Rb. Midden-Nederland, 21-07-2021, nr. C/16/515771 / FO RK 21-39
ECLI:NL:RBMNE:2021:3298
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
21-07-2021
- Zaaknummer
C/16/515771 / FO RK 21-39
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2021:3298, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 21‑07‑2021; (Beschikking)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2021-0212
Uitspraak 21‑07‑2021
Inhoudsindicatie
De meervoudige kamer heeft het verzoek van de ouders, om in de geboorteakte van hun pasgeboren kind de vermelding van het geslacht te verbeteren in ‘geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’, afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/515771 / FO RK 21-39
Beschikking van 21 juli 2021
in de zaak van
[verzoekster 1] ,
hierna te noemen: [verzoekster 1] ,
en
[verzoekster 2] ,
hierna te noemen: [verzoekster 2] ,
samen te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat mr. K. Smienk,
met als belanghebbende:
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
van de gemeente Utrecht,
hierna te noemen: de ABS,
op grond van artikel 44 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering:
DE OFFICIER VAN JUSTITIE,
hierna te noemen: de Officier van justitie,
en op grond van artikel 810 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering:
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING MIDDEN-NEDERLAND,
locatie Utrecht,
hierna te noemen: de Raad.
1. De procedure
1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
- -
het verzoekschrift van de ouders met bijlagen 1 tot en met 6, binnengekomen op de griffie op 13 januari 2021;
- -
het faxbericht met bijlagen van de Raad van 6 april 2021;
- -
de brief van de ABS van 9 april 2021;
- -
de e-mail van de Officier van Justitie van 8 juni 2021.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 23 juni 2021. Hierbij waren aanwezig:
- -
de ouders met hun advocaat;
- -
mevrouw [A] in de hoedanigheid van ABS.
1.3.
De Raad en de Officier van justitie hebben de rechtbank voorafgaand aan de zitting bericht dat zij niet op de zitting zouden verschijnen. Zij hebben schriftelijk laten weten dat zij de rechtbank inhoudelijk niet kunnen adviseren vanuit hun deskundigheid.
2. Waar gaat het over?
2.1.
Uit [verzoekster 2] is geboren:
- [minderjarige], geboren op [2020] in [geboorteplaats] .
2.2.
[minderjarige] is voor de geboorte erkend door [verzoekster 1] . De ouders zijn samen belast met het gezag over [minderjarige] .
2.3.
In de onderhavige zaak is door de arts een verklaring opgesteld waaruit volgt dat het geslacht van [minderjarige] ‘ [geslacht] ’ is. Deze verklaring is – op verzoek van de ABS – door de ouders aan de ABS verstrekt.
2.4.
Op 19 november 2020 is door de ABS van de gemeente Utrecht ten behoeve van [minderjarige] een geboorteakte opgemaakt met nummer [nummer] . Op de geboorteakte staat bij het geslacht van [minderjarige] vermeld: ‘ [geslacht] ’.
2.5.
De ouders hebben de rechtbank verzocht:
- -
primair: te bepalen dat de geboorteakte van [minderjarige] doorgehaald wordt en een gemeenteambtenaar te gelasten een nieuwe geboorteakte op te maken en daarbij bij de vermelding van het geslacht op te nemen ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’;
- -
subsidiair: te bepalen dat de geboorteakte van [minderjarige] verbeterd wordt en bij de vermelding van het geslacht ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’ vermeld wordt, en een gemeenteambtenaar te gelasten laatstgenoemde als latere vermelding in de geboorteakte van [minderjarige] op te nemen;
- -
voorts: een ambtenaar te gelasten over te gaan tot inschrijving van alle voornoemde voor inschrijving vatbare beslissingen in de daartoe bestemde registers.
3. De beoordeling
3.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de ouders af. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Het juridisch kader
3.2.
Op grond van artikel 1:19d van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het mogelijk om – in het geval dat het geslacht van het kind om medische redenen na de geboorte twijfelachtig is – in de geboorteakte de vermelding op te nemen dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld.
3.3.
In artikel 1:19e lid 9 BW is bepaald dat de aangever van de geboorte een aantal gegevens verstrekt, waaronder het geslacht van het kind. Op grond van artikel 19e, lid 11 BW kan de ABS een verklaring van de arts of verloskundige verlangen die bij de geboorte aanwezig is geweest. Die verklaring houdt in dat het kind is geboren uit de als moeder opgegeven persoon. Eén van de eisen die in het Besluit burgerlijke stand 1994 zijn gesteld aan de inhoud van de verklaring is dat het geslacht van het kind moet worden vermeld.
3.4.
Er is in de afgelopen jaren steeds meer sprake van een maatschappelijke erkenning en een (trend naar) juridische erkenning van neutrale geslachtelijke identiteit. Hierdoor wordt er – zowel nationaal als internationaal – steeds meer belang gehecht aan flexibele procedures bij geboorteregistratie. Inmiddels hebben diverse rechtbanken in Nederland verzoeken toegewezen waarbij werd verzocht om de geboorteakte te verbeteren en bij het geslacht te vermelden dat ‘het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’. In die uitspraken betrof het telkens personen van iets jonger dan zestien jaar of ouder. Deze personen waren veelal al vanaf jonge leeftijd bezig met hun genderidentiteit. Zij zijn er duurzaam van overtuigd dat zij niet tot het vrouwelijke, maar ook niet tot het mannelijke geslacht behoorden.
3.5.
