Einde inhoudsopgave
Regeling spoorwegpersoneel 2011
Bijlage 1 Medische eisen veiligheidsfuncties van rangeerder, machinist met volledige bevoegdheid en machinist met beperkte bevoegdheid
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
20-03-2019, Stcrt. 2019, 15483 (uitgifte: 22-03-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/51312)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2019, Stcrt. 2019, 15483 (uitgifte: 22-03-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/51312)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
behorende bij artikel 2, eerste lid, van de Regeling spoorwegpersoneel 2011
1. Algemeen
Indien bij de onderstaande keuringseisen meerdere niveaus zijn aangegeven, geldt:
- a.
niveau 1 voor de veiligheidsfunctie van rangeerder;
- b.
niveau 2 voor de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid en machinist met beperkte bevoegdheid.
2. Oogheelkundige eisen
Algemene opmerkingen
Voor de bepaling van de gezichtsscherpte mag alleen gebruik gemaakt worden van de Landolt-C visuskaart onder de juiste condities.
Voor de bepaling van het kleurenonderscheidingsvermogen mag alleen gebruik gemaakt worden van de Ishihara-test, 38 platen-editie; bij de afname van de Ishihara-test is het gebruik van gekleurde glazen of lenzen niet toegestaan.
Voor de bepaling van het gezichtsveld volstaan de anamnese (centrale defecten) en de confrontatiemethode volgens Donders (perifere defecten).
Gezichtsscherpte
Niveau 1 | ||
Beide ogen tezamen: | minimaal 0,8 | zo nodig met correctie |
Minste oog: | minimaal 0,3 | zo nodig met correctie |
Niveau 2 | ||
Beide ogen tezamen: | minimaal 1,0 | zo nodig met correctie |
Minste oog: | minimaal 0,5 | zo nodig met correctie |
NB: Indien de vereiste gezichtsscherpte alleen met behulp van een bril of contactlenzen gehaald kan worden dient op de keuringsuitslag vermeld te worden: ‘Geschikt met verplichte bril of contactlenzen’.
Indien tijdens de dienstbetrekking met optimale correctie aan deze eisen niet meer kan worden voldaan: nadere beoordeling door de arts-deskundige.
Contrastgevoeligheid
De contrastgevoeligheid wordt anamnestisch bepaald en moet goed zijn.
Indien uit de anamnese blijkt dat er sprake is van een verminderd vermogen om details waar te nemen of van de continue aanwezigheid van een grijze waas met een verminderde kleurperceptie dient men bedacht te zijn op het bestaan van een verminderde contrastgevoeligheid.
Indien tijdens de dienstbetrekking aan deze eis niet meer kan worden voldaan: nadere beoordeling door de arts-deskundige.
Nabijzien en intermediair zien
Niveau 1 | |
Geen eisen | |
Niveau 2 | |
Nabijheidspunt van accommodatie | Maximaal 40 cm (zo nodig met correctie) |
OF: | |
Visus op 40 cm en 60 cm | Minimaal 0,8 (zo nodig met correctie) |
Ongecorrigeerde gezichtsscherpte (bij correctie), maximaal toegestane correctie en gekleurde glazen/lenzen
Ongecorrigeerde gezichtsscherpte (bij correctie)
Geen eisen
Maximaal toegestane sterkte bril/contactlenzen
Hypermetropie: maximaal +5
Myopie: maximaal −8
Orthokeratologie-lenzen (nachtlenzen)
Niet toegestaan
Gekleurde glazen/lenzen
Niveau 1
Toegestaan, mits niet te uitgesproken van kleur (met name geel)
Niveau 2
Getinte lenzen niet toegestaan
UV-coating
Toegestaan
Fotochromatische glazen
Niet toegestaan
Indien tijdens de dienstbetrekking aan deze eisen niet meer kan worden voldaan: nadere beoordeling door de arts-deskundige.
Refractiechirurgie
LASIK, LASEK, PRK, RK
Toegestaan bij voldoende gezichtsscherpte en indien er geen klachten zijn.
Jaarlijks controle gezichtsscherpte en anamnese.
NB: De eerste 10 dagen na de laserbehandeling is de gezichtsscherpte verminderd.
De optimale gezichtsscherpte is na ongeveer 1 maand bereikt.
De sterkte kan tot 3 maanden na de ingreep nog licht fluctueren.
Intra-oculaire lens (IOL)
Toegestaan bij voldoende gezichtsscherpte en indien er geen klachten zijn.
Jaarlijks controle gezichtsscherpte en anamnese.
Afakie
Geschiktheid afhankelijk van restvisus en daarbij benodigde sterkte van correctie
In geval van afakie, klachten of onvoldoende gezichtsvermogen na refractiechirurgie, ontstaan tijdens de dienstbetrekking: nadere beoordeling door de arts-deskundige.
