Einde inhoudsopgave
Verdrag nr. 130 betreffende geneeskundige verzorging en uitkeringen bij ziekte
Artikel 23
Geldend
Geldend vanaf 27-05-1972
- Bronpublicatie:
25-06-1969, Trb. 1970, 136 (uitgifte: 26-08-1970, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-05-1972
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-04-1984, Trb. 1984, 45 (uitgifte: 01-01-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ziektekosten / Algemeen
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Ten aanzien van elke periodieke betaling waarop dit artikel van toepassing is moet het bedrag van de uitkering, vermeerderd met het bedrag van de tijdens de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit verstrekte kinderbijslag zodanig zijn dat het voor de gerechtigde volgens standaard ten minste gelijk is aan 60% van het loon van een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider en van het bedrag van de kinderbijslag verstrekt aan een beschermde persoon die dezelfde gezinslasten heeft als de gerechtigde volgens standaard.
2.
Het loon van de volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider, de uitkering en de kinderbijslag moeten naar dezelfde basistijd worden berekend.
3.
Voor de andere gerechtigden moet de uitkering zodanig worden vastgesteld dat deze in een redelijke verhouding staat tot die voor de gerechtigde volgens standaard.
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt als ongeschoolde mannelijke arbeider aangemerkt:
- (a)
een ongeschoolde arbeider in de bedrijfstak machinebouw, met uitzondering van die van elektrische apparaten; of
- (b)
een ongeschoolde arbeider zoals omschreven in de bepalingen van het volgende lid.
5.
Voor de toepassing van alinea (b) van het voorgaande lid wordt de ongeschoolde arbeider gekozen uit de klasse met het grootste aantal tegen de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit beschermde mannelijke personen in de bedrijfstak die zelf het grootste aantal van deze beschermde personen telt; daartoe wordt gebruik gemaakt van de internationale industriële standaardclassificatie van alle takken van economische bedrijvigheid aangenomen door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties in zijn zevende zitting op 27 augustus 1948, en in haar in 1968 gewijzigde vorm als bijlage bij dit Verdrag gevoegd, met inachtneming van de wijzigingen welke daarin eventueel nog worden aangebracht.
6.
Wanneer de uitkering van streek tot streek verschilt, kan voor elke streek een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider worden gekozen overeenkomstig de bepalingen van de leden 4 en 5 van dit artikel.
7.
Het loon van de volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider met inbegrip van eventuele duurtetoeslagen wordt vastgesteld op basis van het loon voor een normaal aantal arbeidsuren, vastgesteld hetzij bij collectieve arbeidsovereenkomst, hetzij eventueel bij of krachtens de nationale wetgeving, hetzij krachtens gewoonte; wanneer de aldus vastgestelde lonen van streek tot streek verschillen en het voorgaande lid niet wordt toegepast, moet het gemiddelde loon worden genomen.