Hof Amsterdam, 26-11-2015, nr. 23-004622-14
ECLI:NL:GHAMS:2015:4963
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-11-2015
- Zaaknummer
23-004622-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:4963, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑11‑2015; (Hoger beroep)
ECLI:NL:GHAMS:2015:3657, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑04‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 26‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Artikel 240b Sr. Ontslag van alle rechtsvervolging. Plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis.
parketnummer: 23-004622-14
datum uitspraak: 26 november 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-860138-14 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2015, 12 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 23 juli 2014 te Heiloo, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 814 ( in elk geval 803), althans één of meer, foto('s) en/of een gegevensdrager(s), te weten
- Desktop, merk onbekend, kleur zwart (beslagnummer BA 2010) en/of
- Externe Harddisk, merk Neil Poulton, kleur oranje (beslagnummer BA 2008) en/of
- Externe Harddisk, merk Transcend Storejet (beslagnummer BA 2009) en/of
- Apple Desktop, s/n CK 02000 RHSG,
bevattende (een) (aantal) afbeelding(en) althans (telkens) (een) (aantal) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) (aantal) afbeelding(en),
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de vinger(s)/hand en/of de mond/tong en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/zijn/hun leeftijd past/passen en/of
waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft aangevoerd dat de gehele dagvaarding nietig dient te worden verklaard, nu uit de tenlastelegging niet blijkt hoeveel foto’s aan de omschreven handelingen zijn verbonden, het overgrote deel van de afbeeldingen in de tenlastelegging niet feitelijk is omschreven en de selectie van 25 afbeeldingen geen representatieve weergave van de volledige verzameling vormt, met als gevolg dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat de dagvaarding geldig is.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt hiertoe als volgt.
Het hof heeft te oordelen of deze tenlastelegging voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Sv, waarbij heeft te gelden dat het in de delictsomschrijving van artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voorkomende bestanddeel “afbeelding van een seksuele gedraging” op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis heeft.
Om te voldoen aan de in artikel 261, eerste lid, Sv neergelegde eis van opgave van het feit is een (nadere) feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging vereist.
Het hof constateert dat in de tenlastelegging:
- -
een (totale) hoeveelheid afbeeldingen is vermeld;
- -
de gegevensdragers waarop afbeeldingen zijn aangetroffen, zijn omschreven;
- -
in algemene bewoordingen feitelijk is omschreven waaruit de seksuele gedragingen op de afbeeldingen bestonden, opgedeeld in categorieën en
- -
de formulering in de tenlastelegging aansluit op de beschrijving van de collectiescan, die als bijlage II is opgenomen bij het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen multimedia van 21 augustus 2014 (doorgenummerde dossierpagina 70 e.v.).
In het proces-verbaal van 21 augustus 2014 is gerelateerd dat de beoordeling of een afbeelding al dan niet kinderpornografisch van aard is, door de verbalisanten – gecertificeerd selecteurs kinderpornografie – is verricht met gebruikmaking van de criteria gegeven in de Aanwijzing kinderpornografie van het College van procureurs-generaal (naar het hof begrijpt: nummer. 2010A025, Stcrt. 2010/19121).
Voorts is gerelateerd dat de verbalisanten hebben vastgesteld dat op de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers tenminste 814 afbeeldingen voorkwamen die volgens de criteria kinderpornografisch zijn. Al deze afbeeldingen zijn bekeken en de inhoud van de zogenaamde toegankelijke (“accessible”) afbeeldingen is verwerkt in genoemde collectiescan.
Door (per categorie) specifieke kenmerken van de afbeeldingen van seksuele gedragingen te beschrijven, in samenhang bezien met het dossier, is de tenlastelegging voldoende geconcretiseerd en specifiek en voldoet deze aan de eis van voldoende duidelijke opgave van het feit. De verdachte heeft kunnen begrijpen wat hem wordt verweten. Ook overigens voldoet de onderhavige tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof acht de dagvaarding daarom geldig.
