Rb. Breda, 17-08-2011, nr. 645816 cv 11-1112
ECLI:NL:RBBRE:2011:BR5346
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
17-08-2011
- Zaaknummer
645816 cv 11-1112
- LJN
BR5346
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2011:BR5346, Uitspraak, Rechtbank Breda, 17‑08‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑08‑2011
Inhoudsindicatie
Burgerlijk Wetboek (BW) Schadevordering op grond van onrechtmatige daad Leidingschade aansprakelijkheid aannemer/grondroerder? KLIC-melding (Kabels- en Leidingen Informatiecentrum) Reikwijdte informatieplicht netbeheerder tegenover onderzoeksplicht grondroerder Veroordeling tot schadevergoeding door grondroerder
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 645816 CV EXPL 11-1112
vonnis d.d. 17 augustus 2011
inzake
de naamloze vennootschap Liander N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen, advocaat te Haarlem,
rolgemachtigde: GEKO Invordering te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hendriks Infra B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (4751 WE) Oud Gastel, aan de Stoofstraat 46,
gedaagde, schriftelijk procederend in de persoon van drs. ing. G.H.A. Hendriks.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1
het exploot van dagvaarding van 21 januari 2011;
1.2
de conclusie van antwoord;
1.3
de conclusie van repliek tevens akte houdende rectificatie, met producties;
1.4
de conclusie van dupliek, met productie;
1.5
de akte uitlating productie;
1.6
het audiëntieblad d.d. 22 juni 2011, waaruit blijkt dat deze zaak verwezen is voor vonnis.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
Eiseres, hierna te noemen: “Liander”, vordert -na akte rectificatie- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van gedaagde, hierna te noemen: “Hendriks”, om tegen kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 1.698,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 1.279,99 vanaf datum dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van Hendriks in de kosten van dit geding.
Namens Hendriks wordt bij antwoord en bij dupliek verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1
Het stond Liander natuurlijk vrij om bij repliek de bij dagvaarding genoemde schadeplaats te rectificeren van “Oud Gastel, Stoofplaats 46” in “Echtenstein 82, te Amsterdam”. Hendriks is hierdoor niet direct in haar verdediging geschaad.
De eerste processuele discussie vindt hierdoor wel pas bij repliek en dupliek plaats.
Dit is een omstandigheid, die Liander niet aan Hendriks kan tegenwerpen nu dit een direct gevolg is van de eigen fout van Liander. Voor zover nodig zal de kantonrechter in de proceskostenbeoordeling hiermee rekening houden.
3.2
De kantonrechter gaat verder uit van de navolgende verder niet weersproken tussen partijen vaststaande feiten.
3.2.1
Liander beheert de netwerken in het oorspronkelijke verzorgingsgebied van energie-bedrijf Nuon. In 2008 is de naam van (de rechtsvoorgangster van) Liander in verband met de afsplitsing van het netwerkbedrijf uit het voormalige energiebedrijf gewijzigd.
Alle voor het onderhavige geschil relevante rechtspersonen (veelal nog de naam ‘Nuon’ in meerdere samenstellingen) en bedrijfsunits vallen inmiddels onder Liander (zijnde de nieuwe naam van N.V. Continuon Netbeheer). De juridische eigendom van de netwerken berust bij een volle dochtermaatschappij van Liander voor wie zij mede als gemachtigde optreedt en met wie zij is te identificeren.
3.2.2
Op 5 november 2008 zijn grondroerende werkzaamheden uitgevoerd op de locatie Echtenstein 82 te Amsterdam. Bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden voor de aanleg van een riool is een gasleiding beschadigd, welke gasleiding deel uitmaakt van een onder 3.2.1. bedoeld netwerk.
3.2.3
Op 29 oktober 2008 is namens Hendriks “als graver” een melding gedaan bij het Kabels- en Leidingen Informatiecentrum (hierna: KLIC) met betrekking tot graafwerkzaam-heden met ingang van 3 november 2008 op de graaflocatie Amsterdam Zuidoost Kelbergenpad (werkzaamheden op schoolplein van Bijlmerhorst te Amsterdam). Als opdrachtgever staat in deze KLIC-melding vermeld Waternet, gevestigd aan de Korte Ouderkerkerdijk 7, te Amsterdam. Een kopie van deze KLIC-melding is als productie E7 bij conclusie van repliek (CvR) overgelegd.