Kleurenonderscheidingsvermogen
Geschikt indien maximaal 3 fouten (13/16 goed)
Bij >3 fouten (<13/16 goed) nadere beoordeling door de arts-deskundige
Gezichtsvelden
Niveau 1
Anamnestisch geen uitval, binoculair gezichtsveld tenminste 140° continu.
Niveau 2
Volledig
Indien tijdens de dienstbetrekking een gezichtsvelddefect of monoculus: nadere beoordeling door de arts-deskundige.
Nacht- en schemerzien
Geschikt indien anamnestisch geen klachten m.b.t. donkeradaptatie, verblindingsgevoeligheid en nachtmyopie
Indien tijdens de dienstbetrekking aan deze eis niet meer kan worden voldaan: nadere beoordeling door de arts-deskundige.
Het binoculaire gezichtsvermogen
Ongeschikt bij het bestaan van dubbelbeelden (diplopie)
Indien de storing van het binoculaire zien is ontstaan tijdens de dienstbetrekking: nadere beoordeling door de arts-deskundige.
Progressieve oogziekten
Niet toegestaan
Indien de progressieve oogziekte is ontstaan tijdens de dienstbetrekking: nader onderzoek door de arts-deskundige.
Wanneer nadere beoordeling door de arts-deskundige?
Er bestaat een verplichting tot overleg met en/of nadere beoordeling door de arts-deskundige in geval van:
Initieel
- •
Onvoldoende kleurenonderscheidingsvermogen
Tijdens de dienstbetrekking
- •
Onvoldoende kleurenonderscheidingsvermogen
- •
Onvoldoende gezichtsscherpte bij optimale correctie
- •
Verminderde contrastgevoeligheid
- •
Klachten of onvoldoende gezichtsvermogen na refractiechirurgie
- •
Afakie
- •
Gezichtsvelddefect(en)
- •
Monoculus
- •
Klachten over nacht- en schemerzien
- •
Diplopie
- •
Cataract
- •
Maculadegeneratie
- •
Glaucoom
- •
Retinitis pigmentosa
- •
Aandoening van de nervus opticus
- •
Overige progressieve oogziekten
- •
Diabetes mellitus: bij vastgestelde of vermoede retinopathie
- •
Hypertensie: bij vastgestelde of vermoede retina-afwijkingen
- •
Neurologische aandoeningen met klachten van het zien
3. Auditieve eisen
Algemeen overzicht van auditieve taken
Verbaal | Non-verbaal |
---|---|
Spraakverstaan | Het horen van waarschuwingssignalen |
Het voeren van een gesprek | Het horen, lokaliseren en onderscheiden van informatieve signalen |
Het deelnemen aan een vergadering | Het horen van procesgeluiden en materiaal. |
Communicatie via telefoon, intercom | Lokalisatie van voertuigen op de werkplek |
Het ontvangen van instructies | Ruimtelijke oriëntatie en richtinghoren |
Het spraakverstaan in lawaai | Het horen van verkeer |
Evaluatie door de arts-deskundige kan bestaan uit beoordeling van functietests met gebruik van model signaal-ruis en multidisciplinaire bespreking.
Factoren die de veiligheidsgeschiktheid kunnen beïnvloeden
Factoren zoals achtergrondrumoer en stress of emotie zijn van invloed op het adequaat kunnen verrichten van veiligheidstaken en kunnen bij de beoordeling meegewogen worden. Ook ervaring speelt hierbij een belangrijke rol.
Onderzoek
Om te beoordelen of een persoon voldoet aan de auditieve normen dient er een audiogram te worden gemaakt.
Wanneer overleg en/of nadere beoordeling door de arts-deskundige?
- •
Bij een hoortoestel drager
- •
Bij een somverlies aan het beste oor bij 1,2 en 4Khz van ≥80dB
- •
Bij een somverlies aan het slechtste oor bij 1,2 en 4Khz van ≥100dB
- •
Bij een verschil in somscores tussen rechter en linkeroor groter dan 60dB
Ongeschikt
Bij een somverlies bij 1,2 en 4Khz van het beste oor (met of zonder hoortoestel) dat 120dB overschrijdt. Nader overleg met de arts-deskundige is aangewezen indien er aanwijzingen zijn dat de hoorrevalidatie niet optimaal lijkt (niet optimaal ingesteld hoortoestel, niet optimale medische behandeling).
4. Hart en vaataandoeningen
Eigen verantwoordelijkheid
De machinist met een hartaandoening moet bij de eerste signalen van een dreigende handelingsonbekwaamheid de trein stilzetten. Er moet een zeker ziekte inzicht c.q. capaciteit om adequaat te handelen aanwezig zijn.
Basisgegeven bij hartaandoeningen
Voor een goede beoordeling van de veiligheidsgeschiktheid van de persoon met een hartaandoening zijn een aantal basisgegevens nodig.
