
a. het beroep van Spar Holding B.V. en anderen:
- voor zover ingesteld door Spar Brouwershaven B.V., [eigenaar Spar Brouwershaven], Spar Holding B.V., [eigenaar Spar 2], [persoon A] en [persoon B];
- voor zover gericht tegen de plandelen met de bestemming "Bedrijf" op de Meubelrama-locatie;
b. het beroep van Lidl Nederland GmbH voor zover gericht tegen de plandelen met de bestemming "Bedrijf" op de Meubelrama-locatie;
c. het beroep van Albert Heijn B.V. en anderen, voor zover ingesteld door Annexum Beheer B.V. en Ahold Europe Real Estate & Construction B.V.;
d. het beroep van Ondernemersvereniging Bruinisse en anderen:
- voor zover ingesteld door Ondernemersvereniging Renesse en Stichting Ondernemers voor Ondernemers;
- voor zover gericht tegen de plandelen met de bestemming "Bedrijf" op de Meubelrama-locatie;
II. verklaart de beroepen van Ondernemersvereniging Bruinisse en anderen, Spar Holding B.V. en anderen, Lidl Nederland GmbH en Albert Heijn B.V. en anderen, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. E.A. Minderhoud en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Schoor, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Schoor
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2017
758.