3.2.4
Op 5 november 2008, te 11.00 uur, wordt er door een NUON-medewerker (dhr. R.M. Lageweg) een melding van een schadegeval gedaan onder vermelding van de schadelocatie Echtenstein 82. Als schadeveroorzaker wordt hierbij Hendriks aangemerkt. Als opdracht-gever wordt Waternet genoemd. De schade werd volgens de inhoud van deze schademelding veroorzaakt door een graafmachine van de firma Gebr. Baars Hoofddorp B.V. .
Een kopie van dit schadeformulier is als productie E1 bij CvR overgelegd.
3.2.5
Bij brief van 12 november 2008 (productie E2 bij CvR) heeft NetCare, onderdeel van N.V. Nuon Netwerk Services, Hendriks ter zake bovenvermelde schade aansprakelijk gesteld van alle door haar te maken kosten van de (herstel)werkzaamheden en overige door haar bedrijf c.q. haar klanten te lijden schade.
3.2.6
In reactie hierop wordt namens Hendriks bij brief van 28 november 2008 de aansprake-lijkheid voor de onderhavige schade van de hand gewezen. Als grond van deze afwijzing wordt genoemd:
“Bij aanleg riool werd gasleiding geraakt. Tekeningen NUON staan geen maten op, tekening van mail vergroot op ware schaal en met schaallatje ingemeten. Eerste leiding gevonden, tweede leiding moest ongeveer 2 meter verder erachter lopen maar lag onder de eerste leiding.”
3.2.7
In haar brief van 28 december 2008 aan Hendriks geeft Liander -kort gezegd- gemotiveerd aan waarom zij haar aansprakelijkheidstelling van Hendriks handhaaft.
3.2.8
Middels een factuur met nummer 91563725 heeft Liander een schadebedrag ad € 1.279,99 bij Hendriks in rekening gebracht.
3.2.9
Bij brief van 5 mei 2009 herinnert Liander Hendriks aan het nog openstaan van bovengenoemde factuur. Voorts worden verdere incassomaatregelen aangekondigd bij uitblijven betaling.
3.2.10
In reactie hierop handhaaft Hendriks in haar brief van 25 mei 2009 -kort gezegd- haar standpunt. Voorts doet Hendriks in deze brief een eenmalig schikkingsvoorstel inhoudende betaling door Hendriks aan Liander van een bedrag van € 550,00.
3.2.11
Bij brief van 3 juli 2009 handhaaft Liander in reactie op genoemde brief van 25 mei 2009 haar standpunt en haar volledige vordering.
3.2.12
De brieven van 28 november 2008, 28 december 2008, 5 mei 2009, 25 mei 2009 en 3 juli 2009 zijn als productie E3 bij CvR in kopie overgelegd.
3.2.13
De schadeopstelling (pro formafactuur) en de onderliggende specificatie zijn als respectievelijk productie E4 en E5 in kopie overgelegd.
3.3
Liander baseert haar vordering (mede) op bovengenoemde vaststaande feiten en zij stelt verder dat Hendriks in de onderhavige kwestie in strijd heeft gehandeld met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid, hetgeen onrechtmatig is. Liander wijst op een -volgens haar- stroom van jurisprudentie waarbij is uitgesproken, dat bij de uitvoering van werken, zoals die door Hendriks zijn uitgevoerd, een onderzoeksplicht bestaat op grond waarvan een uitvoerder van dergelijke werkzaamheden gehouden is tot het treffen van afdoende voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van de beschadiging van leidingen en andere infrastructurele werken. Hendriks heeft volgens Liander onvoldoende maatregelen genomen. De ontstane schade is volgens haar dan ook aan Hendriks te wijten. Deze schade was volgens Liander het redelijkerwijs te verwachten gevolg van het handelen door/namens Hendriks en was mitsdien ook aan Hendriks toe te rekenen. Om die reden is volgens Liander Hendriks gehouden de gevorderde schade te vergoeden. Wat betreft de wederzijdse zorg-plichten merkt Liander het volgende op. Op een leidingbeheerder rust tegenover de grondroerder een informatieplicht, inhoudende dat de netbeheerder de (beheer)tekeningen van de netten binnen het door de grondroerder bij diens KLIC-melding aangeduide werkgebied aan deze dient te sturen. De grondroerder heeft tegenover de netbeheerder een onderzoeksplicht en een plicht tot zorgvuldig uitvoeren van het werk ter voorkoming van schade aan ondergrondse infra. De onderzoeksplicht bestaat uit twee delen: (i) Maximaal 20 en minimaal 3 dagen voorafgaande aan het werk KLIC-melding doen en (ii) aan de hand van de theoretische ligging van de leidingen op de verkregen tekeningen, de werkelijke ligging in het veld vaststellen met behulp van proefsleuven (in het jargon “lokaliseren” genoemd).