Er zijn dus op dit moment twee mogelijkheden om tot de vermelding ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’ op de geboorteakte te komen, namelijk op grond van de wet als het geslacht van het kind bij of kort na de geboorte twijfelachtig is dan wel op grond van de jurisprudentie als een persoon van om en nabij zestien jaar of ouder ervan overtuigd is dat het geslacht dat in de geboorteakte vermeld staat gewijzigd moet worden. In de onderhavige zaak betreft het echter niet een (jong)volwassene, maar een (pasgeboren) baby.
3.6.
De vraag die in de onderhavige procedure moet worden beantwoord, is of het op verzoek van de ouders ook voor een (pasgeboren) baby bij de aangifte van geboorte mogelijk moet zijn om in de akte op te nemen dat ‘het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’, ook al is het geslacht uit medisch oogpunt vastgesteld en niet twijfelachtig.
De ABS
3.7.
De ABS heeft toegelicht dat het op basis van de huidige wettekst het op dit moment niet mogelijk is om op verzoek van de ouders in de geboorteakte van een kind het geslacht achterwege te laten indien uit een verklaring blijkt wat het geslacht van het kind is. Het door de arts vastgestelde geslacht van [minderjarige] is niet twijfelachtig.
De ouders
3.8.
De ouders zijn van mening dat er – uitgaande van de huidige wettekst – sprake is van een inbreuk op het privéleven, het zelfbeschikkingsrecht en de persoonlijke autonomie van [minderjarige] en van de ouders nu zij niet de mogelijkheid krijgen om op de geboorteakte van [minderjarige] bij het geslacht ‘niet kunnen worden vastgesteld’ te laten vermelden. Zij verwijzen hierbij naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), de Yogyakarta-beginselen en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Zij zijn van mening dat uit artikel 8 EVRM in combinatie met de Yogyakarta-beginselen de positieve verplichting voor de ABS voortvloeit om tot toewijzing van hun verzoek te komen. Verzoekers zijn van mening dat de uiterlijke kenmerken van het geslacht nog niets zeggen over hoe [minderjarige] het eigen geslacht zal ervaren gedurende het leven en welke overtuiging het kind daarbij zal hebben. Op dit moment is nog niet bekend wat [minderjarige] ’s beleefde genderidentiteit is, omdat het kind daar te jong voor is. Verzoekers voeden [minderjarige] genderautonoom op. Dit houdt in dat verzoekers het geslacht van [minderjarige] open laten en wachten dat het kind zelf kan vertellen of het een jongen, een meisje of iets anders is. Het is volgens verzoekers aan het kind om het geslacht (al dan niet) vast te leggen, zodra het daar zelf over kan oordelen.
De rechtbank
3.9.
De rechtbank beantwoordt de vraag of op het enkele verzoek van ouders bij de aangifte van geboorte kan worden opgenomen “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld” ontkennend. De ouders van [minderjarige] stellen zich op het standpunt dat voor het vaststellen van het geslacht van [minderjarige] gekeken moet worden naar de genderidentiteit die het kind zelf beleeft en uiting aan geeft, waarna het kind uiteindelijk zelf beslist om het geslacht al dan niet vast te leggen. De wet biedt hier echter niet de mogelijkheid voor. Evenals de ABS heeft verklaard, vindt ook de rechtbank dat de wet voor wat betreft het vastgestelde geslacht van het kind geen keuzevrijheid geeft aan de ABS of de ouders. Slechts als aan de hand van de fysieke kenmerken van het kind niet kan worden vastgesteld wat het geslacht is, kan in de geboorteakte worden opgenomen dat ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’. Dit is in de onderhavige situatie niet aan de orde.
In het licht van de huidige wetgeving is de rechtbank van oordeel dat het de rechtsvormende taak te buiten gaat om – gelet op het feit dat er aan de hand van de fysieke kenmerken geen twijfel is over het geslacht van [minderjarige] – het verzoek van de ouders toe te wijzen. Het in de geboorteakte vastgelegde geslacht heeft immers rechtsgevolgen op veel gebieden. Het is aan de wetgever om een brede uitwerking van de maatschappelijke ontwikkeling voor de situatie van de aangifte van geboorte van een baby in kaart te brengen en daarover beslissingen te nemen, waarbij ook andere dan juridische aspecten zoals de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind of administratieve gevolgen een rol zullen spelen. Het algemene belang bij handhaving van de huidige wettelijke regeling weegt daarom naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het individuele belang van verzoekers bij toewijzing van het verzoek. Daarbij vindt de rechtbank het ook een taak van de wetgever om, rekening houdende met de (internationale) ontwikkelingen op het gebied van de genderidentiteit, andere nieuwe wettelijke mogelijkheden te creëren indien zij dit nodig acht. Voorts hecht de rechtbank eraan op te merken dat, mocht [minderjarige] op latere leeftijd de diepe intrinsieke motivatie hebben om het geslacht in de geboorteakte te willen aanpassen, er mogelijkheden zijn om dit te realiseren. Tot slot maakt deze afwijzende beslissing van de rechtbank de feitelijke situatie niet anders en kunnen de ouders – zoals zij dat uit volle overtuiging wensen – [minderjarige] een genderautonome opvoeding geven.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken van de ouders af.
Dit is de beslissing van mr. V.M.M. van Amstel, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en mr. A.C. van den Boogaard, leden, allen (kinder)rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M.N. Cheuk A Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021. | ||
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. | ||