Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 109 Gebruik van depositogarantiestelsels in het kader van de afwikkeling
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Inwerkingtreding
02-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat, wanneer de afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsmaatregelen nemen en mits die maatregel garandeert dat deposanten toegang tot hun deposito's blijven hebben, het depositogarantiestelsel waarbij de instelling is aangesloten, verantwoordelijk is voor:
- a)
wanneer het instrument van bail-in wordt gebruikt, het bedrag dat bij de gedekte deposito's zou worden afgeboekt om de verliezen van de instelling overeenkomstig artikel 46, lid 1, onder a), te absorberen, indien gedekte deposito's binnen het toepassingsgebied van de inbreng van de particuliere sector zouden vallen en in dezelfde mate afgeboekt zouden worden als schuldeisers met een even hoge prioriteit volgens het nationaal recht inzake normale insolventieprocedures; of
- b)
wanneer er één of meer andere afwikkelingsinstrumenten dan de inbreng van de particuliere sector worden gebruikt, het bedrag aan verliezen dat gedekte deposanten zouden lijden, indien gedekte deposanten verliezen zouden lijden die in verhouding staan tot de verliezen van schuldeisers met een even hoge prioriteit volgens het nationaal recht inzake normale insolventieprocedures.
De aansprakelijkheid van het depositogarantiestelsel is in geen geval groter dan het bedrag van de verliezen die het had moeten dragen zou de instelling volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd.
Wanneer het instrument van bail-in wordt gebruikt, hoeft het depositogarantiestelsel geen bijdrage te leveren aan de kosten van de herkapitalisering van de instelling of overbruggingsinstelling uit hoofde van artikel 46, lid 1, onder b).
Indien bij een waardering uit hoofde van artikel 74 wordt vastgesteld dat de bijdrage van het depositogarantiestelsel aan de afwikkeling groter was dan de netto verliezen die het zou hebben geleden, indien de instelling zou zijn afgewikkeld op grond van een normale insolventieprocedure, heeft het depositogarantiestelsel recht op de betaling van het verschil met de afwikkelingsfinancieringsregeling overeenkomstig artikel 75.
2.
De lidstaten dragen er zorg voor dat bij de vaststelling van het bedrag waarvoor het depositogarantiestelsel overeenkomstig lid 1 aansprakelijk is, aan de in artikel 36 bedoelde voorwaarden wordt voldaan.
3.
De bijdrage van het depositogarantiestelsel voor de toepassing van lid 1 wordt in contanten geleverd.
4.
Ingeval in aanmerking komende deposito's bij een instelling in afwikkeling aan een andere entiteit worden overgedragen via het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling, hebben de deposanten geen vordering uit hoofde van Richtlijn 2014/49/EU op het depositogarantiestelsel met betrekking tot enigerlei deel van hun deposito's bij de instelling in afwikkeling die niet zijn overgedragen, mits het bedrag van de overgedragen middelen gelijk is aan of groter is dan het totale in artikel 6 van Richtlijn 2014/49/EUvoorziene dekkingsniveau is vastgelegd.
5.
Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 tot en met 4, wordt de normale bijdrage aan een depositogarantiestelsel vastgesteld op een niveau dat het mogelijk maakt het streefbedrag binnen zes jaar te bereiken als de beschikbare financiële middelen van het depositogarantiestelsel in overeenstemming daarmee worden gebruikt en vervolgens worden gereduceerd tot minder dan twee derde van het streefbedrag.
In geen geval is de aansprakelijkheid van een depositogarantiestelsel groter dan het bedrag gelijk aan 50 % van het streefniveauervan krachtens artikel 10 van Richtlijn 2014/49/EU. De lidstaten mogen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van hun nationale bankensector, een percentage vaststellen dat hoger is dan 50 %.
In geen geval is de bijdrage van de depositogarantieregeling uit hoofde van deze richtlijn hoger dan de verliezen die geleden zouden zijn bij een faillissement op basis van een normale insolventieprocedure.