Hendriks beroept zich volgens Liander ten onrechte op een afwijkende ligging van de onder-havige gasleiding (ten opzichte van de KLIC-tekeningen). Allereerst betwist Liander dat er sprake was van een afwijkende ligging. Bij vergelijking van de schadeplaats op het schade-formulier (productie E1) en de aansluitschets volgens de KLIC-melding (productie E7) is deze afwijkende ligging volgens Liander niet zonder meer te constateren. Maar zelfs indien een afwijkende ligging zou kunnen worden vastgesteld dan kan die vaststelling Hendriks volgens haar niet baten. Dit zou immers slechts bewijzen, dat Hendriks niet goed heeft gelokaliseerd. Liander wijst erop dat door allerlei omstandigheden van natuurlijke en niet natuurlijke aard de ligging van kabels en leidingen in de loop der tijd kan wijzigen. Liander benadrukt nogmaals al genoemde onderzoeksplicht in dat verband. Recente jurisprudentie leert volgens Liander dat met een paar meter afwijking door een aannemer rekening moet worden gehouden. Voorts wijst Liander erop dat bij bestaande onduidelijkheid altijd kan worden gebeld met een speciaal daarvoor bedoeld 06-nummer. Ook bij akte handhaaft Liander haar stellingen. Het ontbreken van maatvoeringen op de onderhavige tekening betekende volgens haar juist dat Hendriks niet had mogen besparen op het “lokaliseren”.
Het namens Hendriks gevoerde verweer tegen de omvang van de factuur/nota treft volgens Liander ook geen doel. Onder randnummer 10 van de CvR geeft Liander een nadere toelichting op haar factuur. Liander biedt bewijs van haar stellingen.
3.4
Bij antwoord bestrijdt Hendriks dat zij op de door Liander bij dagvaarding genoemde locatie werkzaamheden zou hebben uitgevoerd en -gelet daarop- ook dat zij een gasleiding zou hebben beschadigd. Hendriks zegt bij antwoord onbekend te zijn met de namens Liander bij dagvaarding gestelde schade. Bij dupliek betwist Hendriks dat haar meteen duidelijk zou moeten zijn geweest -zoals Liander bij repliek stelt- dat Liander bij dagvaarding de schade in Amsterdam aan de Echtenstein bedoelde. Hendriks erkent bij dupliek, dat zij bekend is met een schadedossier Echtenstein/Amsterdam. Zij handhaaft echter haar standpunt, dat haar de onderhavige -door Liander gestelde- schade niet is aan te rekenen. Hendriks verwijst in dit verband naar haar al genoemde brief van 25 mei 2011 (ktr leest: 2009), welke in kopie als productie E3 bij CvR is overgelegd.
Hendriks wijst erop dat niet zij maar een graafmachine van de firma Gebr. Baars de betref-fende gasleiding heeft beschadigd. Liander moet zich ter zake volgens haar primair tot de firma Gebr. Baars wenden en niet tot haar. Overigens wordt namens Hendriks opgemerkt, dat uit de door Liander overgelegde tekening van Nuon (productie bij conclusie van dupliek) blijkt dat er twee leidingen zouden liggen, die elkaar niet kruisten maar die minstens 2 meter uit elkaar lagen. Hendriks zegt uiteindelijk te hebben moeten constateren dat beide onderhavige leidingen boven elkaar lagen. Wezenlijk anders dan op de tekening stond vermeld.
De beschadigde leiding lag verder ook diep, 2,5 meter, wat volgens haar heel ongewoon is voor een gasleiding. Hendriks benadrukt verder dat het bij deze beschadigde gasleiding niet om een huisaansluiting ging. Hendriks zegt het eens te zijn met de stelling van Liander, dat het onzinnig is om een slechte tekening “af te schalen”. Dit is volgens Hendriks niet haar te verwijten maar eerder de leidingbeheerder, dus Liander. Bij goede tekeningen, met voldoen-de informatie, behoeven zij ook niet “af te schalen”.
