Hof Den Haag, 26-09-2013, nr. 22-001669-09
ECLI:NL:GHDHA:2013:3641
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
26-09-2013
- Zaaknummer
22-001669-09
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:3641, Uitspraak, Hof Den Haag, 26‑09‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3214, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 26‑09‑2013
Inhoudsindicatie
De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer op 1 april 2004 onder valse voorwendselen naar een kantoor in Den Haag gelokt in verband met een zakelijk geschil. In dit kantoor is het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd, mishandeld, bedreigd en gedwongen tot het tekenen van stukken in verband met het zakelijk geschil. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
Partij(en)
Rolnummer: 22-001669-09
Parketnummer: 09-665701-06
Datum uitspraak: 26 september 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 maart 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1944,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
21 december 2010, 14 februari 2013 en de terechtzittingen van 10 en 12 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
18
maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- onder valse voorwendselen (zijnde de belofte dat die [aangever] aan een nieuwe zakenrelatie zou worden voorgesteld) naar een (kantoor)ruimte (van de heer [verdachte]) gelokt en/of
- in een/die (kantoor)ruimte (van de heer [verdachte]) de uitweg geblokkeerd (door er voor te gaan staan) en/of
- de deur op slot gedaan en/of
- die [aangever] in een stoel gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
- die [aangever] geschopt en/of getrapt tegen het lichaam en/of
- die [aangever] geslagen en/of gestompt tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of
- (die [aangever]) dreigend een schaar en/of een briefopener getoond en/of voor het gezicht van die [aangever] gehouden en/of
- met een schaar en/of een briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [aangever] en/of
- tegen die [aangever] gezegd dat die [aangever] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [naam bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
en aldus voor die [aangever] een dreigende situatie gecreëerd waaraan hij zich niet kon onttrekken en/of die [aangever] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde;
2.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [aangever], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk heeft geschopt en/of getrapt tegen het lichaam en/of heeft geslagen en/of gestompt tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam, tengevolge waarvan [aangever] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een schaar en/of een briefopener getoond en/of voor het gezicht van die [aangever] gehouden en/of met die schaar en/of die briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [aangever] en/of tegen die [aangever] gezegd dat die [aangever] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [naam bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt en/of woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geschreven verklaring(en) (betreffende een zakelijk geschil), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of het dreigend tonen van een schaar en/of een briefopener en/of het maken van stekende bewegingen naar die [aangever] met die schaar en/of die briefopener;
en/of
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [aangever], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [aangever] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [aangever] gedwongen (een) verklaring(en) (betreffende een zakelijk geschil met [verdachte]) te tekenen terwijl het geweld en/of die bedreiging met geweld bestond uit het schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of het dreigend tonen van een schaar en/of een briefopener en/of het maken van stekende bewegingen naar die [aangever] met die schaar en/of die briefopener;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte - aldus opnieuw rechtdoende - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 als eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Verweren van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn namens de verdachte – op gronden als nader vermeld in de pleitnotities van de raadslieden – zakelijk weergegeven de volgende verweren gevoerd.
Gebruik van de verklaringen van aangever
Door de raadslieden is betoogd – kort en zakelijk weergegeven - dat de verklaringen van aangever zonder nader verhoor niet voor het bewijs mogen worden gebezigd nu de verdediging niet ten volle haar ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen. Er is sprake geweest van significante en op niet valide redenen gebaseerde ongecompenseerde beperkingen van het ondervragingsrecht welke onverenigbaar zijn met de waarborgen van artikel 6 van het EVRM. Zonder de verklaringen van [aangever] is een veroordeling van de verdachte niet mogelijk en daarom dient de verdachte te worden vrijgesproken. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [aangever] over de gebeurtenissen op 1 april 2004 onbetrouwbaar zijn, nu [aangever] daarover wisselend heeft verklaard; ook over de bancaire voorgeschiedenis van het zakelijke geschil tussen de verdachte en [aangever].
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Aangever [aangever] is in eerste aanleg zowel bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Den Haag als ter terechtzitting in eerste aanleg in het bijzijn van de verdediging als getuige gehoord. De verdediging is dan ook ruimschoots in de gelegenheid geweest om vragen aan de getuige te stellen over de gebeurtenissen vermeld in de aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De verdediging is daarmee naar het oordeel van het hof voldoende in de gelegenheid geweest om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever te toetsen. Het enkele feit dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest de getuige te ondervragen over een bancaire kwestie waarbij de verdachte en de getuige betrokken zouden zijn geweest, maakt dat onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van het hof niet anders. In dit verband is van belang dat op basis van de zich in het dossier van de verdachte bevindende bewijsmiddelen naar het oordeel van het hof wel vast staat dat er sprake is geweest van een zakelijk geschil tussen beiden.
Er is naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden geen sprake van een schending van artikel 6 van het EVRM als door de verdediging bepleit en het verweer wordt mitsdien verworpen.
Op vragen met betrekking tot de dragende onderdelen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, is door [aangever] steeds - ook bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg - naar het oordeel van het hof consistent verklaard. Nu verklaringen van [aangever] op belangrijke onderdelen steun vinden in andere gebezigde bewijsmiddelen, zijn bedoelde verklaringen naar het oordeel van het hof betrouwbaar en zal het hof die verklaringen van [aangever] voor het bewijs bezigen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Dossiers [onderzoek 1]/[onderzoek 2]
De raadslieden hebben opnieuw verzocht het overzichtsproces-verbaal uit het onderzoek [onderzoek 1] aan de stukken van het onderhavige geding toe te voegen en de raadslieden alsnog behoorlijk inzage te geven in het dossier [onderzoek 2].
