Hof Den Haag, 17-02-2022, nr. 22-005483-19
ECLI:NL:GHDHA:2022:216
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
17-02-2022
- Zaaknummer
22-005483-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2022:216, Uitspraak, Hof Den Haag, 17‑02‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:728
Uitspraak 17‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2023:728.
Partij(en)
Rolnummer: 22-005483-19
Parketnummer: 10-680214-19
Datum uitspraak: 17 februari 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 november 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uren met aftrek van voorarrest, zodat van deze straf 108 uren, subsidiair 54 dagen resteren.
Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is aan de verdachte een schadevergoedings-maatregel opgelegd, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2019 tot en met 1 mei 2019 te Dordrecht, met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum], ontucht heeft gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal
- wrijven over de rug, billen en vagina met zijn, verdachtes penis en/of hand(en) en/of - knijpen in de billen;
2.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2019 tot en met 1 mei 2019 te Dordrecht, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren en/of met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], namelijk het meermalen, althans eenmaal met zijn, verdachtes hand(en) wrijven over de vagina en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes vinger in de vagina en/of tussen de schaamlippen;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2019 tot en met 1 mei 2019 te Dordrecht, met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], ontucht heeft gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal met zijn, verdachtes hand(en) wrijven over de schaamlip(pen) en/of de vagina.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
geen contact met [slachtoffer1] of [slachtoffer2] en (stief)ouders;
niet ophouden met en geen bezoek ontvangen van minderjarigen zonder een ander volwassen persoon aanwezig;
reclasseringstoezicht met meldplicht;
ambulante behandeling bij De Waag of vergelijkbare instelling.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot het bedrag van € 508,70, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd.
De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 primair is tenlastegelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeksde periode 1 januari 2019 tot en met 1 mei 2019 te Dordrecht, met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum], ontucht heeft gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal
- wrijven over de rug, billen en vagina met zijn, verdachtes penis en/of hand(en) en/of - knijpen in de billen;
2. 2. subsidiair:hij op één of meer tijdstippenin of omstreeksde periode 1 januari 2019 tot en met 1 mei 2019 te Dordrecht, met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], ontucht heeft gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal met zijn, verdachtes hand(en) wrijven over de schaamlip(pen)en/of de vagina.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, destijds 68 jaar oud, heeft gedurende een periode van vier maanden meermalen ontuchtige handelingen verricht bij de destijds tienjarige en zesjarige kleindochters van zijn broer, die na de echtscheiding van hun ouders regelmatig bij hem thuis kwamen logeren om tot rust te komen. De slachtoffers beschouwden de verdachte als hun oom.
Met betrekking tot de door de verdachte gepleegde zedendelicten kan als feit van algemene bekendheid worden aangenomen, dat slachtoffers van dit soort delicten vaak langdurig te lijden hebben van de ten gevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroorzaakte emotionele schade. Dat dit ook in deze zaak zo is, volgt uit de slachtofferverklaringen in hoger beroep. Uit die verklaringen kan worden afgeleid dat het handelen van de verdachte een diepe negatieve impact op het leven van de slachtoffers heeft.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 januari 2022 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 30 oktober 2019, waarin wordt geadviseerd om een (deels) onvoorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling, gericht op het beperkte probleembesef en inzicht bij de verdachte, bij de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met een proeftijd van 3 jaren een passende en geboden reactie vormt.
Teneinde in de toekomst herhaling te voorkomen, acht het hof het noodzakelijk aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals door de advocaat-generaal zijn gevorderd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft de vader van de twee slachtoffers de heer [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd voor de kosten die hij heeft gemaakt als gevolg van deze strafzaak tot het totaalbedrag van € 508,70 (te weten: € 170,46 aan reis- en parkeerkosten en € 338,24 aan kosten voor opgenomen onbetaald verlof).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 508,70.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij voldoende aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 508,70 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij de heer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer1], [slachtoffer2] en/of hun (stief)ouders, gedurende de proeftijd;
- de veroordeelde zich niet zal ophouden met en geen bezoek zal ontvangen van minderjarigen zonder dat daarbij een ander volwassen persoon aanwezig is;
- de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit nodig oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een (ambulante) behandeling bij De Waag of andere instelling.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 508,70 (vijfhonderdacht euro en zeventig cent) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij de heer [benadeelde partij], ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 508,70 (vijfhonderdacht euro en zeventig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. A.L. Frenkel en mr. V.M. de Winkel, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 februari 2022.
Mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.