Bespreking van gevoerde verweren
Verdenking
De raadsvrouw heeft zich, zo begrijpt het hof, op het standpunt gesteld dat de verdachte ten onrechte is aangemerkt als verdachte nu er geen filmopnames of foto’s van minderjarige meisjes op zijn camera zijn aangetroffen.
De verdachte is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de betrokken opsporingsambtenaren tot de conclusie hebben kunnen komen dat er jegens de verdachte op dat moment sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan dat vergrijp. Getuige [getuige 1] had immers ten overstaan van brigadier [verbalisant 1] en hoofdagent [verbalisant 2] verklaard dat hij had gezien dat een man de billen van twee minderjarige meisjes aan het filmen was en hij had de verdachte aangewezen als de betrokken man. Getuige [getuige 2] had een soortgelijke verklaring afgelegd (p. 15-16). Dat [verbalisant 1] had vastgesteld dat op de door de verdachte meegevoerde videocamera slechts een foto van een personenauto was te zien, maakte niet dat de gerezen verdenking was weggeëbd, mede omdat ook was vastgesteld dat de verdachte tevens een mobiele telefoon bij zich had. Overigens is na de aanhouding van de verdachte op dat laatste toestel door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een video-opname aangetroffen van de met een kort broekje bedekte billen van een minderjarig meisje, welke video kennelijk op een openbaar toegankelijke plaats was gemaakt.
Het verweer wordt verworpen.
Onrechtmatige doorzoeking
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de doorzoeking ter inbeslagneming onrechtmatig is geweest, nu er geen redelijk vermoeden bestond dat in de woning een strafbaar feit werd begaan, en er niet zou zijn voldaan aan de eisen die de wet stelt met betrekking tot doorzoeken van een woning. Met betrekking tot dit laatste is opgemerkt dat er ‘geen sprake was van een spoedkwestie’ en dat ‘de machtiging niet aan de eisen’ voldoet.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Naast de bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die hiervoor al zijn weergeven, was vastgesteld dat op de video-opname die op de telefoon was aangetroffen, werd ingezoomd op de billen en dat de persoon die de opname maakte vervolgens kennelijk achter het meisje aanliep en onophoudelijk de billen van dat meisje in beeld bracht. In het proces-verbaal ‘aanvraag schriftelijke bevestiging mondelinge vordering tot doorzoeking ter inbeslagneming’ van 24 juli 2014 is vermeld dat op grond van een en ander het vermoeden ontstond dat de verdachte thuis (ook) in het bezit kon zijn van kinderpornografisch materiaal (p. 47 e.v.). Niet gezegd kan worden dat niet in redelijkheid tot dit vermoeden is kunnen komen.
Verder geldt dat in even genoemd proces-verbaal is vastgelegd dat de officier van justitie naar aanleiding van die informatie mondeling op 24 juli 2014 bij de rechter-commissaris mr. Francke heeft gevorderd dat in de woning van de verdachte een doorzoeking zou plaatsvinden. Niet is vereist dat een dergelijke vordering schriftelijk wordt gedaan (Kamerstukken II, 29252, 2003-2004, nr. 6, p. 2).
Uit het proces-verbaal dat door mr. M.E. Francke op 11 augustus 2014 van de op 24 juli 2014 in de woning van de verdachte verrichte doorzoeking is opgemaakt, kan voorts gevoeglijk worden afgeleid dat die vordering mondeling is toegewezen. Gebruikelijk (en wenselijk) is dat de mondelinge vordering van de officier van justitie en de toewijzende beslissing van de rechter-commissaris later op schrift worden gesteld én in het procesdossier worden gevoegd. In ieder geval dit laatste is in deze zaak niet gebeurd. Echter, het hof vermag niet in te zien op welke wijze de verdachte daardoor in zijn belangen wordt geschaad, waarbij ook in aanmerking is genomen dat de verdediging, voor zover het hof bekend, nimmer heeft verzocht om toevoeging van schriftelijke bevestigingen van genoemde vordering en beslissing aan het procesdossier.
