Rb. Noord-Holland, 13-03-2018, nr. C/15/270423 / JU RK 18-300
ECLI:NL:RBNHO:2018:2566
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
13-03-2018
- Zaaknummer
C/15/270423 / JU RK 18-300
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2018:2566, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 13‑03‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp. Niet voldaan aan het criterium dat een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk moet zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de noodzakelijke hulp onttrekt of door anderen zal worden onttrokken.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar/Heerhugowaard
zaakgegevens : C/15/270423 / JU RK 18-300
datum uitspraak: 13 maart 2018
beschikking afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gecertificeerde instelling voor jeugdhulp: hierna te noemen de GI, gevestigd te Haarlem,
betreffende
[jeugdige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [jeugdige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] , hierna te noemen: de moeder, wonende te [plaats] ,
[de vader] , hierna te noemen: de vader, wonende te [plaats] .
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 februari 2018, ingekomen bij de griffie op 16 februari 2018;
- de verklaring d.d. 16 februari 2018 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- aanvullende informatie van de GI, ingekomen bij de griffie op 12 maart 2018;
- een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper d.d. 12 maart 2018.
Op 16 februari 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren in het [naam] te [plaats] behandeld. Gehoord zijn:
- de heer [medewerker GI] en mevrouw [medewerker GI] , namens de GI;
- de moeder;
- de vader;
- de jeugdige [jeugdige] , bijgestaan door mr. J.T. Willemsen;
- mevrouw [gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper;
- de heer [ambulant begeleider] , ambulant begeleider;
- mevrouw [groepleidster] en mevrouw [groepleidster] , groepsleidsters van [jeugdige] .
[jeugdige] is in bijzijn van zijn raadsman ook afzonderlijk gehoord.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [jeugdige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 8 november 2017 is [jeugdige] onder toezicht gesteld tot 26 juli 2018.
Bij beschikking van 16 februari 2018 is een voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp verleend, voor de duur van vier weken, en is de beslissing op het verzoek van de GI ten aanzien van het meer verzochte aangehouden.
Bij beschikking van 28 februari 2018 de voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp bekrachtigd en is de beslissing op het verzoek van de GI ten aanzien van het meer verzochte aangehouden.
[jeugdige] verblijft op het [naam] te [plaats] .
Het verzoek
De GI heeft het verzoek, te weten het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp
voor de duur van de ondertoezichtstelling, gehandhaafd en heeft hiertoe ter zitting en in de stukken het volgende aangevoerd.
In de afgelopen periode is door de ouders en [jeugdige] een concreet plan van aanpak opgesteld voor behandeling van [jeugdige] vanuit de thuissituatie. De GI wil [jeugdige] en zijn ouders de kans bieden om dit plan in de praktijk ten uitvoer te brengen, maar acht de situatie tegelijkertijd kwetsbaar. Het is daarom de bedoeling om de machtiging gesloten jeugdhulp op voorwaarden te schorsen, zodat er direct kan worden ingegrepen als de voorwaarden niet worden nageleefd en/of er opnieuw een onveilige situatie voor [jeugdige] of zijn omgeving ontstaat. Een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is thans geen optie, omdat er geen tijd meer is om een behandelplan met voorwaarden op te stellen.
De heer [medewerker GI] heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat hij zich thans niet zozeer zorgen meer maakt over de vraag of de noodzakelijke hulpverlening door [jeugdige] wel zal worden aanvaard. De zorg heeft te maken met het feit dat de komende periode erg zwaar
zal worden voor de ouders en [jeugdige] en het risico bestaat [jeugdige] in zijn behandeltraject wordt overvraagd. Dit zou opnieuw tot heftige escalaties in de thuissituatie kunnen leiden.
