Hof 's-Gravenhage, 30-10-2012, nr. 200.104.430/01
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY2903
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
30-10-2012
- Zaaknummer
200.104.430/01
- LJN
BY2903
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY2903, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 30‑10‑2012
Uitspraak 30‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Huur auto, handtekeningengeschil, consequenties art. 159 lid 2 Rv.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.104.430/01
Zaaknummer rechtbank : 1248899 CVEXPL 11-34472
arrest van 30 oktober 2012 (bij vervroeging)
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H.M. Hueting te Rotterdam,
tegen
SilverLine Verhuur B.V.,
gevestigd te IJsselstein,
geïntimeerde,
hierna te noemen: SilverLine,
niet verschenen.
Het geding
Bij exploot van 4 januari 2012 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 11 november 2011. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant] zes grieven aangevoerd. Op 3 april 2012 is tegen SilverLine verstek verleend.
Vervolgens heeft [appellant] de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
- 1.
De door de rechtbank in het vonnis van 11 november 2011 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.
- 2.
Met inachtneming van hetgeen in hoger beroep in aanvulling daarop is aangevoerd en onweersproken is gebleven, gaat het in deze zaak, samengevat, om het volgende.
- 2.1.
SilverLine is vanaf 4 november 2008 eigenaar van een personenauto merk BMW, type Z4 Roadster met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De auto is verzekerd met een eigen risico per schadegeval van € 1.500,- exclusief BTW.
- 2.2.
SilverLine heeft via internet een huurovereenkomst gesloten met [appellant] met betrekking tot de auto voor de periode 4 maart 2011 tot en met 11 maart 2011. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van SilverLine van toepassing. Het overeengekomen eigen risico van [appellant] per schadegeval bedraagt € 1.500,-. Met betrekking tot de huur heeft [appellant] per bank een borgsom van € 600,- betaald.
- 2.3.
De auto is op 4 maart 2011 door [X] (hierna: [X]), directeur-grootaandeelhouder van SilverLine, op een aanhangwagen vervoerd naar het woonadres van [appellant] en daar afgeleverd. [X] heeft met [appellant] ter plekke geconstateerd welke gebreken de auto op dat moment vertoonde. Die gebreken waren al genoteerd op de huurovereenkomst (krassen onderspoiler, deukje deur rechts).
- 2.4.
In de loop van de week dat [appellant] de auto huurde, is hij met een winkelwagentje gevallen, waarbij het wagentje tegen de voorkant van de auto is terechtgekomen en daar een scheur in de kentekenplaathouder heeft veroorzaakt, alsook een deuk in de kentekenplaat voor. Dit heeft [appellant] gemeld bij SilverLine.
- 2.4.
Op 11 maart 2011 heeft [appellant] de auto ingeleverd bij SilverLine. Een medewerker van SilverLine, [Y] (hierna: [Y]) heeft toen op de huurovereenkomst het volgende vermeld:
Schade bij inleveren Schade bumper R voor (krassen + gescheurd), kentekenplaat + -houder voor, krassen op achterbumper
- 2.5.
De auto is op 11 maart 2011 weer verhuurd aan een derde. Op 14 maart 2011 is de auto naar een schadeherstelbedrijf in IJsselstein gereden, dat op 15 maart 2011 een schadecalculatie heeft gemaakt en vervolgens de schade heeft hersteld.
- 2.6.
Op 18 maart 2011 heeft SilverLine [appellant] een factuur van € 2.116,92 gestuurd inzake de schade aan de auto en transport- en administratiekosten, waarbij de betaalde borgsom van
€ 600,- is verrekend. [appellant] heeft deze factuur niet voldaan.
- 3.
In de procedure bij de kantonrechter heeft SilverLine in conventie voornoemd bedrag gevorderd van [appellant], vermeerderd met rente en kosten. In reconventie heeft [appellant] van SilverLine terugbetaling van de borgsom gevorderd. Bij vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vordering van SilverLine toegewezen en die van [appellant] afgewezen.
