V-N 2018/49.4
Schip wordt volgens A-G door Nederlandse bv geëxploiteerd: geen PVV-vrijstelling voor Rijnvarende
HR (A-G) 14-08-2018, ECLI:NL:PHR:2018:845, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
14 augustus 2018
- Zaaknummer
18/00436
18/00437
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS190327:1
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Verzekeringsplicht
Premieheffing / Algemeen
Internationale sociale zekerheid / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1864, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑10‑2018
ECLI:NL:HR:2018:1862, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:845, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑08‑2018
- Wetingang
art. 6 lid 1 AOW; art. 4 lid 3 VEU; art. 6 en 7 lid 2 onderdeel a Verordening (EEG) nr. 1408/71
Essentie
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat het oordeel van het hof, dat X er niet in is geslaagd aan te tonen dat niet N maar H het schip exploiteerde, geenszins onbegrijpelijk is. H is namelijk ook volgens de Luxemburgse administratieve rechter geen scheepsexploitant.
Samenvatting
X woont in Nederland en werkt in 2006 en 2007 als stuurman op het binnenvaartschip A voor de in Luxemburg gevestigde werkgever Y. Eigenaar van het schip is het Nederlandse Z bv. Het schip beschikt over een Rijnvaartverklaring van 25 november 2004. Die verklaring vermeldt wel de naam van de eigenaar van het schip, Z bv, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.