De niet nader uitgewerkte opmerkingen van de raadsvrouw dat ‘geen sprake was van een spoedkwestie’ en dat ‘de machtiging niet aan de eisen voldoet’ doen vermoeden dat zij ervan uitgaat dat in deze zaak sprake is geweest van een zogenaamde spoeddoorzoeking als bedoeld in artikel 97 Sv. Uit het voorgaande blijkt dat deze veronderstelling onjuist is, zodat de opmerkingen hierover doel missen.
Naar het oordeel van het hof is er geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim en wordt het verweer verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2014 tot en met 23 juli 2014 te Heiloo, een groot aantal afbeeldingen, te weten 803, foto's en gegevensdragers, te weten
- Desktop, merk onbekend, kleur zwart (beslagnummer BA 2010) en
- Externe Harddisk, merk Neil Poulton, kleur oranje (beslagnummer BA 2008) en
- Externe Harddisk, merk Transcend Storejet (beslagnummer BA 2009) en
- Apple Desktop, s/n CK 02000 RHSG,
bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de vinger(s)/hand en/of de mond/tong en/of het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/zijn/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
van welke misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Partiële vrijspraak
Het hof is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het bezit van de 11 gewiste (“deleted”) afbeeldingen, omdat hij daarover geen beschikkingsmacht meer had.
Nadere bewijsoverwegingen
Onderzoeksmethode
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet duidelijk is geworden welke onderzoeksmethode de zedenrechercheurs hebben gebruikt om de leeftijd van de personen op de afbeeldingen die op gegevensdragers van de verdachte zijn aangetroffen, te boordelen. Het hof volgt de raadsvrouw hierin niet en overweegt hiertoe als volgt.
De stelling van de raadsvrouw is allereerst niet nader gespecificeerd of toegelicht. Daarnaast geldt dat de verbalisanten die de in beslag genomen afbeeldingen hebben beoordeeld deel uitmaken van een team dat gespecialiseerd is in de beoordeling van kinderpomo en, gelet op hun certificering, de expertise hebben die hiervoor nodig is. In hun proces-verbaal van bevindingen is beschreven hoe zij hebben vastgesteld dat het om minderjarige personen gaat. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van de zogeheten “Tanner-criteria” (p. 64 e.v.). Niet is door de verdediging aangevoerd, noch is gebleken, dat de gehanteerde methode onbetrouwbaar is.
Het hof verwerpt het verweer.
Gewoonte
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het een gewoonte maken van het bezit van kinderpornografisch materiaal overweegt het hof het volgde.
Op basis van de omvang van de tenlastegelegde periode, het feit dat de afbeeldingen op diverse gegevensdragers zijn aangetroffen – waaruit blijkt dat de verdachte met betrekking tot de verschillende gegevensdragers handelingen moet hebben verricht – en het aantal aangetroffen afbeeldingen, concludeert het hof dat de verdachte van het bezit van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding en gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Het hof heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende Pro Justitia rapporten, opgesteld door psychiater [deskundige1], gedateerd op 29 juli 2015, en klinisch psycholoog [deskundige2], gedateerd op 8 juli 2015.
Het rapport van Van [deskundige1] houdt in dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type, waarvan ook sprake was ten tijde van het tenlastegelegde. Deze stoornis kent chronisch aanwezige psychotische symptomen, bestaande uit een uitgebreid waansysteem met bizarre wanen, oordeels- en kritiekstoornissen en een verstoorde impulscontrole. Op grond hiervan heeft de verdachte geen controle meer over zijn handelen en is het niet in staat de wederrechtelijkheid van zijn handelen te beoordelen.