Hendriks voert verder aan dat zij proefsleuven hebben gegraven -conform de daarvoor geldende norm- met een zoekgebied van 1,5 meter aan weerszijden. Eén gasleiding hebben ze daarbij conform verwachting aangetroffen. Hiervan uitgaande wisten ze dat een eind verderop (meer dan 2 meter) ook een gasleiding moest liggen. Deze hebben ze niet meer gezocht, omdat ze dit volgens haar ook niet verplicht waren. Ze hadden immers al 1,5 meter aan beide zijden van hun tracé alle leidingen succesvol opgezocht en gevonden. Later bleek volgens Hendriks onverwacht dat nog een gasleiding onder de eerste gasleiding lag. Een plaats, die zeer afwijkend was en die ze ook niet hadden kunnen bevroeden, aldus Hendriks. Hendriks concludeert dat de namens Liander beschikbaar gestelde informatie volstrekt onbe-trouwbaar was en vindt dat de gevolgen daarvan ook niet op haar mogen worden afgewen-teld. Volgens Hendriks is Liander als netwerkbeheerder gehouden haar van gedetailleerde informatie te voorzien met betrekking tot de leidingen.
Hendriks betwist ook de hoogte van de onderhavige factuur van Liander. In het bijzonder de in rekening gebrachte indirecte kosten zijn volgens haar veel te hoog. Ten slotte zegt Hendriks te betreuren, dat Liander destijds niet is ingegaan op het door haar gedane schik-kingsvoorstel. Hendriks meent daardoor door Liander op onnodige kosten te zijn gejaagd. Hendriks verzoekt Liander te veroordelen in de kosten die zij in dit kader hebben moeten maken.
3.5
De kantonrechter overweegt hieromtrent het navolgende. De kern van het geschil tussen partijen spitst zich toe op de beantwoording van de vraag of Liander als netbeheerder -zoals Hendriks stelt- van haar kant niet heeft voldaan aan haar informatieplicht betreffende de juiste ligging van de onderhavige beide gasleidingen of dat Hendriks als grondroerder -zoals Liander stelt- niet voldaan heeft aan haar onderzoeksplicht door de op de tekening voorkomende beide gasleidingen onvoldoende te “lokaliseren”.
3.6
Namens Liander zijn hierboven onder 3.2 de wederzijdse zorgplichten correct verwoord. Op een leidingbeheerder rust tegenover de grondroerder een informatieplicht, inhoudende dat de netbeheerder de (beheer)tekeningen van de netten binnen het door de grondroerder bij diens KLIC-melding aangeduide werkgebied aan deze dient te sturen.
De grondroerder heeft tegenover de netbeheerder een onderzoeksplicht en een plicht tot zorgvuldig uitvoeren van het werk ter voorkoming van schade aan ondergrondse infra.
De onderzoeksplicht bestaat uit twee delen: (i) Maximaal 20 en minimaal 3 dagen voorafgaande aan het werk KLIC-melding doen en (ii) aan de hand van de theoretische ligging van de leidingen op de verkregen tekeningen, de werkelijke ligging in het veld vaststellen met behulp van proefsleuven (in het jargon “lokaliseren” genoemd).
Anders dan Hendriks stelt, was de netbeheerder niet gehouden om haar van gedetailleerde informatie te voorzien met betrekking tot de aanwezige leidingen. De netbeheerder moet (slechts) de bij haar aanwezige beheertekeningen (welke in beginsel voor eigen gebruik bedoeld zijn) verstrekken nadat een KLIC-melding is binnengekomen van een grondroerder. Verder strekte de informatieplicht van de netbeheerder na de KLIC-melding niet.
3.7
Partijen zijn het er kennelijk over eens dat het zogenaamde ‘afschalen” (het met een liniaal nameten op een beeldscherm van iets met een schaal van 1:500 ofwel 2 mm = 1 meter) onzinnig is.
3.8
Hendriks heeft op 29 oktober 2008 haar KLIC-melding gedaan, welke als productie E7 bij CvR is overgelegd. De aansluitschets, welke eveneens als productie E7 bij CvR is overgelegd, heeft Hendriks onweersproken niet opgevraagd. Voor zover al van een afwijken-de ligging, zoals Hendriks stelt, kan worden gesproken, kan Hendriks dit niet aan de netbeheerder (thans Liander) tegenwerpen. Door allerlei omstandigheden van natuurlijke en niet-natuurlijke aard kan de ligging van kabels en leidingen zich in de loop der tijd wijzigen. In een vrij recente uitspraak van het Hof Arnhem van 24 februari 2009 (TBR 2010/31) wordt zelfs overwogen, dat dit een feit van algemene bekendheid is.