Deze basisgegevens zijn: Diagnose van de aandoening, de uitwendige belastbaarheid, de hartfunctie, de aan of afwezigheid van ischemie, de aan of afwezigheid van ritmestoornissen, klachten, co-morbiditeit (Diabetes), familiaire belasting, lengte, gewicht, vetspectrum, rookgedrag, bloeddruk, ecg en medicatie. Indien een persoon met een van onderstaande aandoeningen geschikt is, zal er jaarlijks een evaluatie moeten plaatsvinden.
Ischemische hartziekten
Ongeschikt indien:
- •
Klachten, NYHA klasse 2–4
- •
Slechte hartfunctie, EF < 40%
- •
Verminderde belastbaarheid: < 7 MET
- •
Bloeddruk > 140/90
- •
Aanwezigheid van (stille) ischemie bij inspanning
- •
Stenose in de hoofdstam of proximaal in de LAD > 50% of 70% in de andere vaten
- •
Het risicoprofiel op basis van de risicofactoren kan meewegen bij de geschiktheidbeoordeling. Indien het risico door deze factoren groter dan 2% per jaar is, kan dit doorslaggevend zijn. Vooral roken zal snel tot ongeschiktheid leiden daar naast het lange termijn effect van roken op de arteriosclerose er ook sprake is van acute effecten op de coronaire doorbloeding, endotheelfunctie, bloeddruk en hartritme.
- •
Andere diskwalificerende factoren, bijv. ritmestoornissen, etc.
Indien de persoon op grond van bovenstaande criteria niet ongeschikt is, kan er een beoordeling worden gevraagd van de arts-deskundige.
Hypertensie
De bloeddruk moet lege artis worden gemeten. Bij te hoge bloeddruk moeten er minstens drie metingen worden verricht. De systolische bloeddruk wordt zwaarder gewogen dan de diastolische bloeddruk.
- •
Direct ongeschikt bij bloeddruk ≥ 200/110
- •
Ongeschikt bij bloeddruk > 140/90 indien door combinatie van de andere risicofactoren de 10 jaar's mortaliteit > 10% is1.
- •
Ongeschikt bij een geïsoleerde hypertensie ≥ 180/110 tenzij de bloeddruk binnen 3 maanden door adequate behandeling < 150/95 is geworden en er wordt voldaan aan de onder punt 2 genoemde eisen
- •
Ongeschikt bij bloeddruk > 140/90 in combinatie met orgaanschade of bij andere hartaandoeningen
Indien na verbetering van bovenstaande situaties de persoon geschikt wordt, dient de bloeddruk halfjaarlijks te worden gecontroleerd.
Bij een adequate behandeling, een goede leefstijl en therapietrouw is de verwachting dat de ongeschiktheid t.g.v. hypertensie slechts van tijdelijke aard is.
Linker Ventrikel Hypertrofie (LVH)
Ongeschikt indien:
- •
Er onderliggende pathologie wordt gevonden (cardiomyopathieën)
- •
Bloeddruk ≥ 140/90
- •
Bij repolarisatiestoornissen op het ecg
Er kan een indicatie bestaan voor aanvullend onderzoek zoals Holter onderzoek om complexe ventriculaire ritmestoornissen uit te sluiten.
Hartfalen
Ongeschikt indien:
- •
Klachten, NYHA klasse 2–4
- •
EF < 40%
- •
Belastbaarheid ≤ 7 MET
- •
Positief iecg
- •
(Orthostatische) hypotensie
- •
Verhoogde BNP waarden
- •
Op de Holter registratie complexe ventriculaire ritmestoornissen worden gevonden
- •
De oorzaak van het hartfalen kan een reden voor ongeschiktheid zijn
Indien de persoon op grond van bovenstaande criteria niet ongeschikt is, kan er een evaluatie worden gevraagd aan de arts-deskundige.
Er moet jaarlijkse een evaluatie plaatsvinden van bovengenoemde criteria.
Hypertrofische cardiomyopathie (HOCM)
Ongeschikt
In lichte gevallen kan er een beoordeling worden gevraagd van de arts-deskundige.
Gedilateerde cardiomyopathie
Ongeschikt
In lichte gevallen kan er een beoordeling worden gevraagd van de arts-deskundige.
Harttransplantatie
Ongeschikt
Klepaandoening, inclusief klepchirurgie
Ongeschikt indien:
- •
NYHA klasse 2–4
- •
Belastbaarheid < 7 MET
- •
Verminderde hemodynamiek
- •
EF < 40%
- •
Schade aan de linker ventrikel (LVH, dilatatie, hartfunctie)
- •
Ritmestoornissen
- •
Abnormale bloeddruk
- •
Bij cerebrale complicaties
- •
Bij pulmonale hypertensie
Indien de persoon op grond van bovenstaande criteria niet ongeschikt is, kan er een evaluatie worden gevraagd aan de arts-deskundige.
Aneurysma Aortae
Ongeschikt indien:
- •
Diameter van aneurysma > 5 cm
- •
Positieve familie anamnese van aneurysma ruptuur
- •
Bloeddruk >140/90
- •
Roken
Ritme en geleidingsstoornissen
Ongeschikt indien:
- •
Aanwezigheid van klachten
- •
Bewustzijnsstoornissen
- •
Verminderde hartfunctie (EF < 40%)
- •
Verminderde belastbaarheid (< 7 MET)
- •
Bij onderliggend hartlijden
De volgende vragen moeten beantwoord en beoordeeld zijn door de arts-deskundige:
- •
Wat is de specifieke diagnose?
- •
Zijn eventuele klachten gecorreleerd aan de ritmestoornis?
- •
Is er een specifieke provocatie?
- •
Wat is de kans op optreden van de ritmestoornis?
- •
Wat is de kans op handelingsonbekwaamheid bij het optreden van de ritmestoornis?
- •
Wat is de kans op een ongeval bij handelingsonbekwaamheid?
- •
Wat is de kans over langere tijd?
In het algemeen is een RBTB bij een in principe gezonde persoon geen reden voor verder onderzoek, dit in tegenstelling tot een LBTB, een tweede graads AV Block type Mobitz 2 en een derde graads AV Block. Hierbij moet altijd in overleg met de arts-deskundige verder onderzoek worden verricht.
Pacemakers
Ongeschikt bij pacemakerafhankelijkheid
Indien er bij dragers van pacemakers geen pacemakerafhankelijkheid bestaat moet er een beoordeling worden gevraagd van de arts-deskundige.
ICD
Ongeschikt
Restgroep
Ongeschikt bij:
- •
Brugada syndroom
- •
Lange QT syndroom
- •
Pulmonale hypertensie
- •
Arytmogene rechter ventrikeldysplasie (ARVD)
5. Neurologische aandoeningen
Algemeen
Door neurologische aandoeningen kunnen stoornissen ontstaan in het bewustzijn, coördinatievermogen, spierkracht, spier- en bewegingscontrole, mobiliteit, geheugen, oordeelsvorming, concentratie en gedrag, welke allen een belemmering van de veiligheidsgeschiktheid kunnen veroorzaken.
Indien niet wordt voldaan aan vastgestelde normen, of er twijfel is over de functiegeschiktheid bij een initiële of periodieke keuring, dient de keurend arts contact op te nemen voor advies door de arts-deskundige.
Dit geldt vooral voor het ‘grijze gebied’ tussen geschikt en twijfel over geschiktheid, maar ook indien de keurend arts en/of werkgever wenst af te wijken van de norm, en ook als er sprake is van een voorgestelde aangepaste functie-inhoud of werktijd.
Speciale aandacht behoeft het gebruik van al dan niet voorgeschreven medicatie. Deze kan leiden tot de veiligheidsgeschiktheid beïnvloedende (bij)werkingen, soms ook door interactie met andere medicatie.
Eigen verantwoordelijkheid
De machinist met neurologische aandoeningen moet instructies krijgen om bij de eerste tekenen van dreigende oordeels- of handelingsonbekwaamheid de trein stil te zetten. Er moet een zeker ziekte-inzicht c.q. capaciteit om adequaat te handelen aanwezig zijn. Bij neurologische aandoeningen waarbij cognitieve stoornissen kunnen ontstaan zal dit gegeven extra aandacht gegeven moeten worden.
Epilepsie/insulten
Na één insult
Indien een duidelijke, behandelbare en behandelde oorzaak voor een symptomatisch insult wordt gevonden, waardoor een recidiefkans ontstaat die vergelijkbaar is met de niet zieke populatie, is 12 maanden na de succesvolle behandeling en insultvrije periode toegestaan om (weer) een veiligheidsfunctie te verrichten.
Indien ondanks genoemde schijnbaar effectieve behandeling toch uit voorzorg anti-epileptische medicatie wordt gegeven, is betrokkene alsnog ongeschikt te achten.
Indien na één insult geen epileptische EEG afwijkingen worden gevonden op het standaard-, slaaponthoudings- en slaap EEG, maar géén duidbare aanleiding/oorzaak is gevonden (dus unprovoked), én geen medicatie wordt ingesteld, is het 2 jaar na dat eerste en niet herhaalde insult toegestaan om (weer) een veiligheidsfunctie te verrichten.
Meerdere insulten
Meer dan één insult leidt over het algemeen tot de diagnose epilepsie en is gezien de risico's van acute uitval van bewustzijn, cognitieve en fysieke handelings-onbekwaamheid aanleiding betrokkene permanent (veiligheids)ongeschikt te achten.
TIA/CVA
Na een TIA, RIND of CVA is een persoon per definitie ongeschikt voor een periode van 5 jaar. Indien na deze periode na beoordeling door de arts-deskundige blijkt dat betrokkene vrij is van lichamelijke of geestelijke functiestoornissen en het cardiovasculaire risico kleiner of gelijk is dan 2% per jaar zal er een gericht neuropsychologisch onderzoek verricht moeten worden door een neuropsycholoog, met kennis van spoorwegveiligheid, om tot een oordeel over de geschiktheid te komen.
