Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten
Artikel 5 Garanties van de uitvaardigende lidstaat in bijzondere gevallen
Geldend
Geldend vanaf 28-03-2009
- Bronpublicatie:
26-02-2009, PbEU 2009, L 81 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 2009/299/JBZ)
- Inwerkingtreding
28-03-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2009, PbEU 2009, L 81 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 2009/299/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
De tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel door de uitvoerende rechterlijke autoriteit kan door het recht van de uitvoerende lidstaat afhankelijk worden gesteld van een van de volgende voorwaarden:
- 1.
vervallen;
- 2.
indien het feit dat aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, strafbaar is gesteld met een levenslange vrijheidsstraf of een maatregel welke levenslange vrijheidsbeneming meebrengt, kan de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat in het rechtsstelsel van de uitvaardigende lidstaat de mogelijkheid van herziening van de opgelegde straf of maatregel — op verzoek of ten minste na 20 jaar — bestaat, dan wel van toepassing van gratiemaatregelen waarvoor de betrokkene krachtens de nationale wetgeving of praktijk van die lidstaat in aanmerking kan komen, strekkende tot niet-uitvoering van die straf of maatregel;
- 3.
indien de persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel ter fine van een strafvervolging is uitgevaardigd, onderdaan of ingezetene van de uitvoerende lidstaat is, kan overlevering afhankelijk worden gesteld van de garantie dat de persoon, na te zijn gehoord, wordt teruggezonden naar de uitvoerende lidstaat om daar de vrijheidsstraf of de tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel te ondergaan die hem eventueel wordt opgelegd in de uitvaardigende lidstaat.