Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:135 Bijzondere procedureregels
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
25-08-2023, Stb. 2023, 306 (uitgifte: 25-09-2023, kamerstukken: 36314)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-10-2023, Stb. 2023, 371 (uitgifte: 25-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit van de Nederlandsche Bank ingevolge de afdelingen 3A.2.3 en 3A.2.4 tien dagen.
2.
In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet.
3.
Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
4.
In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde griffierecht dient plaats te vinden, twee weken.
5.
De bestuursrechter behandelt de zaak op versnelde wijze overeenkomstig artikel 8:52, tweede lid, onderdelen b tot en met f, en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 van die wet blijft buiten toepassing.
6.
De bestuursrechter doet uitspraak uiterlijk op de veertiende dag nadat het beroepschrift is ontvangen. Indien met toepassing van artikel 8:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht twee of meer zaken gevoegd worden behandeld, doet de bestuursrechter uitspraak uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van het laatst ontvangen beroepschrift.