Op Hendriks rustte de onderzoeksplicht om op basis van de na de KLIC-melding verkregen tekeningen, de werkelijke ligging in het veld vast te stellen door al genoemd ‘lokaliseren’. Ervan uitgaande dat juist is dat Hendriks voorafgaande aan de uitvoering van de geplande graafwerkzaamheden eerst de zogenaamde proefsleuven heeft laten graven conform de norm met een zoekgebied van 1,5 meter aan weerszijden en dat zij hierbij één gasleiding heeft gevonden dan had het op haar weg gelegen om vervolgens op zoek te gaan naar de tweede gasleiding, waarvan zij wist dat die er lag. Als zij deze tweede gasleiding desondanks niet had gevonden, had Hendriks -zoals Liander terecht stelt- telefonisch kunnen navragen op het haar bekende informatienummer en om gedetailleerdere informatie kunnen vragen met betrekking tot de nog niet gevonden tweede gasleiding. Hendriks heeft niet weersproken dat deze optie openstond. Door dit na te laten en toch te gaan graven, heeft Hendriks het risico voor lief genomen dat zij deze tweede gasleiding zou beschadigen.
Een risico wat ook is ingetreden. De omstandigheid, dat deze tweede gasleiding onder de door Hendriks wel gevonden gasleiding bleek te liggen en dat deze tweede gasleiding wel-licht ook wat dieper lag dan gebruikelijk voor gasleidingen, doet aan het oordeel van de kantonrechter niet af. Hendriks had beter kunnen weten.
3.9
Door zo te handelen heeft Hendriks in strijd gehandeld met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid en daarmee onrechtmatig gehandeld. Hendriks heeft onvoldoende maatregelen genomen om deze schade te voorkomen. De schade is een redelijkerwijs te verwachten gevolg van het handelen van Hendriks. Hendriks is daarom ook gehouden om deze schade te vergoeden.
3.10
Dat niet Hendriks maar de graafmachine van de firma Gebr. Baars, gevestigd te Hoofddorp, de betreffende gasleiding heeft beschadigd, doet aan de eigen aansprakelijkheid van Hendriks niet af. Hendriks heeft zich via de KLIC-melding aangemeld als graver (de grondroerder). Het was Hendriks die kennelijk als hoofdaannemer in opdracht van opdrachtgever Waternet de firma Gebr. Baars als onderaannemer had ingeschakeld om de onderhavige graafwerkzaamheden uit te voeren. Het stond Liander voorts vrij om niet de firma Gebr. Baars te dagvaarden maar Hendriks. In haar brieven van 28 november 2008 en 25 mei 2009 heeft Hendriks ook het verweer niet gevoerd, dat Liander de verkeerde partij aansprakelijk zou stellen. Wel werd de “afwijkende” ligging van de beschadigde gasleiding als grond voor afwijzing van de verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid genoemd.
3.11
Hendriks voert bij antwoord ook verweer tegen de hoogte van de nota, welke als productie E4 bij CvR is overgelegd. In reactie hierop heeft Liander bij repliek productie E5 overgelegd, zijnde een specificatie van de vordering. Daarin zijn de uren eigen personeel, de materialen en de uren ingeschakelde derden nader gespecificeerd. Voorts is door Liander als productie E8 nog een notitie ‘kosten bij storingen’ overgelegd, waarin o.a. de kosten storingscoördinatie en (reparatiegebonden) administratiekosten zijn uiteengezet.
De kantonrechter is van oordeel, dat Liander hiermee de gefactureerde kosten deugdelijk gespecificeerd en onderbouwd heeft. Hendriks heeft haar verweer op dit punt ook onvol-doende onderbouwd. De enkele verwijzing dat binnen de branche hooguit 10% opslag op de directe kosten wordt berekend, is daarvoor onvoldoende.
3.12
Hendriks zal hierna als de volledig in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Door haar weigerachtige houding de totale door Liander geclaimde schade te voldoen, heeft Hendriks de buitengerechtelijke-, rente- en proceskosten zelf over zich afgeroepen. Liander behoefde niet in te stemmen met het éénmalig voorstel van de zijde van Hendriks om € 550,00 te betalen. Aan de akte uitlating producties zal de kantonrechter overigens geen salaris toekennen omdat deze akte (mede) een gevolg is van de onder 3.1 genoemde fout aan de zijde van Liander.
4. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Hendriks om tegen kwijting aan Liander te betalen een bedrag van € 1.698,95, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 1.279,99 vanaf 21 januari 2011 (de dag van dagvaarding) tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Hendriks in de kosten van dit geding, aan de zijde van Liander tot deze uit¬spraak begroot op € 670,31, waaronder € 300,00 als salaris voor de gemachtigde van Liander;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 17 augustus 2011.