Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-12-2020, nr. 21-001151-18
ECLI:NL:GHARL:2020:10623
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-12-2020
- Zaaknummer
21-001151-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:10623, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑12‑2020; (Hoger beroep, Tussenuitspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:93
Uitspraak 18‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Tussenarrest. Heropening onderzoek. Nader onderzoek.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001151-18
Uitspraak d.d.: 18 december 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 februari 2018 met parketnummer 18-181086-17 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het medeplegen van poging tot zware mishandeling, openlijke geweldpleging en het medeplegen van bedreiging tot een gevangenisstraf voor de duur van 162 dagen, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot € 853,05, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.653,05. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N.J.H. Lina, naar voren is gebracht.
Heropenen onderzoek ter terechtzitting
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht over de feitelijke situatie rondom de ten laste gelegde gebeurtenis en de waarnemingen die aangeefster [aangeefster] en getuige [getuige] hebben gedaan.
Het hof acht het daarom noodzakelijk dat het volgende aanvullende onderzoek wordt uitgevoerd:
Aanvullend proces-verbaal m.b.t. gereden route en waarnemingen [aangeefster] :
De politie dient met aangeefster [aangeefster] de volledige, volgens haar op 30 maart 2017 gereden route na te rijden vanaf het moment dat zij de rode Volkswagen Lupo (hierna: VW Lupo) voor het eerst zag tot het moment dat zij [plaats] heeft verlaten.
Daarbij moet inzichtelijk worden gemaakt op welke plek de aanrijding(en) volgens haar heeft/hebben plaatsgevonden en wat zij op dat/die moment(en) voor waarnemingen heeft gedaan omtrent (het uiterlijk van) de bestuurder en de bijrijder van de rode VW Lupo.
Ten slotte dient te worden vastgelegd op welke plek zij de rode VW Lupo na de aanrijding(en) heeft gezien, en welke waarnemingen zij toen op welke plaats heeft gedaan met betrekking tot (het uiterlijk van) de bestuurder en de bijrijder. Hetzelfde geldt voor het moment dat zij de Volkswagen Lupo voor het laatst heeft gezien
Een en ander dient te worden vastgelegd in een aanvullend proces-verbaal.
Aanvullend proces-verbaal m.b.t. route en waarnemingen [getuige] :
De politie dient ook met getuige [getuige] de volledige, volgens hem op 30 maart 2017 gereden route na te rijden vanaf het moment dat hij de rode VW Lupo voor het eerst zag tot het moment dat zij [plaats] hebben verlaten.
Daarbij moet inzichtelijk worden gemaakt op welke plek de aanrijding(en) volgens hem heeft/hebben plaatsgevonden en wat hij op dat/die moment(en) voor waarnemingen heeft/hebben gedaan omtrent (het uiterlijk van) de bestuurder en de bijrijder van de rode VW Lupo.
Ten slotte dient te worden vastgelegd op welke plek hij de rode VW Lupo voor het laatst heeft gezien en welke waarnemingen hij toen heeft gedaan met betrekking tot (het uiterlijk van) de bestuurder en de bijrijder.
Een en ander dient te worden vastgelegd in een aanvullend proces-verbaal.
Aanvullend proces-verbaal m.b.t. gegevens meldkamer:
Uit het dossier blijkt dat aangeefster [aangeefster] in de avond van 30 maart 2017 het alarmnummer heeft gebeld. Het hof wenst bij aanvullend proces-verbaal geïnformeerd te worden omtrent de vragen:
- hoeveel telefoongesprekken aangeefster op 30 maart 2017 met de meldkamer heeft gehad, op welke tijdstippen die hebben plaatsgevonden en hoe lang deze gesprekken hebben geduurd, en:
Dit/deze gesprek(ken) dien(t)en voor zover nog mogelijk in het aanvullende proces-verbaal bovendien woordelijk te worden uitgewerkt.
Aanvullend proces-verbaal m.b.t. mutaties meldingen aangeefster m.b.t. verdachte:
De raadsvrouw heeft bij pleidooi een (voorwaardelijk) verzoek gedaan om bij de politie mutaties op te vragen omtrent meldingen die aangeefster naar eigen zeggen na 30 maart 2017 bij de politie zou hebben gedaan in verband met incidenten met verdachte in [plaats] . Het hof overweegt dat het verzoek van de verdediging kan worden toegewezen. Het hof verzoekt de advocaat-generaal deze informatie, voor zover die beschikbaar is, in te brengen.
Zodra het aanvullende onderzoek is uitgevoerd en de stukken aan het dossier zijn toegevoegd, zal de zaak opnieuw voor inhoudelijke behandeling worden gepland.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Verzoekt de advocaat-generaal het hiervoor vermelde onderzoek strekkende tot het toevoegen van vier aanvullende processen-verbaal aan het dossier, bij de politie uit te zetten.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van verdachte en aan de benadeelde partij (bijgestaan door mr. C. J. Nierop).
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 18 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.