HR, 22-04-2014, nr. 13/02729
ECLI:NL:HR:2014:978
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-04-2014
- Zaaknummer
13/02729
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:978, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑04‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:326, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:326, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:978, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑04‑2014
Inhoudsindicatie
De HR verklaart het beroep in cassatie o.g.v. art. 80a RO niet-ontvankelijk.
Partij(en)
22 april 2014
Strafkamer
nr. 13/02729
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2013, nummer 23/004984-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2014.
Conclusie 01‑04‑2014
Inhoudsindicatie
De HR verklaart het beroep in cassatie o.g.v. art. 80a RO niet-ontvankelijk.
Nr. 13/02729 Zitting: 1 april 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het beroep in cassatie van verdachte heeft betrekking op een arrest van het Gerechtshof Amsterdam.
2. Anders dan het middel wil, doet aan de begrijpelijkheid van ’s Hofs overwegingen – waarin als zijn oordeel besloten ligt dat het gewelddadig optreden van de verdachte geen verdedigend karakter had – niet af dat het Hof in het midden heeft gelaten of de verdachte het mes van huis is gaan ophalen dan wel, zoals hij zelf verklaarde, uit de bosjes is gaan pakken waar hij het had verstopt omdat je nooit weet wanneer dat van pas komt. Het middel kan derhalve klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG