Rb. Maastricht, 20-10-2008, nr. 134141 / BZ RK 08-45
ECLI:NL:RBMAA:2008:BG1063
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
20-10-2008
- Zaaknummer
134141 / BZ RK 08-45
- LJN
BG1063
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2008:BG1063, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 20‑10‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 20‑10‑2008
Inhoudsindicatie
De burgemeester gelast een inbewaringstelling op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is. De Wet Bopz staat daaraan niet in de weg. Wél brengt het door het EHRM gestelde vereiste van een "objective medical expertise" mee dat, wanneer een persoonlijk voorafgaand onderzoek door een psychiater niet mogelijk is geweest, de rechter slechts een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke - dan wel ter zitting mondeling afgelegde en in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - verklaring van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht. Volgt afwijzing van het verzoek.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector bestuursrecht
Datum beschikking: 20 oktober 2008
Zaaknummer: 134141 / BZ RK 08-45
De enkelvoudige kamer, voor de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven
in de zaak van:
[betrokkene],
geboren op 21 juli 1955,
wonend en verblijvend aan de Vijverdalseweg 1, 6226 NB Maastricht (Mondriaan Zorggroep, locatie Maastricht).
1. Het procesverloop
De officier van justitie heeft bij op 16 oktober 2008 ingekomen verzoekschrift aan de rechtbank verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van [betrokkene] (hierna: betrokkene) in een psychiatrisch ziekenhuis.
Bij het verzoekschrift is een afschrift overgelegd van de namens de burgemeester van de gemeente Maastricht door de daartoe bevoegde wethouder ir. W.N. Hazeu gegeven beschikking van 15 oktober 2008 alsmede een door drs. R. Dijkstra, arts, op 15 oktober 2008 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz).
De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 20 oktober 2008, waar zijn gehoord betrokkene, bijgestaan door mr. H.C. Ingelse, advocaat te Maastricht, alsmede W. Schouten, psycholoog, en D. Froyen, verpleegkundige.
2. Beoordeling
De advocaat van betrokkene betoogt allereerst dat de rechtbank geen machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling kan verlenen, kort gezegd, omdat betrokkene niet door een psychiater is onderzocht, zelfs niet na de opneming in het psychiatrisch ziekenhuis. Die gang van zaken is volgens de advocaat in strijd met artikel 5 van het EVRM.
Dat betoog slaagt. In navolging van de Hoge Raad in zijn beschikking van 26 september 2008, LJN BD4375, is ook de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot vrijheids¬ontneming van als geestesziek aangemerkte personen de door het EVRM gestelde eis van "objective medical expertise" in beginsel, acute noodsituaties daargelaten, meebrengt dat een persoonlijk voorafgaand onderzoek van de betrokkene door een psychiater als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Wet Bopz, noodzakelijk is. In een geval waarin de inbewaringstelling gelast is op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, zoals in dit geval door drs. R. Dijkstra, die arts maar (nog) geen psychiater is, brengt het bepaalde in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder e, van het EVRM mee dat de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling slechts mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke - dan wel ter zitting mondeling afgelegde en in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - verklaring van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake geweest.
Een en ander betekent, wat er verder ook zij van de stoornis, het gevaar en het causale verband daartussen, dat het verzoek machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling dient te worden afgewezen.
Gelet op de betreffende artikelen van de Wet Bopz wordt derhalve als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis af.
Aldus gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, en uitgesproken op 20 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.