Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 3.11 Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1997
- Bronpublicatie:
15-01-1997, Stb. 1997, 60 (uitgifte: 25-02-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-1997, Stb. 1997, 263 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Algemene Zaken
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef.
2.
Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen is zodanig, dat deze ten behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden schoongemaakt en onderhouden.
3.
Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met de aard van de werkzaamheden en de te leveren fysieke belasting, voldoende thermisch geïsoleerd.
4.
Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn, voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats:
- a.
duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, of
- b.
op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken.