Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/154
154 Rechtsplegingsvergoeding en de toegang tot de rechter
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS574299:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Sagaert & Samoy 2010, p. 218.
Wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, B.S. 2007/29541 (2007).
Van Couter & Dhondt 2005, p. 727.
Samoy & Sagaert 2007, p. 673-698. Wel kon op grond van art. 1022 Ger. W. onder omstandigheden aanspraak worden gemaakt op een zeer lage ‘rechtsplegingsvergoeding’ voor bepaalde materiële handelingen.
Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties (PbEU 2000, L 200/35).
Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, B.S. 7 augustus 2002.
Cass. 2 september 2004, Arr. Cass. 2004/1271, RW 2004/05/535.
Zie bijv. Storme 2003, p. 1077-1089; zie ook Sluijter 2011, p. 165.
Grondwettelijk Hof 19 april 2006, RW 2005/06, 1614. Zie ook Grondwettelijk Hof 14 juni 2006, RW 2006/07, 38.
Grondwettelijk Hof 18 december 2008, 182/2008, RW 2008/09, 29.
Wetsvoorstel betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, Wetgevingsstuk 2006, 3-1686/5 (MvT).
Wetsvoorstel betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, Wetgevingsstuk 2006, 3-1686/1 (MvT); Grondwettelijk Hof 18 december 2008, 182/2008, RW 2008/09, 29.
Samoy & Sagaert 2007, p. 683.
Grondwettelijk Hof 18 december 2008, 182/2008, RW 2008/09, 29.
Wagner 2014, p. 525.
De Temmerman 2004, p. 1401-1416.
Art. 664 Ger. W.; Sagaert & Samoy 2010, p. 223.
Faure, Fernhout & Philipsen 2009, p. 46.
Sagaert & Samoy 2010, p. 222.
In België geldt het uitgangspunt dat de kosten waarin men bij verlies kan worden veroordeeld zo laag mogelijk moeten zijn omwille van de toegankelijkheid van de rechtsbedeling.1 Tot de invoering van de Wet van 21 april 20072 diende elke procespartij in beginsel zelf de kosten en erelonen van de advocaat te dragen. Op grond van art. 1018 van het Gerechtelijk Wetboek (Ger. W.) kwamen uitsluitend de gerechtskosten, waaronder de zegel- en griffierechten voor rekening van de in het ongelijk gestelde partij.3 De kosten en erelonen van de advocaten maakten daarvan geen deel uit.4 In die tijd hebben verschillende (Europese en nationale) ontwikkelingen de discussie over de mogelijke verhaalbaarheid van advocaatkosten op gang gebracht. Eén van die ontwikkelingen was de aanname van de Richtlijn Betalingsachterstanden in 2002, waar in art. 6 is bepaald dat de ‘invorderingskosten ontstaan door de betalingsachterstand’ vergoed moeten worden.5 De implementatiewet naar aanleiding van deze richtlijn bevatte daarom voor bepaalde geschillen een ‘oplossing’ voor de verhaalbaarheid van advocaatkosten.6 Een andere ontwikkeling was het zogenaamde doorbraakarrest van het Hof van Cassatie van 2004, waarin is geoordeeld dat de advocaatkosten die een noodzakelijk gevolg zijn van de ‘wanuitvoering’ van een overeenkomst onderdeel kunnen zijn van de schadevergoeding.7 In de literatuur werd betoogd dat de mogelijkheid van de verhaalbaarheid van advocaatkosten voor uitgezonderde partijen (namelijk schuldeisers in geschillen over betalingsachterstanden c.q. winnende eisers in aansprakelijkheidszaken) in strijd was met het Grondwettelijk non-discriminatie beginsel.8 Het Grondwettelijk Hof oordeelde in 2006 de situatie inderdaad in strijd was met de Grondwet en gerepareerd moest worden.9 Naar aanleiding daarvan zijn verschillende wetsvoorstellen opgesteld, die uiteindelijk hebben geleid tot de invoering van de Wet betreffende de verhaalbaarheid van kosten en erelonen van de advocaat die van kracht werd op 1 januari 2008.
De rechtsplegingsvergoeding is gegrond op het ‘procesbeleid en procesrisico’.10 Zoals in de volgende paragraaf nader uitgewerkt zal worden, behelst de rechtsple gingsvergoeding niet meer dan een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. De beperkte tegemoetkoming in de advocaatkosten is het resultaat van een zorgvuldige weging van de wetgever van verschillende argumenten pro en contra verhaalbaarheid van advocaatkosten, gebaseerd op de waarborging van de toegang tot de rechter. De wetgever heeft vooral gehoor willen geven aan de betogen van het kamp dat van mening is dat het vooruitzicht in de advocaatkosten van de wederpartij te worden veroordeeld een drempel kan opwerpen in de toegang tot de rechter en, in extreme gevallen, zelfs kan leiden tot schending van het recht.11 De reden om de verhaalbare kosten te beperken is gezocht in het waarborgen van de toegang tot de rechter voor financieel niet-draagkrachtige partijen en het voorkomen van een ‘proces binnen een proces’ over het mogelijk terugvorderen van advocaatkosten.12
De wetgever heeft gekozen voor een forfaitair tariefsysteem op basis van minimum-, basis- en maximumtarieven omdat daarmee de voorspelbaarheid van de kostenveroordeling en dus het procesrisico zouden worden gediend.13 Daarnaast zou met een dergelijk systeem worden gewaarborgd dat alle procespartijen gelijk worden behandeld, zoals vereist door art. 6 EVRM en de Belgische Grondwet.14 Een ‘pijnpunt’ van het stelsel is dat de tarieven soms ver verwijderd zijn van de werkelijke kosten en de rechter geneigd is terug te vallen op het basisbedrag.15 Het feit dat een tariefsysteem kan leiden tot een discrepantie tussen de daadwerkelijke gemaakte kosten en de toegekende vergoeding wordt in de literatuur wel afgedaan met het argument, dat het niet-verhaalbare bedrag aan kosten en erelonen moet worden beschouwd als een uitgave waartoe het leven in een gemeenschap nu eenmaal aanleiding kan geven en die eenieder moet dragen.16
Toegang tot de rechter en recht op rechtsbijstand
Het recht op rechtsbijstand is in België Grondwettelijk vastgelegd.17 Partijen die daarvoor in aanmerking komen kunnen gebruikmaken van gesubsidieerde rechtshulp. Dat kan betekenen dat zij worden ontslagen van de betaling van de kosten van rechtspleging of dat zij gebruik kunnen maken van de diensten van een pro- Deoadvocaat.18 Vooral van de mogelijkheid een rechtsbijstandsverzekering af te sluiten zou in de periode 2000-2010 relatief weinig gebruik zijn gemaakt.19 Verwacht werd dat de mogelijkheid van een rechtsplegingsvergoeding de verzekeringsbranche een impuls zou geven omdat procespartijen het risico op een proceskostenveroordeling zouden willen afdekken.20 De wetgever heeft voortsverschillende initiatieven genomen om het afsluiten van een rechtsbijstandsverzekering te promoten, zoals de invoering van belastingrechtelijke voordelen.