Hof Den Haag, 20-03-2013, nr. 200.109.228/01, nr. 200.109.230/01
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9675
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-03-2013
- Zaaknummer
200.109.228/01
200.109.230/01
- LJN
BZ9675
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9675, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑03‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 20‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Partneralimentatie. Nu toepassing van de zogenaamde hofnorm door de man wordt afgewezen, had het op de weg van de vrouw gelegen haar behoefte nader te adstrueren, hetgeen zij heeft nagelaten. Kinderalimentatie : behoefte en draagkracht. Over inboedel geen beslissing: Partijen zijn tot volledige overeenstemming gekomen. Afwikkeling huwelijkse voorwaarden: Inzage in het te verrekenen vermogen ontbreekt.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 20 maart 2013
Zaaknummer : 200.109.228/01 & 200.109.230/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 10-10280 & FA RK 11-8705
[De man],
woonplaats gekozen hebbende ten kantore van zijn advocaat,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. drs. E.J. Kim-Meijer te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 29 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 maart 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vrouw heeft op 30 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij beschikking van 10 oktober 2012, met zaaknummer 200.109.231, is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- -
op 12 september 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- -
op 19 november 2012 een faxbericht met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- -
op 20 november 2012 een faxbericht met bijlagen.
De hoofdzaak is op 30 november 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- -
de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- -
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
Mr. Kim-Meijer heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang:
- -
de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- -
bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 410,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- -
bepaald dat de man met ingang van 30 maart 2012 voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige], geboren [in] 2005 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), aan de vrouw, die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 340,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- -
de verdeling van de goederen die partijen in gemeenschappelijk eigendom hebben vastgesteld;
- -
bepaald dat partijen dienen over te gaan tot verrekening op basis van de huwelijkse voorwaarden op de wijze zoals in de bestreden beschikking overwogen;
- -
het meer of anders verzochte ter zake de verdeling van de gemeenschappelijke goederen en de verrekening op basis van de huwelijkse voorwaarden afgewezen;
- -
iedere verdere beslissing aangehouden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 23 augustus 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
- 1.
In geschil zijn:
- -
de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw (hierna ook: de partneralimentatie);
- -
de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: de kinderalimentatie);
- -
de verdeling van de goederen die partijen in gemeenschappelijke eigendom hebben;
- -
de verrekening op basis van de huwelijkse voorwaarden.
- 2.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de partneralimentatie, de kinderalimentatie, de verdeling van de goederen die partijen in gemeenschappelijke eigendom hebben en de verrekening op basis van de huwelijkse voorwaarden en, opnieuw rechtdoende en uitvoerbaar bij voorraad:
- a)
de kinderalimentatie met ingang van 30 maart 2012 op € 46,- per maand vast te stellen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen voor de eerste van iedere maand;
- b)
de partneralimentatie met ingang van datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers op nihil te stellen;
- c)
de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime vast te stellen conform de man in eerste aanleg gevorderd heeft;
- d)
kosten rechtens.
- 3.
De vrouw verweert zich daartegen en verzoek het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans dat beroep af te wijzen.
Behoefte minderjarige
- 4.
Ter zitting van het hof hebben partijen overeenstemming bereikt ten aanzien van de behoefte van de minderjarige. De behoefte zal worden bepaald op het gemiddelde van de door de man gestelde behoefte van € 524,- en de door de vrouw gestelde behoefte van € 586,-. Het hof bepaalt de behoefte derhalve op € 555,-.
Ingangsdatum kinderalimentatie
- 5.
De rechtbank heeft als ingangsdatum voor de kinderalimentatie bepaald 30 maart 2012. Nu partijen hiertegen geen grief hebben gericht, gaat het hof ook van deze datum uit.
Draagkracht vrouw
- 6.
De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij een aanvullende bijstandsuitkering ontvangt. De man heeft ter zitting aangegeven dat van een inkomen op bijstandsniveau kan worden uitgegaan bij de berekening van de draagkracht van de vrouw.
- 7.
Tussen partijen is, zo is gebleken ter zitting, voorts niet in geschil een huur van € 300,- per maand, een premie ziektekosten van € 135,- per maand en een eigen risico van € 18,- per maand.
- 8.
Gelet op het vorenstaande is de vrouw naar het oordeel van het hof niet in staat om enige bijdrage in de kosten van de minderjarige te voldoen.
Draagkracht man
- 9.
Het hof gaat voor de berekening van de draagkracht van de man uit van de door de man als productie 41 tot en met 43 bij faxbericht van 19 november 2012 overgelegde draagkrachtberekeningen, welke ter zitting zijn besproken.
Inkomen
- 10.
De man stelt dat rekening moet worden gehouden met de daling in augustus 2012 in zijn inkomen naar 70% van de oorspronkelijke bezoldiging in verband met zijn ziekte. De man lijdt aan werkgerelateerde PTSS en wordt hiervoor thans behandeld in een behandelcentrum met andere veteranen.