Andere ziekten die in principe tot ongeschiktheid leiden
- •
Zenuw en spierziekten zoals MS, Dystrofieën, Myasthenie, M.Alzheimer, Dementie en de ziekte van Parkinson
- •
Intracraniële of intrathecale tumoren
- •
Schedel-hersenletsels zoals een contusio cerebri en andere letsels
- •
Een ongecompliceerde commotio cerebri zal over het algemeen niet leiden tot langdurige of blijvende ongeschiktheid.
- •
Pijnsyndromen die de aandacht verstoren zodat de veiligheid daardoor gevaar loopt
- •
Stationaire defecttoestanden, zoals (traumatische) dwarslaesie, spasticiteit, resttoestanden na hemiplegie, hyperkinetische syndromen, enz.
Bij twijfel kan overlegd worden met de arts-deskundige.
Cerebrale Aneurysma's en andere vaatanomalieën
De persoon is (in overeenstemming met de aanbevelingen van de Gezondheidsraad) met een cerebraal aneurysma of vergelijkbare vaatafwijking in principe ongeschikt.
Indien symptoomloos én (dus) ‘bij toeval’ ontdekt én < 5 mm én niet op een riskante plaats zoals uit beeldvormend neurologisch onderzoek blijkt, kan betrokkene geschikt worden geacht.
Indien operatief behandeld én direct zonder neurologische restverschijnselen, is hij na 6 maanden weer geschikt.
Indien geopereerd, doch met aanvankelijk wel restverschijnselen die pas later verdwijnen, kan betrokkene indien er 5 jaar geen restverschijnselen meer (geweest) zijn, opnieuw beoordeeld worden. Indien na beoordeling door de arts-deskundige blijkt dat betrokkene vrij is van lichamelijke of geestelijke functiestoornissen en het cardiovasculaire risico kleiner of gelijk is dan 2% per jaar zal er een gericht neuropsychologisch onderzoek verricht moeten worden door een neuropsycholoog, met kennis van spoorwegveiligheid, om tot een oordeel over de geschiktheid te komen.
6. Endocrinologische aandoeningen
Eigen verantwoordelijkheid
De machinist met een endocrinologische aandoening moet bij de eerste signalen van een dreigende handelingsongeschiktheid de trein stilzetten. Er moet een zeker ziekte inzicht c.q. capaciteit om adequaat te handelen aanwezig zijn.
Basisgegeven bij endocrinologische ziekten
Diabetes Mellitus
Voor een goede beoordeling van de veiligheidsgeschiktheid zijn de onderstaande basisgegevens nodig:
- •
Bloedglucose (de laatste 4-punts dagcurve)
- •
HbA1c
- •
Bloeddruk
- •
Vetspectrum
- •
Heup/tailleratio (of BMI)
- •
Roken
- •
Alcohol
- •
Lichaamsbeweging
- •
Voedingspatroon
- •
Anamnestisch klachtenpatroon op het gebied van hypoglycemie, (frequentie, aard en ernst) en unawareness
- •
Familieanamnese diabetes en hart- en vaatziekten
- •
Complicaties op cardiovasculair, oogheelkundig of neurologisch gebied?
- •
Medicatie
- •
Wie is behandelaar (huisarts of internist)
- •
Is er regelmatig oogheelkundig onderzoek verricht
Schildklier
Voor een goede beoordeling van de veiligheidsgeschiktheid bij schildklieraandoeningen zijn de onderstaande basisgegevens nodig:
- •
Serum TSH en vrij T4
- •
Anamnestisch geen beperkingen op cognitief gebied
Keuringsnormen
(zie voor overzicht tabel 2)
Normaal bloedsuikergehalte
Geschikt bij een niet-nuchtere capillaire bloedglucosespiegel ≤ 7,7 mmol/l. Bij eventueel herhalen is een nuchtere bepaling betrouwbaarder; norm hierbij is ≤ 5,5. (zie tabel 1 voor referentiewaarden)
Glucose | Capp. Volbloed | Veneus plasma | |
---|---|---|---|
Normaal | Nuchter | < 5,6 | < 6,1 |
Niet nuchter | < 7,8 | < 7,8 | |
Gestoord | Nuchter | > 5,6 en < 6,0 | > 6,1 en < 6,9 |
Diabetes | Nuchter | > 6,0 | > 6,9 |
Niet nuchter | > 11,0 | > 11,0 |
Gestoorde glucosetolerantie
Indien er sprak is van een gestoorde glucosetolerantie (een gestoorde nuchtere glucose) moet na 3 maanden de glucosebepaling herhaald worden. Als de diagnose diabetes mellitus niet kan worden gesteld, wordt de werknemer jaarlijks gecontroleerd.