- 4.
Grief 1 is gericht tegen rechtsoverwegingen 7.3 en 7.4 van het vonnis van de kantonrechter en ziet onder meer op de kwestie van de door [appellant] betwiste echtheid van de handtekening die op het afleverrapport staat waarop de schade staat vermeld als hiervoor aangegeven in 2.4 en waarvan hij onderbouwd met andere handtekeningen van hemzelf (op rijbewijs en processen-verbaal van comparities van partijen in deze en andere zaken waar hij bij betrokken was) aangeeft dat deze niet van hem is. De grieven 2, 3, 4, 5 en 6 zijn gericht tegen de overwegingen waarin respectievelijk de hoogte van de door [appellant] te betalen schadevergoeding wordt aangegeven, de door hem te betalen contractuele rente, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, de afwijzing van de reconventionele vordering aan de orde zijn en ten slotte de in zijn nadeel toegewezen proceskostenveroordeling.
- 5.1.
Grief 1 slaagt vanwege de regel van art. 159 lid 2 Rv, die de rechter in geval van betwisting van de echtheid van de handtekening onder een akte (anders dan in geval van betwisting van de echtheid van de tekst van de akte) geen vrijheid laat de bewijslast te verdelen conform art. 150 Rv. Wanneer de echtheid van de handtekening onder een onderhandse akte stellig wordt ontkend door [appellant], dan moet de rechter degene die zich op de bewijskracht van een dergelijke akte beroept, in dit geval SilverLine, belasten met het bewijs van echtheid van de handtekening van zijn wederpartij, zo moet de regel van art. 159 lid 2 Rv worden begrepen. In hoger beroep kan in het midden blijven of de kantonrechter deze kwestie in eerste aanleg op [appellant]’ stelplicht heeft afgedaan en af heeft kunnen doen, gelet op hetgeen dienaangaande in hoger beroep onderbouwd is gesteld door [appellant], zoals hierna nader wordt overwogen.
- 5.2.
In r.o. 7.3 van het vonnis in eerste aanleg wordt overwogen dat de stelling van [appellant] dat hij niet aanwezig was bij het opnemen van de schade en de handtekening op het afleverrapport niet de zijne is, ‘niet overtuigend’ is, omdat gebruikelijk is dat bij aflevering van een huurauto een dergelijk rapport wordt opgemaakt en SilverLine onvoldoende weersproken zou hebben gesteld dat dit ook in dit geval bij het terugbrengen van de auto is gebeurd. De kantonrechter overweegt vervolgens dat dat met zich brengt dat het ervoor moet worden gehouden dat [appellant] de betreffende handtekening heeft geplaatst.
- 5.3.
Hetgeen [appellant] ten verwere heeft aangevoerd met betrekking tot de handtekening op het door SilverLine ingeroepen afleverrapport waarop de drie ten processe bedoelde schadegevallen aan de huurauto staan vermeld, heeft evenwel te gelden als een stellige ontkenning van de echtheid van zijn handtekening onder dit stuk in de zin van art. 159 lid 2 Rv. Dat is al zo gelet op het gestelde bij antwoord in conventie onder 11 (‘[appellant] heeft dan ook, in tegenstelling tot wat Silverline heeft aangevoerd, de handtekening niet gezet die staat op productie 1 bij dagvaarding’) en het is zeker het geval in combinatie met het verzoek van [appellant] ter comparitie om de originele stukken met beweerdelijk zijn handtekening erop ter griffie te deponeren. De stelligheid van zijn ontkenning wordt versterkt door hetgeen hij in hoger beroep dienaangaande ter toelichting op grief 1 heeft bijgebracht: de handtekeningen waarvan vaststaat dat die wel afkomstig zijn van [appellant] op zijn rijbewijs en processen-verbaal in deze en andere zaken als overgelegd enerzijds wijken (ook voor een lekenoog) af van die op het afleverrapport (en op het formulier bij afgifte van de auto aan [appellant], waarvan hij eveneens stellig ontkent dit te hebben getekend) anderzijds. De in art. 159 lid 2 Rv bedoelde regel van bewijslastverdeling geldt ook als degene die stelt dat de handtekening onder een onderhandse akte waarop zijn wederpartij zich beroept, niet de zijne is, feiten en omstandigheden ter adstructie van deze stelling aanvoert en niet slechts in het geval hij deze feiten en omstandigheden heeft bewezen (HR 28 februari 1997, r.o. 3.3., LJN: ZC2297, NJ 1997/330). In een dergelijk geval komt aan bedoelde akte geen bewijskracht toe. SilverLine had als degene die zich op het afleverrapport als bewijsstuk beroept ingevolge deze regel en gelet op bedoelde stellige ontkenning door [appellant] belast dienen te worden met het bewijs van de echtheid van de handtekening.
