Hof Amsterdam, 08-09-2022, nr. 23-003161-21
ECLI:NL:GHAMS:2022:2638
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-09-2022
- Zaaknummer
23-003161-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:2638, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑09‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1125
Uitspraak 08‑09‑2022
Inhoudsindicatie
bewijsoverweging openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, de verdachte heeft naar het oordeel van het hof een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd, bedreiging met brandstichting
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003161-21
datum uitspraak: 8 september 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 11 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-210098-21 tegen
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1981,
adres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.hij, op of omstreeks 04 augustus 2021 te Den Burg, gemeente Texel, openlijk, te weten aan de Maricoweg (ter hoogte van nummer [nummer01] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] , door die [slachtoffer01] meermaals, althans eenmalig, in zijn gezicht/tegen het hoofd te slaan en/of een slaande beweging richting die [slachtoffer01] zijn gezicht/hoofd te maken en/of verbaal te dreigen (met brandstichting) en/of te schelden;
2.hij, op of omstreeks 4 augustus 2021 te Den Burg, gemeente [slachtoffer01] heeft bedreigd met brandstichting, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "we gaan de boel in de fik steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte01] geen significante en wezenlijke bijdrage aan het door de verdachte gepleegde geweld heeft geleverd. Derhalve is volgens de raadsvrouw geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Voor bewezenverklaring van openlijke geweldpleging moet sprake zijn van het in vereniging plegen van geweld. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is in het geval van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijke geweld. In dat kader dient het hof te beoordelen of de medeverdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Die bijdrage behoeft overigens niet van gewelddadige aard te zijn.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast. De verdachte en zijn medeverdachte hadden een geschil met het slachtoffer over door de verdachte en zijn medeverdachte gehuurde scooters. Samen waren zij ter plaatse om verhaal te halen. Er ontstond een verhitte discussie tussen de verdachten en het slachtoffer. Op enig moment heeft de verdachte het slachtoffer tegen zijn hoofd geslagen. Ook de medeverdachte heeft het slachtoffer willen slaan. Die klappen konden echter worden afgeweerd. Naar het oordeel van het hof heeft de medeverdachte daarmee een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. Het tenlastegelegde feit is daarmee bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 4 augustus 2021 te Den Burg, gemeente Texel, openlijk, te weten aan de Maricoweg (ter hoogte van nummer [nummer01] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] , door [slachtoffer01] tegen het hoofd te slaan en een slaande beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer01] te maken.
2.hij op 4 augustus 2021 te Den Burg, gemeente [slachtoffer01] heeft bedreigd met brandstichting, door [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "we gaan de boel in de fik steken".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met brandstichting.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Tijdens een conflict over door de verdachte en de medeverdachte gehuurde scooters hebben zij geweld uitgeoefend jegens het slachtoffer. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke misdrijven brengen bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan bedreiging met brandstichting, door tegen het slachtoffer te zeggen dat hij “de boel” in de fik zou steken. Dergelijke feiten roepen niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij omstanders gevoelens van angst en onveiligheid op.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren , indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis .
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2022.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]