Diabetes mellitus
Algemene voorwaarden voor geschiktheid bij Diabetes Mellitus
Persoonlijke gedragskenmerken zijn essentieel bij de individuele risico inschatting. Wie zorgvuldig is in de controle van zijn diabetes, reguleert zijn suiker goed en is beter in staat onder de druk van het leven en werk de bloedsuikers te reguleren dan iemand met een onregelmatig eetpatroon die onregelmatig bloedsuikers controleert.
Er is sprake van een normoglycemie waarbij waarden boven de 7,7 kunnen voorkomen en incidentele uitschieters tot 10 mmol/l. zijn toegestaan.
Betrokkene is goed geïnformeerd over zijn aandoening en weet hoe hij een verslechtering van de glucoseregulatie kan herkennen.
Er wordt minstens drie keer per jaar een bloedglucose bepaald.
Betrokkene informeert de bedrijfsarts spontaan over veranderingen van medicatie, instelling en complicaties.
Diabetes type 2
Indien behandeld met orale antidiabetica die geen hypo kunnen veroorzaken:
Biguaniden (Metformine), a-glucosidaseremmer (Acarbose) en Thiazolidinedionderivaten (Rosiglitazon en Pioglitazon):
Geschikt
Indien behandeld met orale antidiabetica die wel een hypo kunnen veroorzaken:
Sulfonylureumderivaten (Tolbutamide, Glipizide, Gliclazide, Glibenclamide, Glimepiride)
Meglitiniden (Repaglitinide, Nateglinide)
Nadere beoordeling door de arts-deskundige
Indien behandeld met orale anti-diabetica en insuline of alleen insuline
Ongeschikt
N.B. Er kan nadere beoordeling door de arts-deskundige worden aangevraagd indien aan onderstaande voorwaarden is voldaan:
- •
Korter dan 2 jaar insulinegebruik
- •
Stabiel ingestelde diabetes mellitus
- •
Regelmatige (zelf)controle
- •
Geen complicaties als gevolg van diabetes
- •
Geen hypoglycemieën
- •
Goed ziekte-inzicht en therapietrouw
- •
Geen hypoglycemia unawareness
- •
Betrouwbaar, spontaan melden bij bedrijfsarts van wijzigingen
- •
Instemming van de behandelaar
- •
Passende lifestyle gemeten aan tailleomvang, bewegen en roken
- •
Jaarlijkse beoordeling bedrijfsarts en schriftelijk voorleggen aan arts-deskundige
Onbehandelde diabetes mellitus
Ongeschikt
Indien er sprake is van een onbehandelde diabetes mellitus is de werknemer veiligheidsongeschikt vanwege het effect van hyperglycemie op het cognitief functioneren naast het verhoogde cardiovasculaire risico.
Hyperglycemie
Ongeschikt
Een patroon van structureel hoge bloedsuikers (>15 mmol/l) leidt tot veiligheidsongeschikt.
Ernstige hypoglycemieën
Ongeschikt
Het gaat hierbij om plotselinge en/of onverwachte bewustzijnsdaling dan wel bewustzijnsverlies door een hypoglycemie.
N.B. Iemand kan weer geschikt worden verklaard als duidelijk is dat de waarschuwingssignalen weer aanwezig zijn en het zelfzorggedrag door de behandelaar(s) als adequaat wordt ingeschat.
Hypoglycemia unawareness
Ongeschikt
Een verminderde of afwezige hypoglycemia awareness leidt tot een onaanvaardbaar verhoogd risico op plotselinge en/of onverwachte hypo's en daardoor onveilige situaties.
Diabetes Mellitus type 1
Ongeschikt
Het verhoogde relatieve risico op ongevallen bij type 1 diabetes, de mogelijk aanwezige hypoglycemia unawareness en kans op ernstige hypoglycemieën zijn niet te verenigen met veiligheidstaken op het spoor.
Diabetes complicaties
(Retinopathie, Neuropathie, Nefropathie, Cardiovasculair)
Ongeschikt
Bij twijfel kan een beoordeling worden gevraagd bij de arts-deskundige betreffende diabetes en de arts-deskundige betreffende het aangedane orgaansysteem.
Geschikt | Geschikt na overleg | Ongeschikt | |
---|---|---|---|
Geen behandeling | X | ||
Lifestyle adviezen | X | ||
Orale medicatieA. | X | ||
Orale medicatieB. | X | ||
DM 2 met insuline | X | ||
DM 1 met insuline | X |
Schildklierstoornis
Geschikt indien:
Er sprake is van een klachtenvrije, behandelde primaire schildklierstoornis met een klinisch-chemische euthyreoidie en er geen sprake is van stoornissen van aandacht, concentratie, geheugen, reactievermogen en snelheid van informatieverwerking en stemming. Het is voldoende om laatstgenoemde voorwaarden anamnestisch te screenen.
Bij twijfel over het cognitief functioneren of aanwezigheid van een stemmingsstoornis zal er een gericht neuropsychologisch onderzoek verricht moeten worden door een neuropsycholoog, met kennis van spoorwegveiligheid, om tot een oordeel over de geschiktheid te komen.