Ten tijde van het ten laste gelegde werden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte hierdoor volledig beïnvloed. Van [deskundige1] adviseert de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Ook Van [deskundige2] heeft geconcludeerd dat de verdachte behept is met schizofrenie van het paranoïde type. In het rapport wordt beschreven dat de verdachte kampt met paranoïde betrekkings- en uitverkorenheidswanen, waarmee hij volledig gepreoccupeerd is. Hierdoor heeft hij een verzwakte impulscontrole, een sterk verstoorde realiteitstoetsing, verminderde belastbaarheid, concentratieproblemen en moeite met het gelijktijdig verwerken van informatie. De verdachte is ervan overtuigd dat hij geen eigen regie heeft over zijn fysieke impulsen en handelingen. Door de verstoorde realiteitstoetsing is hij niet in staat het wederrechtelijke van zijn handelen te onderkennen. Ook Van [deskundige2] adviseert de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
In eerder omtrent de verdachte opgemaakte rapportages van psychiater/psychotherapeut [deskundige3] en Gz-psycholoog [deskundige4] van 22 september 2014 en 29 september 20014 werd reeds tot dezelfde diagnose, soortgelijke bevindingen en eenzelfde advies gekomen.
Nu de conclusie van de gedragsdeskundigen omtrent de doorwerking van de geconstateerde psychische problematiek in het bewezen geachte wordt gedragen door hun bevindingen en onderling op elkaar aansluiten, kan het hof zich hiermee verenigen. Aan de verdachte worden zijn gedragingen dus niet toegerekend, zodat hij gelet op het bepaalde in artikel 39 Sr, niet strafbaar is.
Dit betekent dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oplegging van een maatregel
De rechtbank Noord-Holland heeft aan de verdachte de maatregel opgelegd van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte meer dan aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen direct gevaar voor zichzelf of anderen vormt, omdat hij sinds oktober 2014 op vrije voeten is zonder dat hij is gerecidiveerd en er aldus geen redelijke grond is voor het aannemen van recidivegevaar. Daarnaast heeft zij benadrukt dat psychiater Van [deskundige1] geen hoog risico op agressieve delicten ziet, maar eerder op kleine overtredingen.
Het hof stelt het volgende voorop.
Ingevolge artikel 37, eerste lid, Sr kan gelast worden dat degene aan wie een strafbaar feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend, in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar, doch alleen indien hij gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Zoals al bleek is het hof van oordeel dat de verdachte het bewezen feit wegens de ziekelijke stoornis waarmee hij is behept niet kan worden toegerekend.
Verder worden in dit verband de volgende bevindingen van psychiater Van [deskundige1] van belang geacht.
De verdachte verricht, naar eigen zeggen ten gevolge van manipulatie, handelingen als het zichzelf slaan en hard tegen een muur oplopen. Verder heeft de verdachte zich in het verleden twee keer getracht te versterven door te stoppen met eten en drinken, laatstelijk in 2012. De verdachte is niet in staat zich bij het een en ander te beheersen. Wanneer de verdachte niet behandeld wordt, is niet te verwachten dat hierin verandering komt. Tot voor kort kreeg hij aan huis bezoek van een verpleegkundige, maar op dit moment wordt hij alleen nog af en toe gebeld door een hulpverlener. De verdachte heeft geen ziektebesef, daardoor is hij niet gemotiveerd zich (vrijwillig) te laten behandelen. De verdachte is twee maal eerder op civiele titel gedwongen opgenomen geweest. Gebleken is dat medicatie bij de verdachte een gunstige invloed heeft op de psychotische symptomen. Na ontslag staakte de verdachte het medicatiegebruik vaak al snel. Getracht moet worden de verdachte een langduriger periode te behandelen. Geadviseerd wordt de verdachte klinisch te behandelen ten einde hem in te stellen op medicatie en wel door het opleggen van de maatregel van artikel 37 Sr. Van [deskundige1] ziet geen aanwijzingen voor agressief gedrag gericht op anderen, maar eerder een hoog risico op kleine overtredingen.
