Hof Amsterdam, 14-04-2009, nr. 106.006.329/01
ECLI:NL:GHAMS:2009:BN2798
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-04-2009
- Magistraten
Mrs. A.S. Arnold, D. Kingma, W. Konijnenbelt
- Zaaknummer
106.006.329/01
- LJN
BN2798
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2009:BN2798, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑04‑2009
Uitspraak 14‑04‑2009
Mrs. A.S. Arnold, D. Kingma, W. Konijnenbelt
Partij(en)
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALBERT BEETS TRANSPORTONDERNEMING B.V.,
gevestigd te Wijdewormer, gemeente Wormerland,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.B. Falkena te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.W. Bitter te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna Beets en Delta Lloyd genoemd.
Bij dagvaarding van 22 november 2006 is Beets in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 23 augustus 2006, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 113127/HA ZA 05-719 gewezen tussen Beets als één van de twee gedaagden en Delta Lloyd als één van de twee eiseressen.
Bij memorie van grieven heeft Beets zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd zoals in die memorie weergegeven.
Bij memorie van antwoord heeft Delta Lloyd de grieven bestreden één productie in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd zoals in die memorie weergegeven.
Partijen hebben de zaak op 21 november 2008 doen bepleiten, Beets door mr. J.H.J. Teunissen, advocaat te Rotterdam en Delta Lloyd door mr. Bitter voornoemd, beiden aan de hand van pleitnotities. Vervolgens is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de desbetreffende memorie.
3. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.12, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Beide partijen hebben over de aldus vastgestelde feiten op onderdelen geklaagd. Op die klachten zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
Voor zover over de door de rechtbank vastgestelde feiten niet is geklaagd, dienen die feiten ook het hof tot uitgangspunt.
4. Beoordeling
4.1
De feiten laten zich als volgt samenvatten, waarbij behalve op de door de rechtbank vastgestelde niet in geschil zijnde feiten, mede is gelet op hetgeen verder nog tussen partijen is komen vast te staan blijkens het over en weer gestelde en de niet bestreden inhoud van de overgelegde producties.
4.2
Delta Lloyd is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Taiko Activated Clays Europe B.V. (hierna: Taiko). Taiko handelt in bleekaarde dat onder meer wordt gebruikt voor het zuiveren/filteren van plantaardige oliën. Bij fax van 7 juli 2003 heeft Taiko aan Beets de opdracht verstrekt tot vervoer over de weg van 25.500 kilogram bleekaarde naar haar klant Fettrafinerie Brake GmbH (hierna: Brake) te Brake, Duitsland. Beets heeft die opdracht aanvaard en heeft op 8 juli 2003 vanuit de bij Albert Beets Op- en Overslag bedrijf Wijdewormer B.V. te Wijdewormer opgeslagen handelsvoorraad van Taiko een lading bleekaarde ten vervoer in ontvangst genomen.
4.3
Door een fout van haar chauffeur heeft Beets op 8 juli 2003 een verkeerde oplegger met aluminiumsilicaat — bestemd voor een andere geadresseerde — vervoerd van Wijdewormer naar Brake. De inhoud van de verkeerde oplegger is bij Brake gelost in een silo waar reeds bleekaarde was opgeslagen en is (deels) in het productieproces van Brake terecht gekomen. Bij fax van 9 juli 2003 heeft Taiko Beets aansprakelijk gesteld ‘voor alle kosten (…) en alle schade (…) alsmede eventuele gevolgschade bij [haar] klant en bij Will & Co. B.V. [haar rechtsvoorgangster]’. De door Brake geleden schade is door de expert van Delta Lloyd, Crawford & Company (Nederland) B.V., in haar eindrapport van 13 mei 2004 begroot op € 252.699,-.
4.4
Deze zaak ziet — voor zover in hoger beroep nog van belang — op de vordering van Delta Lloyd tot veroordeling van Beets tot betaling aan haar van genoemd schadebedrag met rente en kosten, waarbij Delta Lloyd primair ageert in de hoedanigheid van cessionaris van de vordering van Brake op Beets op grond van onrechtmatige daad, subsidiair in de hoedanigheid van gesubrogeerde verzekeraar van Taiko op grond van toerekenbaar tekortschieten onder de vervoerovereenkomst.
4.5
Beets heeft zich tegen die vordering verweerd met (onder meer) een beroep op overschrijding van de verjaringstermijn van art. 32 lid 1 CMR. De rechtbank heeft het verjaringsverweer van Beets verworpen en de vordering van Delta Lloyd op de primaire grondslag toegewezen. Grief drie klaagt dat de rechtbank het beroep op verjaring ex art. 32 lid 1 CMR ten onrechte heeft verworpen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
4.6
De overeenkomst tussen Taiko en Beets tot internationaal vervoer over de weg wordt — naar tussen partijen niet in geschil is — beheerst door het CMR. Art. 32 lid 1 CMR bepaalt dat ‘de rechtsvorderingen waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft’, verjaren door verloop van één jaar. De schade van Brake — waarvan Delta Lloyd in deze zaak de vergoeding vordert — is ontstaan bij aflevering onder de overeenkomst tussen Taiko en Beets. Aflevering is een hoofdverbintenis van de vervoerder onder de vervoerovereenkomst en de rechtsvordering tot vergoeding van de schade die bij de aflevering is ontstaan, is bij uitstek een vordering waartoe het vervoer aanleiding heeft gegeven. De conclusie moet dan ook zijn dat de in geding zijnde rechtsvordering van Delta Lloyd wordt beheerst door de in art. 32 lid 1 CMR gegeven verjaringstermijn.