Dit zou aangevuld kunnen worden met een praktijktest waar de direct leidinggevende betrokken is. In deze praktijktest kunnen (routine-)taken worden verricht binnen de relevante context.
Onbehandelde schildklierstoornis
Ongeschikt
Klachten als gevolg van een primaire schildklierstoornis ondanks adequate behandeling
Ongeschikt
Andere Endocrinologische aandoeningen
Bij andere endocrinologische aandoeningen, zoals Acromegalie, Bijnierschorsinsufficientie, Cushingsyndroom, Diabetes Insipidus, Groeihormoondeficientie, Hypercalciaemie, Hyperprolactinemie, Insulinoom, Hypofyseadenoom, Pheochromocytoom moet de geschiktheid op individuele basis worden beoordeeld.
Beoordeling door de arts-deskundige is aangewezen.
7. Syncope
Bij iedere syncope moet worden gezocht naar de mogelijke oorzaak.
Indien die is gevonden dient een passende therapie te worden aangeboden.
Indien aldus behandelbaar gebleken én behandeld, is de recidiefkans te beoordelen en daarmee de veiligheidsgeschiktheid en inzetbaarheid.
Eigen verantwoordelijkheid
De machinist met syncopes moet instructies krijgen om bij de eerste signalen van een dreigende handelingsongeschiktheid de trein stil te zetten. Er moet een zeker ziekte inzicht c.q. capaciteit om adequaat te handelen aanwezig zijn.
Eenmalige syncope
- 1.
Onverklaarde syncopes maken een machinist ongeschikt gedurende 1 maand.
- 2.
Indien er wel een oorzaak wordt gevonden is de geschiktheid afhankelijk van deze oorzaak. Op basis van de oorzaak en de recidiefkans wordt de geschiktheid beoordeeld.
- 3.
Indien er in de werkuitvoering provocerende factoren voor de syncope aanwezig zijn is betrokkene ongeschikt.
- 4.
Betrokkene is drie maanden ongeschikt na een vasovagale syncope tijdens zitten.
Meer dan 1 syncope binnen 3 maanden
- 1.
Onverklaarde syncopes maken een machinist ongeschikt totdat duidelijkheid is over de oorzaak. Op basis van de oorzaak en de recidiefkans wordt de geschiktheid beoordeeld. Indien geschikt pas na 3 maanden aanvalsvrij.
- 2.
Ongeschikt bij onbekende of onbehandelbare oorzaak. Pas geschikt na 1 jaar aanvalsvrij.
- 3.
In ieder geval onderzoek naar cardiologische, neurologische en endocriene oorzaken.
Bij twijfel kan beoordeling gevraagd worden aan de arts-deskundige.
8. Obstructief Slaap Apnoe syndroom (OSA)
Eigen verantwoordelijkheid
De persoon met een OSA moet instructies krijgen om bij recidief slaperigheid geen veiligheidstaken uit te voren. Er moet een zeker ziekte inzicht zijn om therapietrouw te garanderen. Bij het vermoeden op een slaapapnoe syndroom moet er eerst specialistisch onderzoek worden gedaan. (zowel polysomnografisch als wel onderzoek naar cognitief functioneren)
Ongeschikt indien:
- 1.
de diagnose is gesteld, bij een AHI > 30
- 2.
er klachten zijn van slaperigheid of herhaalde kortstondige aandachtsvermindering overdag
N.B. Na behandeling met CPAP en bij gebleken therapietrouw is de machinist geschikt.
Het is van belang dat de bloeddruk < 140/90 is en de BMI 30 < kg/m2.
9. Geneesmiddelen, alcohol en drugs
Inleiding
Voor de beoordeling van veiligheidsgeschiktheid is het van belang te weten of de persoon al dan niet regelmatig gebruik maakt van geneesmiddelen die de rijgeschiktheid nadelig kunnen beïnvloeden. Het dient bedrijfsbeleid te zijn (en dus bekend bij management en personen met een veiligheidsfunctie) dat geneesmiddelengebruik bij de bedrijfsarts moet worden gemeld, zodat deze over de veiligheidsgeschiktheid kan adviseren. Vooral medicatie die een dempende of stimulerende werking heeft op het centrale zenuwstelsel, maar ook antihistaminica en andere geneesmiddelen kunnen belemmerend en gevaarlijk zijn.
Speciale aandacht behoeven combinatie en mogelijke interacties van meerdere geneesmiddelen die elkaar, ook in hun bijwerkingen, kunnen beïnvloeden.
Ook de combinatie van geneesmiddelen en alcohol en/of drugs kan een extra negatief effect op de rijvaardigheid geven.