De standpunten
Mr. Willemsen heeft namens de jeugdige ter zitting verzocht om het verzoek van de GI
af te wijzen, omdat niet voldaan is aan de vereisten voor een gesloten plaatsing gesteld in artikel 6.1.2 Jeugdwet. Dat er zorgen zijn over [jeugdige] wordt door de ouders en [jeugdige] erkend. Aan het tweede vereiste van voornoemd artikel, namelijk dat een gesloten verblijf noodzakelijk is om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan de noodzakelijk hulp
of daaraan door anderen wordt onttrokken, is echter niet voldaan. De huidige situatie is wezenlijk anders dan de situatie die tot de spoeduithuisplaatsing heeft geleid. De gesloten plaatsing heeft voor [jeugdige] als ‘breekijzer’ gefungeerd. Waar [jeugdige] eerder nog niet eens met de jeugd- en gezinsbeschermer in gesprek wilde, ligt er thans een concreet plan van aanpak voor hulpverlening vanuit de thuissituatie, waaraan zowel de ouders als [jeugdige] zich hebben gecommitteerd. [jeugdige] krijgt hulpverlening van ambulant begeleider [ambulant begeleider] , er is een gespecialiseerd kinderpsychiater ingeschakeld en in het kader van de ondertoezichtstelling zal de jeugd- en gezinsbeschermer betrokken blijven. Voor de hervatting van de schoolgang van [jeugdige] is eveneens een concreet plan gemaakt. Van het niet accepteren van hulpverlening
is thans dan ook geen sprake meer. Ook de gedragswetenschapper concludeert in de instemmingsverklaring dat er geen sprake meer is van onttrekking aan de benodigde hulpverlening.
Het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp en het schorsen van deze machtiging onder voorwaarden, zoals voorgesteld door de GI, is juridisch onjuist en verhoudt zich niet met het criterium dat een gesloten plaatsing een ‘ultimum remedium’ is. Hier komt bij dat
de constructie van een ‘schorsing onder voorwaarden’ afdoet aan de toetsende rol die de wetgever de kinderrechter bij een gesloten plaatsing heeft gegeven. Bij een ‘schorsing onder voorwaarden’ wordt de noodzakelijkheidstoets feitelijk gedelegeerd aan de instelling, terwijl hiervoor geen wettelijk basis bestaat.
Een voorwaardelijke machtiging zou gelet op de omstandigheden passender zijn, nu er reeds een concreet plan van aanpak is opgesteld dat ook door de GI wordt ondersteund. Dit is door de GI echter niet verzocht.
[jeugdige] heeft ter zitting aangegeven dat hij zich heel ongelukkig voelt op het [naam] en per direct naar huis wil. [jeugdige] heeft er vertrouwen in dat het nu wel goed zal gaan en dat hij niet zal terugvallen in oud gedrag. Voorheen had [jeugdige] niemand om mee te praten en kon hij zijn stress niet kwijt. Dat is nu anders. [jeugdige] krijgt drie keer per week ambulante hulpverlening van [ambulant begeleider] en eenmaal per week van een kinderpsychiater. [jeugdige] voelt zich hier prettig bij. Wat betreft school hoopt [jeugdige] dat hij in het komende jaar met bijles kan toewerken naar het volwassenonderwijs om zo alsnog zijn VWO-diploma te kunnen halen.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij er met het recent opgestelde plan van
aanpak vertrouwen in heeft dat het goed gaat komen met [jeugdige] . Het zal een proces zijn
dat met ‘vallen en opstaan’ gepaard gaat, maar de moeder acht een machtiging gesloten jeugdhulp niet meer noodzakelijk, ook niet met een ‘schorsing onder voorwaarden’.
De vader heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van [jeugdige] , zijn raadsman en de moeder. De vader heeft er vertrouwen in dat [jeugdige] de geboden hulp nu wel zal aangrijpen. Als [jeugdige] zegt dat hij iets doet, dan doet hij het ook. De vader kent hem niet anders.
De heer [ambulant begeleider] , ambulant begeleider van [jeugdige] , heeft ter zitting aangegeven dat de gesprekken met [jeugdige] goed verlopen. [jeugdige] is in staat om te reflecteren op zijn eigen
gedrag en lijkt thans intrinsiek gemotiveerd te zijn voor zijn behandeling.
Mevrouw [gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper, heeft ter zitting aangegeven dat [jeugdige] zich op
de groep positief gedraagt, maar zich niet op zijn plek voelt op [naam] . Gelet op de
positieve houding die [jeugdige] in de afgelopen weken heeft laten zien, lijkt het erop dat een gesloten plaatsing niet langer noodzakelijk is om het behandeltraject van [jeugdige] van de
grond te krijgen. Wel is het van belang dat het gehele systeem bij zijn behandeling wordt betrokken.
