Einde inhoudsopgave
Besluit personenvervoer 2000
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
16-10-2009, Stb. 2009, 472 (uitgifte: 20-11-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2009, Stb. 2009, 506 (uitgifte: 08-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1.
Van het voornemen tot ambtshalve wijziging, schorsing of intrekking van een vergunning doet Onze Minister mededeling aan de houder van de vergunning, waarna de houder van de vergunning ten minste vier weken in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
2.
Onze Minister neemt een besluit over de voorgenomen wijziging, schorsing of intrekking van de vergunning binnen acht weken na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid.
3.
Indien een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt genomen ten aanzien van een communautaire vergunning en de houder van de vergunning ten tijde van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, openbaar vervoer verricht, wordt de concessieverlener tevens ten minste vier weken in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
4.
Indien Onze Minister besluit tot wijziging of intrekking van een vergunning, vermeldt hij in de beschikking de datum van ingang van de wijziging of de intrekking, die niet eerder mag liggen dan twaalf weken na verzending van de beschikking of zoveel later als de redelijke belangen van de vergunninghouder en van anderen die door wijziging of intrekking van de vergunning in hun belangen kunnen worden getroffen, vereisen.
5.
Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot schorsing van de vergunning, met dien verstande dat een termijn geldt van ten minste zes weken.