Hof Amsterdam, 27-09-2011, nr. 200.080.412-01
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6398
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
27-09-2011
- Zaaknummer
200.080.412-01
- LJN
BU6398
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6398, Uitspraak, Hof Amsterdam, 27‑09‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBALK:2010:BO7965
Uitspraak 27‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Geen grond voor doorbreking appelverbod. Bij de procedure waarbij de arbeidovereenkomst tussen partijen is ontbonden ex artikel 7:685 BW, is geen zo fundamenteel rechtsbeginsel geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
woonplaats gekozen hebbend te [plaats],
VERZOEKER,
advocaat: mr. D.J.B. Bosscher te Den Haag,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [plaats],
VERWEERDER,
advocaat: mr. R. Muurlink te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna [Verzoeker] en [Verweerder] genoemd.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 januari 2011, is [Verzoeker] in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van de rechtbank Alkmaar, sector kanton locatie Alkmaar, van 12 oktober 2010, onder zaak- en rekestnummers, naar het hof begrijpt, 341308\OA VERZ 10-208, 344562\EJ VERZ 10.163 en 343291 EJ VERZ 10.146 gewezen tussen hem als verzoe-ker en [Verweerder] als verweerder. In aanvulling op zijn be-roepschrift heeft [Verzoeker], ingekomen ter griffie van het hof op 28 februari 2011, producties overgelegd. Het beroep-schrift strekt er onder aanvoering van twee grieven toe – kort gezegd – dat het hof genoemde beschikkingen zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van [Verzoeker] zoals vervat in zijn inleidende verzoekschrift en verweerschrift tevens hou-dende zelfstandig voorwaardelijk verzoek tot benoeming van een deskundige en verstrekking van verkeersgegevens, alsnog volle-dig zal toewijzen.
[Verweerder] heeft bij verweerschrift en onder overlegging van één productie, ingekomen ter griffie van het hof op 17 maart 2011, verweer gevoerd en het hof verzocht [Verzoeker] niet ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van [Verzoe-ker] in de kosten en nakosten van het geding.
Op 16 augustus 2011 heeft de mondelinge behandeling van het ho-ger beroep plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn de stand-punten van [Verzoeker] en [Verweerder] toegelicht door mrs. Bosscher respectievelijk Muurlink voornoemd overeenkomstig de door hen aan het hof overgelegde pleitnotities.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1
Op 11 juni 2010 heeft [Verzoeker] een voorwaardelijk verzoek strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 13 juli 2010 de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden en aan [Verweer-der] een vergoeding van € 28.000,- bruto toegekend.
2.2
Op 30 juli 2010 heeft [Verzoeker] het verzoekschrift bij de kantonrechter ingetrokken.
3. De beoordeling
3.1.1
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de recht-bank, sector kanton, op 17 augustus 2010, heeft [Verweerder] de rechtbank verzocht de arbeidsovereenkomst tussen [Verzoeker] en hem te ontbinden, voor zover deze nog mocht bestaan, met ingang van 1 oktober 2010 onder toekenning van een vergoeding.
3.1.2
[Verzoeker] heeft hiertegen verweer gevoerd en een zelf-standig verzoek tot ontbinding zonder toekenning van een vergoe-ding ingediend. Daarnaast heeft [Verzoeker] de kantonrechter verzocht een voorlopig getuigenverhoor te houden en een deskun-digenonderzoek te gelasten.
3.1.3
De kantonrechter heeft bij de beschikking de arbeidsover-eenkomst tussen [Verzoeker] en [Verweerder] voorwaardelijk ont-bonden met ingang van 1 november 2010 en daarbij aan [Verweer-der] een vergoeding van € 28.000,- bruto toegekend. De kanton-rechter heeft de verzoeken van [Verzoeker] tot getuigenbewijs en deskundigenonderzoek afgewezen en daarbij – kort samengevat – overwogen dat ontbindingsprocedures blijkens artikel 284 Rechts-vordering (Rv) naar hun aard spoedeisend zijn en zich derhalve verzetten tegen getuigenbewijs en deskundigenonderzoek.
3.1.4
[Verzoeker] heeft twee grieven aangevoerd tegen de be-schikkingen van de rechtbank. [Verweerder] heeft hiertegen gemo-tiveerd verweer gevoerd.
3.1.5
Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep hebben partijen verklaard dat zij hun inleidende verzoekschrif-ten niet hebben ingetrokken.
3.2
Het hof overweegt als volgt.
3.2.1
Voorop staat dat, gelet op het bepaalde in artikel 7:685 lid 11 BW, tegen de onderhavige beschikkingen geen hoger be-roep openstaat. Dit is slechts anders indien de rechter buiten het toepassingsbereik van artikel 7:685 BW is getreden of dit artikel ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel indien bij de totstandkoming van de beschikking een zo funda-menteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden ge-sproken.
3.2.2
[Verzoeker] kan in zijn verzoek worden ontvangen, omdat hij heeft gesteld dat door de kantonrechter fundamentele rechts-beginselen zijn geschonden, in het bijzonder de beginselen van equality of arms en hoor en wederhoor, waardoor geen sprake meer is van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak.
