Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1348 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU
Artikel 55 Volgende verzoeken
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Een verzoek dat wordt gedaan wanneer over een eerder verzoek van dezelfde verzoeker nog geen definitieve beslissing is genomen, wordt beschouwd als een nadere verklaring en niet als een nieuw verzoek.
De verantwoordelijke lidstaat onderzoekt die nadere verklaring in het kader van de lopende administratieve behandelingsprocedure of in het kader van een lopende beroepsprocedure, voor zover de bevoegde rechterlijke instantie rekening kan houden met de elementen die aan de nadere verklaring ten grondslag liggen.
2.
Nadat een eerder verzoek is afgewezen bij een definitieve beslissing, wordt elk nieuw gedaan verzoek van dezelfde verzoeker in ongeacht welke lidstaat als een volgend verzoek beschouwd en behandeld door de verantwoordelijke lidstaat.
3.
Een volgend verzoek wordt onderworpen aan een voorafgaand onderzoek waarbij de beslissingsautoriteit nagaat of er nieuwe relevante elementen naar voren zijn gekomen of door de verzoeker zijn voorgelegd die:
- a)
de kans aanzienlijk groter maken dat de verzoeker in aanmerking komt voor erkenning als persoon die internationale bescherming geniet overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1347, of
- b)
verband houden met een eerder toegepaste grond voor niet-ontvankelijkheid als het eerdere verzoek is afgewezen als niet-ontvankelijk.
4.
Het voorafgaand onderzoek vindt plaats op grond van schriftelijke toelichtingen of een persoonlijk onderhoud in overeenstemming met de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II. Van het persoonlijk onderhoud kan in het bijzonder worden afgezien wanneer het op grond van de schriftelijke toelichtingen duidelijk is dat het verzoek geen nieuwe elementen bevat als bedoeld in lid 3.
5.
De door de verzoeker voorgelegde elementen worden alleen als nieuw beschouwd als de verzoeker buiten zijn of haar eigen schuld niet in staat was die elementen in het kader van het eerdere verzoek voor te leggen. Elementen die de verzoeker eerder had kunnen voorleggen, hoeven niet in aanmerking te worden genomen, tenzij die de kans aanzienlijk vergroten dat het verzoek niet niet-ontvankelijk wordt verklaard of dat de verzoeker in aanmerking komt voor internationale bescherming, of als het vorige verzoek overeenkomstig artikel 41 is afgewezen als zijnde impliciet ingetrokken zonder een behandeling ten gronde.
6.
Indien er nieuwe elementen als bedoeld in lid 3 naar voren zijn gekomen of door de verzoeker zijn voorgelegd, wordt het verzoek verder ten gronde behandeld, tenzij het verzoek op basis van een andere in artikel 38, lid 1, genoemde grond als niet-ontvankelijk kan worden beschouwd.
7.
Indien er geen nieuwe elementen als bedoeld in lid 3 door de verzoeker zijn voorgelegd of naar voren zijn gekomen, wordt het verzoek op grond van artikel 38, lid 2, afgewezen als niet-ontvankelijk.