Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020
1.2 Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
20
Voor de toepassing van deze richtsnoeren wordt verstaan onder:
- a)
‘steungebieden onder a)’: gebieden die op een regionalesteunkaart zijn opgenomen op grond van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag; ‘steungebieden onder c)’: gebieden die op een regionalesteunkaart zijn opgenomen op grond van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag;
- b)
‘ad-hocsteun’: steun die niet op grond van een steunregeling wordt verleend;
- c)
‘bijgesteld steunbedrag’: het maximaal toelaatbare steunbedrag voor een groot investeringsproject berekend volgens deze formule:
maximale steunbedrag = R × (50 + 0,50 × B + 0,34 × C)
waarbij: R de maximale steunintensiteit is die voor het betrokken gebied van toepassing is, onder uitsluiting van de verhoogde steunintensiteit voor kmo's; B het gedeelte van de in aanmerking komende kosten tussen 50 miljoen EUR en 100 miljoen EUR is, en C het gedeelte van de in aanmerking komende kosten boven 100 miljoen EUR;
- d)
‘datum van toekenning van de steun’: datum waarop de lidstaat een juridisch bindende toezegging tot steunverlening heeft gedaan die voor de nationale rechter kan worden ingeroepen;
- e)
‘in aanmerking komende kosten’: waar het investeringssteun betreft: materiële en immateriële activa die met een initiële investering verband houden, of loonkosten;
- f)
‘bruto subsidie-equivalent’ (BSE): de contante waarde van de steun, uitgedrukt als een percentage van de contante waarde van de in aanmerking komende kosten, zoals berekend op de datum van toekenning van de steun op basis van het op die datum toepasselijke referentiepercentage;
- g)
‘individuele steun’: steun toegekend op grond van een regeling of op ad-hocbasis;
- h)
‘initiële investering’:
- a)
investering in materiële en immateriële activa die verband houdt met:
- —
de oprichting van een nieuwe vestiging,
- —
de uitbreiding van de capaciteit van een bestaande vestiging,
- —
de diversificatie van de productie van een vestiging naar producten die voordien niet in de vestiging werden vervaardigd,
- —
een fundamentele verandering in het totale productieproces van een bestaande vestiging, of
- b)
de verwerving van activa die rechtstreeks met een vestiging verband houden, mits de vestiging is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen en mits zij wordt verworven door een investeerder zonder banden met de verkoper. De enkele verkrijging van de aandelen van een onderneming geldt niet als initiële investering;
- i)
‘initiële investering ten behoeve van nieuwe economische activiteiten’:
- a)
investering in materiële en immateriële activa die verband houdt met:
- —
de oprichting van een nieuwe vestiging, of
- —
de diversificatie van de activiteit van een vestiging, op voorwaarde dat de nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is met de activiteit die voordien in die vestiging werd uitgeoefend, of
- b)
de overname van de activa behorend tot een vestiging die is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen, en wordt verworven door een investeerder zonder banden met de verkoper, op voorwaarde dat de met de overgenomen activa uitgeoefende nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is met de activiteit welke in die vestiging werd uitgeoefend vóór de overname ervan;
- j)
‘immateriële activa’: activa verworven via technologieoverdracht, zoals octrooirechten, licenties, knowhow of niet-geoctrooieerde technische kennis;
- k)
‘schepping van banen’: een nettoverhoging van het aantal werknemers in de betrokken vestiging ten opzichte van het gemiddelde over de twaalf voorgaande maanden, na aftrek van het tijdens die periode schijnbare aantal geschapen arbeidsplaatsen;
- l)
‘groot investeringsproject’: een initiële investering waarbij de in aanmerking komende kosten meer dan 50 miljoen EUR bedragen, berekend in prijzen en wisselkoersen die gelden op de datum van toekenning van de steun;
- m)
