Einde inhoudsopgave
Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2005
- Redactionele toelichting
Dit besluit treedt tegelijk in werking met de Wet van 02-12-2004, Stb. 677.
- Bronpublicatie:
10-12-2004, Stb. 2004, 679 (uitgifte: 23-12-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-01-2005, Stb. 2005, 20 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bestuur
1.
In geval bij een voorval er risico bestaat voor het teloor gaan van zaken, is de voorzitter van de raad bevoegd bij een voorval direct betrokken zaken ter beschikking van de raad te stellen.
2.
Indien de voorzitter van de raad van de bevoegdheid in het eerste lid gebruik maakt, geeft hij daarvan kennis aan andere instanties, indien deze gelijktijdig naar hetzelfde voorval een onderzoek instellen.
3.
De voorzitter van de raad geeft de zaken, bedoeld in het eerste lid, weer vrij, zodra verder onderzoek van de zaken naar het oordeel van de raad niet meer nodig is. Van het weer vrijgeven van zaken stelt de voorzitter de in het tweede lid bedoelde instanties onverwijld in kennis.
4.
De voorzitter geeft zaken, in gebruik ten behoeve van Onze Minister van Defensie of een buitenlandse krijgsmacht, vrij indien naar het oordeel van Onze Minister van Defensie het belang van het beschikbaar blijven van de betrokken zaken voor onderzoek niet opweegt tegen het belang van inzet van die zaken in het kader van daadwerkelijk operationeel optreden van de krijgsmacht.