RvdW 2012/186
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; art. 5 lid 1; verklaring geneesheer-directeur; eigen onderzoek geneesheer-directeur die geen psychiater is; redelijke wetsuitleg; grondrecht op vrijheid.
HR 27-01-2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2028
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 januari 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, J.C. van Oven, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, C.E. Drion
- Zaaknummer
11/05085
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BV2028
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BV2028, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑01‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BV2028, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑12‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑11‑2011
- Wetingang
Wet Bopz art. 5
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; art. 5 lid 1; verklaring geneesheer-directeur; eigen onderzoek geneesheer-directeur die geen psychiater is; redelijke wetsuitleg; grondrecht op vrijheid.
Het bepaalde in art. 5 lid 1 onder a Wet Bopz dient te worden uitgelegd in samenhang met art. 5 lid 1 onder b Wet Bopz. Deze laatste bepaling is voor geen andere uitleg vatbaar dan dat de geneesheer-directeur die bij de behandeling betrokken is, zijn verklaring zal dienen te baseren op onderzoek verricht door een niet bij de behandeling betrokken psychiater in de zin van de Wet Bopz, derhalve een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.