NJB 2021/2740
Bijzondere voorwaarde, art. 14c lid 2, onder 14°, Sr: de in casu door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde: ‘de verdachte zorgt ervoor dat wanneer hij in een ruimte is met minderjarigen, hierbij altijd toezicht is van een volwassene, die kennis draagt van de veroordeling van de veroordeelde’, is in strijd met deze bepaling. De reden daarvoor is dat het niet onder alle omstandigheden afhankelijk is van het gedrag van de veroordeelde of hij zich in een ruimte met minderjarigen zal bevinden en of hierbij een volwassene aanwezig zal zijn die toezicht houdt en bovendien kennis draagt van de veroordeling van de veroordeelde.
HR 12-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1502
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 oktober 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
20/02102
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1502, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:961, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑08‑2021
- Wetingang
(art. 14c Sr)
Essentie
Bijzondere voorwaarde, art. 14c lid 2, onder 14°, Sr: de in casu door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde: ‘de verdachte zorgt ervoor dat wanneer hij in een ruimte is met minderjarigen, hierbij altijd toezicht is van een volwassene, die kennis draagt van de veroordeling van de veroordeelde’, is in strijd met deze bepaling. De reden daarvoor is dat het niet onder alle omstandigheden afhankelijk is van het gedrag van de veroordeelde of hij zich in een ruimte met minderjarigen zal bevinden en of hierbij een volwassene aanwezig zal zijn die toezicht houdt en bovendien kennis draagt van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.