4.7
Blijkens het voorgaande wordt de (door de rechtbank overgenomen) opvatting van Delta Lloyd, erop neerkomende dat de aflevering van aluminiumsilicaat, waar bleekaarde was overeengekomen, in een te ver verwijderd verband staat tot het overeengekomen vervoer, en mitsdien tot art. 32 lid 1 CMR, niet gevolgd. Dat het vervoer zag op een verkeerde lading, maakt niet dat de grondslag (een vervoerovereenkomst onder het CMR) aan dat vervoer is komen te ontvallen. De verkeerde lading betekent dat Beets is tekortgeschoten onder de vervoerovereenkomst, niet — zoals Delta Lloyd betoogt — dat er van een vervoerovereenkomst geen sprake is.
4.8
Blijkens rechtspraak en literatuur strekt de werking van art. 32 lid 1 CMR zich uit tot vorderingen van en tegen alle derden wier prestaties of belangen bij de overeenkomst of de uitvoering daarvan in voldoende mate betrokken zijn. De stelling van Delta Lloyd dat art. 32 lid 1 CMR nimmer aan een derde-ontvanger kan worden tegengeworpen, berust op een verkeerde lezing van HR, 11-02-2000, NJ 2000, 420, althans van de noot onder dat arrest. Los daarvan geldt Brake — zoals de tweede grief terecht voorstelt — niet als derde-ontvanger, waar hij door ondertekening van de CMR-vrachtbrief op 8 juli 2003 en inontvangstneming van de lading tot de vervoerovereenkomst is toegetreden.
4.9
Het voorgaande brengt mee dat de in geding zijnde vordering van Delta Lloyd onderworpen is aan de verjaringsregeling van art. 32 lid 1 CMR. De derde grief slaagt.
4.10
Ingevolge art. 32 lid 1 aanhef en sub c CMR vangt ineen geval als het onderhavige — waarin het gaat om andere dan ladingschade — de verjaring aan na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting van de vervoerovereenkomst.
4.11
Met de eerste grief betoogt Beets dat de verjaringstermijn niet tijdig is gestuit. Dat betoog slaagt. De fax van Taiko aan Beets d.d. 9 juli 2003 — waarop Delta Lloyd zich in dit verband beroept — voldoet niet aan de vereisten van een schriftelijke vordering als bedoeld in art. 32 lid 2 CMR, want bevat helemaal niets omtrent aard en omvang van de in concreto geleden schade op vergoeding waarvan aanspraak wordt gemaakt. Alleen op grond van die fax mocht Delta Lloyd er in redelijkheid niet op vertrouwen dat bij gebreke van een schriftelijk afwijzing van Beets de verjaring was geschorst. Ook anderszins is van een schorsing of stuiting van de verjaring niet gebleken. Delta Lloyd stelt dat ook niet, althans niet gemotiveerd.
4.12
Waar de inleidende dagvaarding dateert van 10 mei 2005 — en gesteld is noch gebleken dat in de gegeven omstandigheden een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn — slaagt het verjaringsverweer van Beets.
4.13
De verjaring treft de vordering van Delta Lloyd op beide grondslagen, zodat de vordering op geen van beide grondslagen toewijsbaar is. Hetgeen Beets verder nog in haar grieven heeft aangevoerd, kan bij gebrek aan belang onbesproken blijven.
4.14
Delta Lloyd heeft — ook niet in eerste aanleg — niets naar voren gebracht dat tot een ander oordeel noopt. Haar bewijsaanbod zal als niet ter zake dienend worden gepasseerd.
4.15
De slotsom is dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd en dat — opnieuw rechtdoende — de vordering van Delta Lloyd alsnog moet worden afgewezen. Delta Lloyd zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de eerste aanleg en van het hoger beroep.
4.16
De vordering van Beets in de appeldagvaarding tot veroordeling van Delta Lloyd tot terugbetaling van al hetgeen zij ingevolge het bestreden vonnis heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling, zal — als op zichzelf niet bestreden — worden toegewezen als hierna in het dictum bepaald.
6. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van Delta Lloyd af;
veroordeelt Delta Lloyd tot terugbetaling van al hetgeen Beets ingevolge het bestreden vonnis aan Delta Lloyd heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van beide instanties en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Beets gevallen in eerste aanleg op € 12.584,- en in hoger beroep op € 14.445,32, waarvan € 4.656,- aan verschotten en € 9.789,- aan advocatensalaris;
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, D. Kingma en W. Konijnenbelt en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2009 door de rolraadsheer.
[Mr. W.J.J. Los]