Psycholoog Van [deskundige2] heeft gerapporteerd dat de verdachte geen ziektebesef en –inzicht heeft en dat hij zorgmijdend is, omdat hij naar zijn idee psychisch gezond is. Hierdoor krijgt de verdachte niet de zorg die hij nodig heeft en hij weigert medicatie. De negatieve symptomen van zijn aandoening zijn sociale isolatie, een onvermogen om een bij zijn intelligentie passend maatschappelijke positie te verwerven en een zeer matige zelfzorg (slecht eten en drinken); hij kan – in een waan – soms zeer rigoureus gaan lijnen. Dit leidde in 2012 tot ondervoeding en dehydratatie, waarna hij op civiele titel gedongen werd opgenomen. Ten tijde het onderzoek door [deskundige4] was de verdachte ook weer aan het ‘lijnen’. In het huidige contact is opgevallen dat de verdachte met twee camera’s, waarvan één op zijn pet gemonteerd en de ander om zijn hals behangen de spreekkamer binnenkwam. Hij zei dat hij op straat aan het filmen was en dat agenten hem vroegen wat hij filmde. Opmerkelijk wordt geacht dat de verdachte zonder terughoudendheid weer op straat aan het filmen was, iets wat eerder de opmaat was voor het huidige ten laste gelegde. De verdachte zoekt dus dezelfde omstandigheden op als ten tijde van het ten laste gelegde.
Het gevaar voor recidive lijkt te worden gevormd doordat de verdachte ervan overtuigd is dat hij ‘bediend’ wordt door andere mensen die een kwaadwillend complot tegen hem hebben gevormd, waardoor hij niet in staat is zijn handelen te sturen. De goedwillende aard van de verdachte, die als beschermende factor kan worden gezien, legt het echter af bij toenemende psychose. Doordat de verdachte hulpverleners buiten de deur houdt is het steeds lastiger voor hulpverleners om de ernst van de psychose in te schatten en te bepalen of er tot opnamen moet worden overgegaan. De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat, al valt de termijn waarbinnen zich dat risico verwezenlijken moeilijk in te schatten en de aard van de recidive evenmin. Op korte of langere termijn lijkt het echter onvermijdelijk dat hij opnieuw een gevaar voor zichzelf gaat vormen of (maatschappelijk) onaanvaardbaar gedrag gaat vertonen zoals ten tijde van het ten laste gelegd. Gewelddadig of onzedelijk gedrag ligt daarbij niet in de lijn van de verwachting, gezien de vriendelijke aard van de verdachte, maar valt evenmin uit te sluiten, juist doordat de tekortschietende impulscontrole een belangrijk kenmerk van zijn ziektebeeld is. Medicamenteuze behandeling is vereist. Gelet op de zorgmijdende houding van de verdachte kan het best met een klinische opname worden gestart. Eerder is een klinische behandelduur van vijf maanden te kort gebleken. Geadviseerd wordt de verdachte voor de duur van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen in het kader van een maatregel als bedoeld in artikel 37 Sr.
De verdachte heeft de rapporteurs laten weten het niet eens te zijn met het advies en dat hij niet opgenomen wil worden. Om dit te voorkomen is hij eventueel alsnog bereid vrijwillig medicatie in te nemen tijdens een ambulante behandeling.
Het hof stelt verder nog vast dat in het genoemde rapport van psychiater [deskundige3] wordt vermeld dat de verdachte sinds januari 2014 met de inname van psychotische medicatie is gestopt en dat hij ernstig is beperkt in zijn sociaal en beroepsmatig functioneren. De verdachte leeft zeer geïsoleerd, kan geen contacten onderhouden met familie en vrienden en zijn zelfzorg is matig. Hij kan niet functioneren op het niveau dat gezien zijn intelligentie van hem mag worden verwacht. Onbehandeld zal de kans op herhaling vrij groot zijn. Vanwege de psychische stoornis kan de verdachte wederom een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving gaan vormen, ook op korte termijn, aldus [deskundige3].
Ook [deskundige3] en Gz-psycholoog [deskundige4] hebben in hun rapportages uit 2014 geadviseerd de verdachte de maatregel van artikel 37 Sr op te leggen.
Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de ziekelijke stoornis waarmee de verdachte kampt een gevaar oplevert voor zichzelf, waarbij in het bijzonder wordt gedacht aan maatschappelijke teloorgang en opwekking van agressie van anderen door hinderlijk gedrag. Daarenboven bergt de ziekelijke stoornis een gevaar voor de algemene veiligheid van personen in zich, in het bijzonder gelet op de bevindingen van psycholoog Van [deskundige2].
Met de mogelijkheid dat genoemde risico’s zich zullen verwezenlijken moet naar het oordeel van het hof ernstig rekening worden gehouden. Het hof stelt verder vast dat er voor de klinische opname die oplegging van de maatregel met zich brengt geen alternatief is; ambulante psychiatrische behandeling vormt voor de zorgmijdende verdachte geen reële optie, waarbij ook van belang is dat de verdachte niet bereid is gebleken om zonder drangkader de benodigde medicatie tot zich te nemen. De recente voorzichtige mededeling van de verdachte dat hij ‘eventueel alsnog bereid is vrijwillig medicatie in te nemen’ geeft het hof onvoldoende vertrouwen voor blijvende medicatietrouwheid.
Tot slot is niet gebleken dat de verdachte, die – zoals bleek – geen ziektebesef heeft, de nodige bereidheid heeft zich op vrijwillige basis klinisch te doen opnemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van 1 (één) jaar.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1) 1 STK fototoestel FUJWIL XP (+ cameratasje en 2 batterijen);
2) 1 STK gegevensdrager Sandiks Ultra en
3) 1 STK telefoontoestel HUAWEI..
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.N. van der Spoel, mr. W.M.C. Tilleman en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 november 2015.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Uitspraak 03‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Tussenarrest
parketnummer: 23-004622-14
datum uitspraak: 3 april 2015
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-860138-14 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2015 is het onderzoek in deze strafzaak gehouden en gesloten.
Overwegingen
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Omtrent de verdachte zijn rapportages opgemaakt door [deskundige1], Gz-psycholoog, van 29 september 2014 en [deskundige2], psychiater/psychotherapeut van 22 september 2014. In beide rapportages wordt geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en wordt geadviseerd hem ten aanzien van het hem tenlastegelegde als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Tevens wordt geadviseerd de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis, waarbij is vermeld dat het recidivegevaar zonder behandeling vrij groot is en dat de verdachte vanwege zijn stoornis op korte termijn een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving kan gaan vormen.
Het hof heeft vastgesteld dat verdachte inmiddels weer een aantal maanden zelfstandig woont en dat zich in deze periode, voor zover bekend, geen incidenten hebben voorgedaan. Het hof wil daarom nader voorgelicht worden ten aanzien van de geestvermogens van verdachte en in het bijzonder over de mate van gevaar die verdachte mogelijk vormt voor zichzelf, anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen.
Het hof zal daarom het gesloten onderzoek heropenen, schorsen en de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris, dan wel, indien de raadsheer-commissaris daar termen voor aanwezig acht, de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Noord-Holland, opdat deze (nieuwe) deskundigen benoemt en door hen een psychiatrisch en een psychologisch rapport omtrent de verdachte laat opmaken aan de hand van de gebruikelijke vraagstelling.
Beslissing
Het hof:
Heropent het onderzoek, schorst dit voor onbepaalde tijd en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting.
Verwijst de zaak naar de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, subsidiair naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland, indien de raadsheer-commissaris voornoemd daartoe termen aanwezig acht, teneinde het ertoe te leiden dat omtrent de persoon van de verdachte door een (nieuw) te benoemen psychiater en psycholoog een deskundigenverslag wordt opgemaakt.
De stukken worden hiertoe in handen gesteld van de raadsheer-commissaris voornoemd.
Beveelt voorts de oproeping van de verdachte en de raadsvrouw van de verdachte tegen de nog nader te bepalen terechtzitting.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. van Rede, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 april 2015.
[....]