- 5.4.
Dat is niet gebeurd en dat kan vanwege de verstekverlening tegen SilverLine ook niet meer gebeuren. Nu aan het afleverrapport zodoende geen bewijs toekomt, is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de schadegevallen waar SilverLine zich jegens [appellant] op beroept en die ten grondslag liggen aan de vordering in conventie, zich hebben voorgedaan gedurende de huurperiode van de auto door [appellant]. De overige stellingen dienaangaande zijn daarvoor, los van het bewijskrachtloze afleverrapport, gelet op het verweer van [appellant] niet toereikend. De verklaringen van [Y] hieromtrent staan lijnrecht tegenover die van [appellant], terwijl het ophaalrapport van opvolgende huurder [Z], waar SilverLine zich tegens op beroept, ongedateerd is en niet is voorzien van een handtekening. De mogelijkheid dat de schade waarvan SilverLine in conventie vergoeding vordert, is ontstaan tussen het moment van aflevering van de auto door [appellant] en het ingaan van de nieuwe huurovereenkomst met een opvolgende huurder kan niet worden uitgesloten. Hierbij wordt verdisconteerd dat SilverLine – naar haar stelling uit coulance – de door [appellant] erkende schade aan de kentekenhouder en -plaat aan de voorzijde van de auto in conventie niet aan haar schadevordering ten grondslag legt. De barst in de kentekenplaathouder en de deuk in de kentekenplaat aan de voorkant ten gevolge van de door [appellant] gemelde val met een winkelwagentje, spelen zodoende in conventie geen rol en zijn in reconventie door [appellant] zelf al verdisconteerd middels een aftrek op de door hem gevorderde restitutie van de borgsom.
- 5.5.
Nu het vonnis waarvan beroep op grond van het vorenoverwogene niet in stand kan blijven, kunnen de overige grieven verder onbesproken blijven. Ten gevolge van de terecht voorgedragen grief 1 slagen die ook.
- 5.6.
De schadevordering van SilverLine dient alsnog te worden afgewezen. Nu aldus geen titel resteert voor de verrekening door SilverLine van de door [appellant] betaalde borgsom, is de reconventionele vordering van [appellant] tot terugbetaling van die borgsom als gevorderd – anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld – wel toewijsbaar. SilverLine zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.
Beslissing
Het hof:
- 6.1.
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam van 11 november 2011;
en opnieuw rechtdoende,
- 6.2.
wijst de vorderingen van SilverLine af;
- 6.3.
veroordeelt SilverLine tegen redelijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen € 586,34, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- 6.4.
veroordeelt SilverLine in de kosten van deze procedure in conventie en in reconventie in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 11 november 2011 begroot op € 284,- aan verschotten en € 450,- aan salaris gemachtigde;
- 6.5.
veroordeelt SilverLine in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 381,64 aan verschotten en € 632,- aan salaris advocaat;
- 6.6.
verklaart dit arrest voor wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.Y. Bonneur, E.M. Dousma-Valk en G.R.B. van Peursem en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2012 in aanwezigheid van de griffier.