De beoordeling
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting stelt de kinderrechter vast dat er al langere tijd ernstige zorgen bestaan over [jeugdige] . Door zijn gedrag vonden er in de thuissituatie heftige en in ernst toenemende escalaties plaats. Doordat [jeugdige] daarbij geen hulpverlening accepteerde en zijn veiligheid en die van zijn omgeving hierdoor niet meer kon worden gewaarborgd, is [jeugdige] op 16 februari jl. met een voorlopige machtiging
gesloten geplaatst op het [naam] . De voorlopige machtiging is bij beschikking van
28 februari jl. bekrachtigd, maar de beslissing op het verzoek op de GI is ten aanzien van
het meer verzochte aangehouden. Zodoende kon de optie van het door de ouders en [jeugdige] ter zitting van 27 februari jl. voorgestelde behandeltraject van [jeugdige] , dat naar het oordeel van de kinderrechter op dat moment nog onvoldoende concreet was, verder worden onderzocht.
Uit de aanvullende informatie van de GI blijkt dat er inmiddels een concreet plan van
aanpak is opgesteld voor behandeling van [jeugdige] . Kort samengevat bestaat dit plan hieruit
dat [jeugdige] wekelijks behandeling krijgt van kinder- en jeugdpsychiater [kinder- en jeugdpsychiater] , door wie eveneens systeemtherapie aan het gezin zal worden geboden. Daarnaast krijgt [jeugdige] meerdere malen per week ondersteuning en coaching van [ambulant begeleider] , een ambulant pedagogisch begeleider. Ook worden de contacten met de gezinsvoogd geïntensiveerd en
is voor het hervatten van de schoolgang van [jeugdige] een concreet plan opgesteld.
In het plan staat voorts opgenomen welke mogelijkheden er als ‘vangnet’ voor [jeugdige] bestaan bij een eventuele terugval. De GI ondersteunt het voornoemde plan van aanpak, maar acht een machtiging gesloten jeugdhulp - met schorsing onder voorwaarden - noodzakelijk om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.
Hoewel de kinderrechter het standpunt van de GI gelet op de duur en de ernst van de zorgen begrijpt, is de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat thans niet meer voldaan is aan het criterium dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft immers niet de vrees dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Vaststaat dat [jeugdige] voor zijn gesloten plaatsing lange tijd negatief stond tegenover hulpverlening. De zorgen over zijn ontwikkeling en gedrag waren ernstig en de positieve ontwikkeling is nog erg pril. Dit wordt zowel door de ouders als [jeugdige] erkend. De kinderrechter is er echter van overtuigd geraakt dat de gesloten plaatsing van [jeugdige] ook daadwerkelijk als noodzakelijk ‘breekijzer’ heeft gefungeerd, zoals dit door de ouders en [jeugdige] wordt omschreven. De kinderrechter heeft niet de indruk dat [jeugdige] zich slechts sociaal wenselijk opstelt om maar uit [naam] weg te komen; er lijkt nu sprake te zijn van intrinsieke motivatie voor hulpverlening. [jeugdige] heeft ter zitting verklaard dat hij thans inziet dat hij hulp nodig heeft en hiervoor openstaat. Hij kon hierbij concreet aangegeven waarom hij eerder niet openstond voor hulpverlening en wat hierin veranderd is. Ook is er feitelijk al een start gemaakt met de hulpverlening en ervaart [jeugdige] steun aan de frequente gesprekken met [ambulant begeleider] . Zowel [jeugdige] als zijn ouders staan achter het plan dat zij hebben gemaakt voor een goed geborgde herstart.
Nu naar het oordeel van de kinderrechter niet wordt voldaan aan de criteria die gelden voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp, is er ook geen juridische basis voor het plan van de GI om de machtiging gesloten jeugdhulp onder voorwaarden te schorsen. Mocht het onverhoopt toch mis gaan, dan heeft de GI de mogelijkheid om opnieuw een (spoed)verzoek tot een gesloten plaatsing ter beoordeling aan de kinderrechter voor te leggen.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI afwijzen.
De beslissing
De kinderrechter:
- wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. Rebel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018. | ||
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofAmsterdam | ||