Einde inhoudsopgave
Mijnbouwregeling
Artikel 8.2.3a.1
Geldend
Geldend vanaf 29-08-2017
- Bronpublicatie:
22-08-2017, Stcrt. 2017, 49271 (uitgifte: 28-08-2017, regelingnummer: WJZ/17080794)
- Inwerkingtreding
29-08-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-08-2017, Stcrt. 2017, 49271 (uitgifte: 28-08-2017, regelingnummer: WJZ/17080794)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Waterrecht (V)
Energierecht (V)
1.
Een werkprogramma voor het stimuleren van een voorkomen via een put bevat:
- a.
voor putten op zee:
- 1°
de letter en nummeraanduiding van het blok waarbinnen de te stimuleren put zich bevindt;
- 2°
de aanduiding van de put;
- 3°
de plaats van het aanzetpunt van de put uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het ETRS89 systeem en
- 4°
een opgave van de hoogte van de boortafel of van een ander, nader aan te geven referentiepunt in meters ten opzichte van zowel de gemiddelde waterstand als de zeebodem;
- b.
voor putten op land:
- 1°
de naam van de gemeente waarbinnen de te stimuleren put zich bevindt;
- 2°
de benaming van de put;
- 3°
de plaats van het aanzetpunt van de put uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het ETRS89 systeem en
- 4°
een opgave van de hoogte van zowel het maaiveld als de boortafel of een ander, nader aan te geven referentiepunt, een en ander in meters ten opzichte van N.A.P.
2.
Voorts bevat het werkprogramma tenminste:
- a.
de samenhang tussen verschillende voorgenomen stimulatieactiviteiten indien er sprake is van meerdere stimulatieactiviteiten in dezelfde formatie;
- b.
de reden van het stimuleren alsmede een kort overzicht van het gedrag van en mogelijke problemen met de put sinds de aanleg of, indien het voorkomen eerder is gestimuleerd, de reden van de eerdere stimulatieactiviteit;
- c.
de datum van de oorspronkelijke afwerking, van de laatste reparatie of de laatste stimulatieactiviteit;
- d.
een schets van de deviatie, indien van toepassing;
- e.
een opgave van het referentievlak van waaruit de dieptematen worden opgegeven;
- f.
een beschrijving met tekeningen van:
- 1°
de verbuizing met specificaties;
- 2°
de cementatiediepte;
- 3°
de diepte van de top van de annulaire cementkolommen, en
- 4°
de diepte van de doorboorde formaties;
- g.
over de integriteitsbeheersing van de put een beschrijving van:
- 1°
de deugdelijkheid van de aanwezige annulaire cementkolommen onder opgave van de hiertoe uit te voeren integriteitsmetingen;
- 2°
de wijze waarop de integriteit van de put voor en na het stimuleren van het voorkomen wordt gemeten en zeker gesteld, en
- 3°
de wijze waarop de geohydrologische eenheden tijdens en na het stimuleren worden beschermd;
- h.
een beschrijving met tekeningen van de afwerking boven of onder oppervlaktewater, inclusief specificaties van het spuitkruis;
- i.
een beschrijving van de ondergrondse afwerking van de put;
- j.
de verwachte maximale ingesloten bovengrondse druk en de drukken in de diverse annulaire ruimtes;
- k.
de formatiedruk en de referentiediepte;
- l.
de ondergrondse en bovengrondse temperatuur van de put;
- m.
de inhoud van de opvoerserie en van de annulaire ruimten;
- n.
het productiemechanisme;
- o.
de maximale productiecapaciteit (open flow potential);
- p.
de naam of typeaanduiding van de installaties waarmee het stimuleren van het voorkomen wordt uitgevoerd alsmede de namen van de dienstverlenende bedrijven;
- q.
een beschrijving van de te gebruiken beveiligingsinstallatie voor de afsluiting van de put in de diverse fasen van het stimulatieproces;
- r.
een chronologisch overzicht van de voorgenomen opeenvolgende werkzaamheden in verband met de stimulatieactiviteiten, waaronder het schoon produceren van de put, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met van tevoren aangenomen alternatieve mogelijkheden voorzien van in het bijzonder een toelichting op uit veiligheidsoverwegingen of anderszins kritische operaties;
- s.
indien het stimuleren van het voorkomen bestaat uit een voorbehandeling en een hoofdbehandeling:
- 1°
een beschrijving van de randvoorwaarden waaronder met de hoofdbehandeling mag worden begonnen nadat de voorbehandeling wordt uitgevoerd, en
- 2°
de acties die moeten worden genomen indien niet aan deze randvoorwaarden wordt voldaan;
- t.
voor zover van toepassing, de methode waarmee putten worden veiliggesteld die in de nabijheid van het te stimuleren voorkomen liggen;
- u.
een opgave van de afwerking van de put na afronding van de stimulatieactiviteiten;
- v.
de geschatte tijdsduur van de werkzaamheden;
- w.
een beschrijving van de stoffen en hoeveelheden stoffen die bij het stimuleren worden gebruikt en geïnjecteerd onder vermelding van het registratienummer, bedoeld in artikel 64, negende lid, van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen of, in voorkomend geval, het toelatingsnummer, dat bij of krachtens de biocidenverordening of de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden aan de stof is gegeven, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan:
- 1°
de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen en de bij of krachtens titel 9.3 van de Wet milieubeheer voor de uitvoering van die verordening gestelde voorschriften;
- 2°
de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en de bij of krachtens titel 9.3a van de Wet milieubeheer voor de uitvoering van die verordening gestelde voorschriften, en
- 3°
de biocidenverordening en de bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor de uitvoering van die verordening gestelde voorschriften;
- x.
een beschrijving van de geochemische reacties die kunnen optreden tussen de vloeistoffen die voor het stimuleren worden gebruikt, de formaties en de vloeistoffen die aanwezig zijn in deze formaties, waaronder een beschrijving van de samenstelling en de effecten van mogelijke reactieproducten;
- y.
een beschrijving van de volumebalans van de vloeistoffen die voor het stimuleren worden gebruikt, vóór en na het stimuleren van het voorkomen;
- z.
een beschrijving van de wijze waarop de integriteit en bescherming van de afdichtende formaties boven en onder het te stimuleren voorkomen wordt zeker gesteld;
- aa.
een beschrijving van het profiel en de oriëntatie van het stimuleren van het voorkomen ten opzichte van de put, waaronder grafische weergaven daarvan, alsmede de wijze hoe dit profiel en deze oriëntatie zijn bepaald onder opgave van:
- 1°
een beschrijving van de afleiding van de gebruikte ondergrondse gesteentespanningen en eigenschappen en de onzekerheden die daarbij zijn aangenomen en
- 2°
de afstand van de put tot natuurlijke breuken in de richting van het te stimuleren voorkomen;
- bb.
een beschrijving van de seismische risico’s, inclusief de voorzieningen om seismiciteit te meten en maatregelen om te handelen indien seismiciteit optreedt,
- cc.
een beschrijving van criteria voor andere stimulatieactiviteiten in dezelfde formatie, en
- dd.
gekozen afstanden tot andere uitgevoerde of uit te voeren stimulatieactiviteiten in dezelfde formatie.