3.2.3
[Verzoeker] heeft aangevoerd dat de wetgever in artikel 284 Rv heeft bedoeld een onderscheid te maken tussen spoedeisen-de en niet-spoedeisende ontbindingsprocedures, waarbij ten aan-zien van niet-spoedeisende ontbindingsprocedures geldt dat de wettelijke bewijsregels van overeenkomstige toepassing zijn en alleen ten aanzien van spoedeisende ontbindingsprocedures geldt dat de rechter beslist zonder aan de wettelijke bewijsregels te zijn gebonden. Volgens [Verzoeker] was de hier in het geschil zijnde ontbindingsprocedure niet spoedeisend omdat hij al bij het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de sector kanton van 13 juli 2010 was veroordeeld tot doorbetaling van het loon van [Verweerder], waardoor [Verweerder] geen zelf-standig (spoedeisend) belang meer had bij de ontbinding. Derhal-ve had de kantonrechter het verzoek tot getuigenverhoor moeten toewijzen. Door dit niet te doen is [Verzoeker] in zijn bewijs-positie geschaad en heeft de kantonrechter het beginsel van equality of arms geschonden.
3.2.4
Het hof stelt voorop dat de strekking van de ontbindings-procedure erop gericht is om in het belang van partijen te komen tot een eenvoudig en voortvarend procesverloop, waarbij zo spoe-dig mogelijk een definitieve beslissing omtrent het voortduren van de dienstbetrekking kan worden verkregen. Ontbindingsproce-dures als deze zijn naar hun aard spoedeisend, waarbij de rech-ter niet aan de wettelijke bewijsregels is gebonden en in begin-sel zonder het houden van getuigenverhoren op een verzoek kan beslissen. Door geen getuigen te horen of deskundigenbericht te gelasten heeft de kantonrechter geen fundamenteel rechtsbeginsel geschonden.
3.2.5
Het hof merkt op dat de door [Verzoeker] ter zitting mee-gebrachte medewerkers wel, zij het als informanten, zijn ge-hoord. Ook [Verzoeker] zelf en [Verweerder] zijn gehoord. Par-tijen hebben dan ook gelijke kansen gehad voor het aannemelijk maken van hun standpunt en hebben ook overigens een gelijke be-handeling gekregen. Uit het voorgaande volgt dat van een schen-ding van het beginsel van equality of arms geen sprake is.
3.2.6
Voorts heeft [Verzoeker] aangevoerd dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden doordat de kantonrechter de door [Verzoeker] meegebrachte medewerkers slechts als informanten heeft gehoord, en niet als getuigen. Hierdoor heeft [Verzoeker] zich niet op dezelfde manier over hun verklaringen en het pro-ces-verbaal kunnen uitlaten zoals bij een formeel getuigenver-hoor. Tevens heeft de kantonrechter [Verzoeker] ter zitting geen gelegenheid geboden zich uit te laten over de door [Verweerder] naar voren gebrachte standpunten. Ter gelegenheid van de monde-linge behandeling van het hoger beroep heeft [Verzoeker] nog aangevoerd dat het niet onder ede horen van de aanwezige mede-werkers en met name [Verweerder] onvoldoende waarborgen biedt voor de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
3.2.7
Uit het procesverloop bij de kantonrechter blijkt dat [Verzoeker] op het verzoekschrift van [Verweerder] heeft gerea-geerd met een verweerschrift en daarnaast een zelfstandig ver-zoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend. Met het oog op de te houden terechtzitting heeft hij nog produc-ties overgelegd. Bij de mondelinge behandeling zijn [Verzoeker] en [Verweerder] in persoon verschenen. Zij werden bijgestaan door een gemachtigde en hebben hun verzoek- respectievelijk ver-weerschriften nader toegelicht aan de hand van pleitnotities. Ook zijn de door [Verzoeker] meegebrachte medewerkers als infor-manten gehoord, waarbij beide partijen vragen hebben kunnen stellen. Uit het voorgaande volgt dat [Verzoeker] voldoende ge-legenheid heeft gehad zijn standpunt naar voren te brengen en deugdelijk verweer heeft kunnen voeren. Dat de medewerkers van [Verzoeker] niet in het kader van een formeel getuigenverhoor zijn gehoord, maakt dat niet anders. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de kantonrechter het beginsel van hoor een wederhoor veronachtzaamd heeft.
3.2.8
Gelet op het voorgaande is in deze procedure geen zo fun-damenteel rechtsbeginsel geschonden dat van een eerlijke en on-partijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gespro-ken. Hetgeen [Verzoeker] heeft aangevoerd kan derhalve niet lei-den tot doorbreking van het appelverbod. Het door [Verzoeker] ingestelde hoger beroep dient te worden verworpen.
3.2.9
[Verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger be-roep. Ook de gevorderde nakosten zullen worden toegewezen.
4. Beslissing
Het hof:
- -
verwerpt het beroep;
- -
verwijst [Verzoeker] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de kant van [Verweerder] gevallen, op € 284,- voor verschotten, op € 1.788,- voor salaris van de advocaat en op € 205,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris van de advocaat en de kosten van het betekenings-exploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij deze beschikking uitgesproken beslissing(en) en bete-kening van deze beschikking heeft plaatsgevonden;
- -
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.H. de Bock, C.C. Meijer en W.J. Noordhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 september 2011.