Einde inhoudsopgave
Avarij-Grosse Regels IVR
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2006
- Bronpublicatie:
01-06-2006, Internet 2006, www.ivr.nl (uitgifte: 01-06-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-06-2006, Internet 2006, www.ivr.nl (uitgifte: 01-06-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Het beginsel van gelijkstelling
Het in Regel II neergelegde beginsel werd tot nu toe alleen uitdrukkelijk vermeld in de York Antwerp Rules (Regel F) en in de Zwitserse wet. Het werd echter sedert lang in de Rijnvaart-praktijk toegepast.
Het gaat hier om een eenvoudig toe te passen beginsel van elementaire rechtvaardigheid dat de mogelijkheid opent redelijke kosten, uitgegeven in het gemeenschappelijk belang, waarvan toelating als avarij-grosse echter niet gerechtvaardigd is omdat zij niet rechtstreeks gemaakt zijn om schip en lading uit een gemeenschappelijk gevaar te redden, niettemin met de werkelijke avarij-grosse-kosten gelijk te stellen. In de praktijk heeft de schipper soms de keuze tussen twee maatregelen: enerzijds kan hij een maatregel nemen, die aanzienlijke kosten meebrengt die als avarij-grosse kunnen worden toegelaten; anderzijds kan hij een maatregel nemen, die, niet het karakter van avarij-grosse hebbende, in feite veel minder bezwarend is voor de avarij-grosse-gemeenschap, doch voor hemzelf belangrijke kosten meebrengt.
Voorbeeld
In plaats van de lading van een schip dat is gezonken geheel te lossen brengt de schipper het schip vlot, pompt het leeg, brengt een voorlopige reparatie aan en vervolgt zijn reis, terwijl hij de definitieve reparatie uitstelt. In dit geval zou het beslist onrechtvaardig zijn de kosten van de voorlopige reparatie door de schipper te laten dragen. Nu hij de hoge lossingskosten die toelaatbaar zijn als avarij-grosse (Regel XXI) heeft bespaard, dienen hem vergoed te worden de kosten die hij te dien einde heeft gemaakt. Dit eenvoudige beginsel van billijkheid vormt de basis van Regel II.
De begrenzing der plaatsvervangende kosten
De Regel brengt duidelijk tot uitdrukking dat het bedrag der kosten die bij wijze van plaatsvervangende uitgaven als avarij-grosse toelaatbaar zijn, zijn begrenzing vindt in de besparing die ten goede komt aan de avarij-grosse. In zoverre deze kosten de voor de gemeenschap bespaarde uitgaven te boven gaan komen zij ten laste van hem die hen heeft gemaakt.
De netto-kosten
De tweede alinea van de Regel geeft een omschrijving van ‘netto-kosten’ en bepaalt dat uitsluitend ‘extra’ kosten als plaatsvervangende kosten kunnen worden beschouwd. Het ligt voor de hand dat de uitgaven die bij het normaal verloop van de reis zouden zijn gedaan niet als avarij-grosse kunnen worden vergoed, noch rechtstreeks door toepassing van Regel I, noch indirect door toepassing van het beginsel der plaatsvervangende kosten.
De beperking tot uitgaven
De Regel spreekt alleen van uitgaven. Aldus worden niet meegerekend de schaden en verliezen geleden om een avarij-grosse te vermijden. Om de besparing die door de plaatsvervangende maatregel is verkregen te berekenen, moeten dus materiële schaden die als avarij-grosse hadden kunnen worden vergoed buiten beschouwing blijven. Indien derhalve de schipper de reis voortzet met een beschadigde machine in plaats van deze te repareren in een noodhaven en aldus extra schade veroorzaakt, zal die schade niet als avarij-grosse kunnen worden beschouwd. Dit is een onbillijke beperking, die echter is ingegeven door de zorg het terrein van de avarij-grosse niet uit te breiden door veronderstellingen die weliswaar aannemelijk zijn, maar die zulke speciale omstandigheden betreffen dat zij niet in de Regels kunnen worden opgenomen.
Doorvervoer enz.
In de zeevaart komen plaatsvervangende uitgaven regelmatig voor. In hoofdzaak gaat het om voorlopige reparaties, doorvervoer van de lading met een ander schip en het slepen van het beschadigde schip naar de haven van bestemming. In al die gevallen zijn het voornamelijk belangrijke uitgaven in verband met het noodhavenverblijf die worden bespaard; in de eerste plaats kost- en maandgelden van de bemanning, lossings-, opslag- en herladingskosten van de lading indien de reparaties lossing noodzakelijk maakten. Het gevolg hiervan is dat de bereikte besparingen zeer aanzienlijk kunnen zijn, hetgeen vergoeding in avarij-grosse van het geheel of van een zeer groot deel der plaatsvervangende kosten mogelijk maakt. In de Rijnvaart zijn de in avarij-grosse te vergoeden kosten in geval van een noodhavenverblijf veel geringer: Regel XXIV laat als avarij-grosse slechts toe: de kosten van in- en uitlopen, sleeploon, havengelden en bewakingskosten voor het beladen schip en sluit van vergoeding in avarij-grosse uit de bemanningskosten en de kosten van opslag der lading nodig voor herstel van het schip. Voorlopige reparatie, doorvervoer of slepen kunnen dus, wanneer het gemeenschappelijk gevaar na binnenkomst in de noodhaven is geweken, geen aanzienlijke besparingen voor de avarij-grosse teweegbrengen en die kosten zullen dan ook slechts in beperkte mate als plaatsvervangende kosten in avarij-grosse kunnen worden vergoed. Vooral echter wanneer een clausule in het cognossement aan de vervoerder het recht geeft de reis na lossing in de noodhaven als beëindigd te beschouwen en hem daardoor in staat stelt de kosten van doorvervoer in hun geheel ten laste van ladingbelanghebbenden te brengen wordt dikwijls een kostenverdeling volgens de normen der avarij-grosse aanvaard; dit lijkt ook billijker.