NJB 2021/3275:Affectieschade, art. 6:107 lid 1 onder b BW: daaronder wordt verstaan de schade in verband met het verdriet om het overlijden of het door ernstig en blijvend letsel gekwetst raken van een naaste. Of een naaste aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade wegens ‘ernstig en blijvend letsel’ van de gekwetste als bedoeld in art. 6:107 BW hangt in belangrijke mate af van de mate van de blijvende functiestoornis bij de gekwetste, waarbij ‘een zeer bijzondere ernst van letsel’ is vereist. Daarbij geldt als indicatie dat in geval van lichamelijk letsel bij een blijvende functiestoornis van 70% of meer in ieder geval sprake is van ‘ernstig en blijvend letsel’. In het bijzonder in die gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijke hoge en blijvende functiestoornis, kan de rechter ook anderszins de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en de naaste betrekken bij zijn beoordeling of een naaste aanspraak kan maken op een vergoeding als bedoeld in art. 6:107 BW. In casu is het oordeel van het hof dat sprake is van ernstig en blijvend letsel niet zonder meer begrijpelijk.