Het hof stelt vast dat de verdediging aan deze herhaalde verzoeken dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd als die eerder naar voren zijn gebracht. Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn naar het oordeel van het hof geen nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk geworden, die thans tot toewijzing van de verzoeken nopen.
Gelet op het vorenstaande is de noodzaak van het verzochte niet aannemelijk geworden en wijst het hof de verzoeken af.
Tapgesprekken uit dossiers [onderzoek 1]/[onderzoek 2]
De raadslieden hebben bepleit – verkort en zakelijk weergegeven- dat de zich in het onderhavige dossier Saur bevindende verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken die afkomstig zijn uit de voornoemde onderzoeken [onderzoek 1] en [onderzoek 2] van het bewijs dienen te worden uitgesloten, nu de verdediging onvoldoende gelegenheid heeft gehad deze gesprekken op waarde te schatten. Hierdoor is het beginsel van de ‘equality of arms’ ernstig geschonden.
Op grond van de genoemde verslagen kunnen overigens diverse alternatieve scenario’s – zoals nader omschreven in de pleitnotities - in het voordeel van de verdachte worden geschetst.
Het hof overweegt te dien aanzien dat naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep een schending van het beginsel van de ‘equality of arms’ in de zaak van de verdachte niet aannemelijk is geworden.
De verdediging heeft de gelegenheid gekregen om de genoemde stukken in te zien en heeft op basis daarvan een alternatief scenario bepleit. Naar het oordeel van het hof is de verdachte onder de gegeven omstandigheden dan ook niet in zijn verdedigingsbelangen geschaad en wordt het verweer mitsdien verworpen.
Naar het oordeel van het hof zijn de door de raadslieden geschetste alternatieve scenario’s - gelet op de inhoud van de gebezigde wettige bewijsmiddelen – niet aannemelijk geworden.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadslieden hebben voorwaardelijk verzocht de beslissingen van het hof ten aanzien van de onderzoekswensen die eerder door het hof zijn afgewezen te herzien en die onderzoekswensen alsnog toe te wijzen.
De verwijzing van de raadslieden naar een pleitnota van de verdediging van één van de medeverdachte in dit verband, kan naar het oordeel van het hof overigens niet als enig verzoek tot het doen horen van een of meer personen gelden, waarop een beslissing van het hof is vereist.
Het hof stelt vast dat de verdediging aan hier voor genoemde herhaalde verzoeken dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd als die eerder naar voren zijn gebracht. Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn naar het oordeel van het hof geen nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk geworden, die tot toewijzing van de verzoeken nopen. Gelet op het vorenstaande is de noodzaak van het horen van de genoemde getuigen en de deskundige niet aannemelijk geworden en wijst het hof de verzoeken af.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- onder valse voorwendselen (zijnde de belofte dat die [aangever] aan een nieuwe zakenrelatie zou worden voorgesteld) naar een (kantoor)ruimte (van de heer [verdachte]) gelokt en
- in die (kantoor)ruimte (van de heer [verdachte]) de uitweg geblokkeerd (door er voor te gaan staan) en
- de deur op slot gedaan en
- die [aangever] in een stoel gedrukt en gedrukt gehouden en
- die [aangever] getrapt tegen het lichaam en
- die [aangever] geslagen tegen het hoofd en het lichaam en
- die [aangever] dreigend een schaar en een briefopener getoond en voor het gezicht van die [aangever] gehouden en
- met een briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [aangever] en
- tegen die [aangever] gezegd dat die [aangever] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [naam bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
en aldus voor die [aangever] een dreigende situatie gecreëerd waaraan hij zich niet kon onttrekken en die [aangever] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde;
2.
hij op 1 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen [aangever] opzettelijk heeft getrapt tegen het lichaam en heeft geslagen tegen het hoofd en het lichaam, tengevolge waarvan [aangever] pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 1 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen [aangever] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend een schaar en een briefopener getoond en voor het gezicht van die [aangever] gehouden en met die briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [aangever] en tegen die [aangever] gezegd dat die [aangever] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en dat een zakelijk geschil (met de [naam bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt en/of woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
4
tweede cumulatief/alternatief:
hij op 1 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen [aangever] door geweld en door bedreiging met geweld gericht tegen [aangever] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers hebben verdachte en zijn mededaders die [aangever] gedwongen verklaringen (betreffende een zakelijk geschil met [verdachte]) te tekenen terwijl het geweld en die bedreiging met geweld bestond uit het trappen tegen het lichaam en het slaan tegen het hoofd en het lichaam en het dreigend tonen van een schaar en een briefopener en het maken van stekende bewegingen naar die [aangever] met die briefopener;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden,
en
medeplegen van mishandeling,
en
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling,
en
medeplegen van een ander door geweld en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [aangever]. Gedurende deze vrijheidsberoving hebben de verdachte en zijn mededaders [aangever] mishandeld, bedreigd en gedwongen verklaringen te tekenen. Door hun handelwijze hebben de verdachte en zijn mededaders inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van het slachtoffer en hebben zij hem nodeloos angst en pijn bezorgd. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers bovendien als zeer bedreigend en beangstigend ervaren. Daarnaast versterken dit soort feiten de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Bij het bepalen van de op te leggen straf neemt het hof in aanmerking dat sinds de bewezen verklaarde feiten sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop, hetgeen evenwel niet alleen aan de verdediging kan worden toegeschreven.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (
twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2013.