- •
Indien medicatie de veiligheidsgeschiktheid kan beïnvloeden, zal veelal een gele (‘kan het reactievermogen verminderen’) sticker op de verpakking worden geplakt door de apotheek (dit is echter geen verplichting!). Deze sticker en informatie uit het Farmacotherapeutisch Kompas (www.fk.cvz.nl) of www.geneesmiddeleninhetverkeer.nl kunnen dergelijke beïnvloeding aannemelijk maken.
De beoordeling van veiligheidsgeschiktheid bij medicijngebruik
- •
Als eerste moet de bedrijfsarts zich een beeld vormen over de reden voor verstrekking, de gezondheidstoestand van de medewerker, die op zich (met of zonder medicatie) al een reden tot beperkte geschiktheid of ongeschiktheid kan zijn.
- •
Vervolgens beoordeelt de bedrijfsarts of de medicatie de veiligheidsgeschiktheid negatief kan beïnvloeden.
- •
Speciale aandacht behoeven hierbij de volgende categorieën:
- ○
Amfetaminen
- ○
Analgetica en NSAID's
- ○
Antidepressiva
- ○
Anti-emetica en reisziektemedicatie
- ○
Anti-epileptica
- ○
Antihistaminica
- ○
Antihypertensiva en andere cardiovasculaire geneesmiddelen
- ○
Anxiolytica
- ○
Bloedsuikerverlagende middelen
- ○
Parkinsonmedicatie
- ○
Psychostimulantia
Gele sticker
Indien medicatie is voorzien van een gele sticker, of medicatie is voorgeschreven waarbij in de bijsluiter staat dat het ‘kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen’ of dat het ‘de rijvaardigheid kan beïnvloeden’, moet de bedrijfsarts een uitspraak doen over de veiligheids- en dus functiegeschiktheid. Om een goed advies te geven kan een (bedrijfs)arts vanaf eind mei 2008 gebruik maken van de KNMP-WINAp informatie betreffende ‘Contra-indicatie Verkeersdeelname’, te vinden op www.geneesmiddeleninhetverkeer.nl die per geneesmiddel meer en gerichter informatie geeft dan het Farmacotherapeutisch Kompas.
Beoordeling en advies
Indien daarover gegevens bekend zijn, kan de bedrijfsarts uit de combinatie van de halfwaardetijd en de verwachte beïnvloeding het effect van een geneesmiddel inschatten.
Bij twijfel is beoordeling noodzakelijk door de arts-deskundige.
Beoordeling kan op indicatie en advies van de arts-deskundige mede geschieden door het doen verrichten van een valide psychologisch veiligheidsgeschiktheidsonderzoek gericht op aandacht, concentratie en geheugen.
Gewenning
Er kan met enige terughoudendheid rekening worden gehouden met een zekere gewenning aan het geneesmiddel. Hierbij is van belang dat de objectieve beleving van gewenning vooral tot uiting komt in vermindering van sufheid en loom gevoel en toename van het reactievermogen. Subjectief treedt echter slechts weinig gewenning op met betrekking tot vigilantietaken. Dit gegeven maakt dat een subjectieve gewenning van de patiënt geen garantie biedt voor geschiktheid voor veiligheidstaken! Bij sommige geneesmiddelen (en b.v. alcohol) zal zelfs overschatting optreden van de door betrokkene zelf ervaren rijgeschiktheid.
Alcohol/drugs
Aangetoond overmatig alcoholgebruik c.q. misbruik, alsmede druggebruik, leidt altijd tot (tijdelijke) ongeschiktheid. Geschiktverklaring na behandeling vindt plaats na beoordeling van het behandelingsresultaat en het terugvalrisico.
Bij aangetoonde alcoholafhankelijkheid
Ongeschikt
Alcoholafhankelijkheid kan blijken uit de anamnese. Indien bij verdenking op alcoholafhankelijkheid betrokkene ontkent, kan volgens de door het CBR ontwikkelde methodiek een klinische beoordeling volgen. Deze klinische beoordeling houdt in een gestructureerde psychiatrische beoordeling, alsmede bloedonderzoek naar leverfuncties en CDT.
Bij aangetoond druggebruik
Ongeschikt
10. Psychiatrische aandoeningen
Doorgemaakte psychosen of, meer in het algemeen, perioden met ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, al dan niet samenhangend met een bipolaire stoornis of manie in engere zin, maken meestal ongeschikt voor de uitoefening van een veiligheidsfunctie. Overleg met dan wel nader onderzoek door een arts-deskundige is noodzakelijk.
11. Andere aandoeningen
Bij aandoeningen die niet genoemd zijn in de vorige hoofdstukken en waarbij de mogelijkheid bestaat dat deze zouden kunnen leiden tot:
- •
plotseling bewustzijnsverlies;
- •
vermindering van de waakzaamheid of het concentratievermogen;
- •
plotselinge arbeidsongeschiktheid;
- •
verlies van het evenwichts- of coördinatievermogen;
- •
groot verlies van de beweeglijkheid;
- •
verlies van waarnemingsvermogen;
moet altijd worden overlegd met de arts-deskundige.