Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 191 [Comparitie na voorlopig getuigenverhoor]
Geldend
Geldend van 01-10-2019 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
03-07-2019, Stb. 2019, 241 (uitgifte: 15-07-2019, kamerstukken: 35175)
- Inwerkingtreding
01-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2019, Stb. 2019, 247 (uitgifte: 15-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
1.
De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve, na afloop van het voorlopig getuigenverhoor of het voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs een verschijning van partijen voor een mondelinge behandeling bevelen.
2.
Bij een verschijning van partijen op de mondelinge behandeling kan ook de verdere wijze van behandeling van geschillen over de vordering worden besproken. Afspraken dienaangaande worden, wanneer een partij dat verlangt, met overeenkomstige toepassing van artikel 89, eerste lid, in een proces-verbaal vastgelegd. Een beroep in rechte op deze afspraken kan niet worden gedaan, voor zover zij in strijd komen met een dwingende wetsbepaling, met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging of voor zover een beroep daarop in verband met onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gedaan.