‘maximale steunintensiteiten’: de in BSE uitgedrukte steunintensiteiten voor grote ondernemingen zoals vastgesteld in onderdeel 5.4 van deze richtsnoeren en zoals die tot uiting komen op de betrokken regionalesteunkaart;
- n)
‘aanmeldingsdrempel’: steunbedragen die de drempels in de onderstaande tabel overschrijden:
Steunintensiteit
Aanmeldingsdrempel
10 %
7,5 miljoen EUR
15 %
11,25 miljoen EUR
25 %
18,75 miljoen EUR
35 %
26,25 miljoen EUR
50 %
37,5 miljoen EUR
- o)
‘aantal werknemers’: het aantal arbeidsjaareenheden (AJE's), zijnde het aantal gedurende een jaar voltijds in dienst zijnde werknemers, waarbij deeltijdarbeid en seizoenarbeid in fracties van arbeidsjaareenheden worden uitgedrukt;
- p)
‘ultraperifere gebieden’: de in artikel 349 van het Verdrag genoemde gebieden (1);
- q)
‘exploitatiesteun’: steun om de lopende kosten van een onderneming die geen verband houden met een initiële investering, te verminderen. Daarbij gaat het om kostencategorieën zoals personeelskosten, kosten voor materialen, uitbestede diensten, communicatie, energie, onderhoud, huur, administratie enz., doch zonder afschrijvingslasten en financieringskosten indien deze bij de toekenning van regionale investeringssteun zijn opgenomen in de in aanmerking komende kosten;
- r)
‘regionalesteunkaart’: de lijst met gebieden die een lidstaat heeft aangewezen in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in deze richtsnoeren of in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2022, en die door de Commissie is goedgekeurd;
- s)
‘dezelfde of vergelijkbare activiteit’: activiteit die behoort tot dezelfde klasse (viercijferige code) van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2;
- t)
‘één investeringsproject’: een initiële investering die wordt gestart door dezelfde begunstigde (op groepsniveau) in een periode van drie jaar vanaf de aanvang van de werkzaamheden aan een andere gesteunde investering in dezelfde NUTS 3-regio;
- u)
‘kleine en middelgrote ondernemingen’ (kmo's): ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2);
- v)
‘aanvang van de werkzaamheden’: hetzij de start van de bouwwerkzaamheden, hetzij de eerste vaste toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt, naargelang wat als eerste plaatsvindt. De aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies worden niet als aanvang van de werkzaamheden beschouwd. Bij overnames is de aanvang van de werkzaamheden het tijdstip van de verwerving van de activa die rechtstreeks met de overgenomen vestiging verband houden;
- w)
‘dunbevolkte gebieden’: de gebieden die de betrokken lidstaat in overeenstemming met punt 161 van deze richtsnoeren heeft aangewezen;
- x)
‘materiële activa’: activa zoals gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting;
- y)
‘zeer dun bevolkte gebieden’: NUTS 2-regio's met minder dan 8 inwoners/km2 (op basis van Eurostat-gegevens over de bevolkingsdichtheid voor 2010) of delen van dergelijke NUTS 2-regio's die door de betrokken lidstaat in overeenstemming met punt 162 van deze richtsnoeren zijn aangewezen;
- z)
‘loonkosten’: het totale bedrag dat daadwerkelijk door de begunstigde van de steun ten aanzien van de betreffende werkgelegenheid moet worden betaald en dat het brutoloon vóór belastingen en de verplichte bijdragen (zoals sociale premies, kosten voor kinder- en ouderenzorg) over een bepaalde periode omvat.
Voetnoten
Momenteel: Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Réunion, Saint Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Overeenkomstig Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad van 29 oktober 2010 tot wijziging van de status van het eiland Saint-Barthélemy ten aanzien van de Europese Unie (PB L 325 van 9.12.2010, blz. 4) is Saint- Barthélemy vanaf 1 januari 2012 niet langer een ultraperifeer gebied en is het een van de in het vierde deel van het Verdrag bedoelde landen of gebieden overzee geworden. Overeenkomstig Besluit 2012/419/EU van de Europese Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (PB L 204 van 31.7.2012, blz. 131) is Mayotte vanaf 1 januari 2014 niet langer een land of gebied overzee en wordt het een ultraperifeer gebied.
PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.