- 11.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat van een inkomensdaling geen sprake is dan wel behoeft te zijn, omdat de man geacht wordt zich te verzekeren tegen inkomensverlies als gevolg van ziekte/arbeidsongeschiktheid. Heeft de man zich niet verzekerd en/of mocht hij zich niet ten volle inspannen in het kader van zijn behandeling, dan dient volgens de vrouw een inkomensdaling aan hem te worden verweten en toegerekend. Immers, de man had zich als onderhoudsplichtige behoren te onthouden van de gedragingen die tot de inkomensvermindering hebben geleid.
- 12.
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van verwijtbaar inkomensverlies. De man is militair bij defensie. Uit de stukken is voldoende gebleken dat de man lijdt aan PTTS en in april 2011 is gewisseld van een zogenaamde gevechtsfunctie naar een bureaufunctie. De man wordt thans behandeld voor PTSS en verblijft daartoe intern in een behandelcentrum met andere veteranen, hetgeen ook niet door de vrouw wordt betwist. Het hof acht voorts voldoende aangetoond dat de man thans geen inkomen uit aanvullende verzekering dan wel ander aanvullend inkomen heeft. Uit de brief van zijn werkgever van 22 november 2011, overgelegd als productie 13 bij het faxbericht van 19 november 2012, blijkt dat de man slechts aanvullend inkomen in de zin van oefen- en uitzendtoelages krijgt indien van een oefening dan wel uitzending sprake is. De man heeft ter zitting verklaard dat hij een eventueel aanvullend inkomen pas zal ontvangen na het einde van zijn behandeling. Het hof houdt derhalve geen rekening met enig aanvullend inkomen van de man. Het hof houdt voorts geen rekening met enig aanvullend inkomen uit verzekering. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij deze verzekering niet heeft en de vrouw heeft niet aangetoond dat de man gedurende het huwelijk van partijen wel een dergelijke aanvullende verzekering had.
- 13.
Uit de brief van de werkgever van de man van 25 april 2012, overgelegd als productie 14 bij voornoemd faxbericht van 19 november 2012, is te herleiden dat de man met ingang van 13 augustus 2012 70% van zijn bezoldiging zal ontvangen. Het vorenstaande in acht nemend gaat het hof voor de periode van 30 maart 2012 tot 1 september 2012 uit van een volledig inkomen en met ingang van 1 september 2012 van een inkomen van 70% van zijn oorspronkelijke bezoldiging.
- 14.
Het hof gaat derhalve in de periode van 30 maart 2012 tot 1 september 2012 uit van een bruto jaarinkomen van € 42.934,- en in de periode met ingang van 1 september 2012 van een bruto jaarinkomen van € 30.054,-.
Woonlasten
- 15.
Tussen partijen staat vast dat de samenleving is beëindigd op 3 augustus 2010. De man is in de voormalige echtelijke woning blijven wonen, die gemeenschappelijk eigendom van partijen was. De woning is inmiddels verkocht. Tussen partijen staat vast dat de man de lasten verbonden aan de echtelijke woning tot 15 mei 2012 heeft betaald. Het hof zal derhalve tot die datum met de volgende, door de vrouw niet bestreden, bedragen rekening houden: een bedrag aan hypotheekrente van € 741,- per maand en de premie van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering van € 67,- per maand. Het hof houdt daarbij rekening met het feit dat slechts de helft van de hypotheekrente fiscaal aftrekbaar is voor de man. Voorts houdt het hof rekening met de helft van het eigenwoningforfait van in totaal € 1.500,-.
- 16.
Voor de periode met ingang van 15 mei 2012 houdt het hof aan woonlasten aan de zijde van de man rekening met een bedrag aan huur van € 300,- per maand, welk bedrag het hof redelijk voorkomt en door de vrouw niet is betwist.
- 17.
Het hof gaat voorbij aan de stelling van de vrouw dat de man samenwoont, nu zij haar stelling in het licht van de gemotiveerde betwisting door de man niet aannemelijk heeft gemaakt.
Ziektekosten
- 18.
De man voert aan ziektekosten op een premie van € 65,- per maand, een eigen risico van € 18,- per maand en een bedrag aan zelf betaalde niet vergoede medische kosten van € 102,- per maand.
- 19.
De vrouw betwist de ziektekosten van de man. Volgens haar betaalt de man zelf geen premie ziektekostenverzekering.
- 20.
Uit de door de man als productie 10 bij faxbericht van 20 november 2012 overgelegde salarisspecificaties blijkt van een werkgeversbijdrage SZVK van € 113,- per maand en een werknemerspremie SZVK van € 65,- per maand. Het hof houdt derhalve rekening met een premie ziektekosten van € 65,- per maand.
- 21.
Het hof houdt, op gelijke gronden als de rechtbank, geen rekening met een bedrag aan zelf betaalde niet vergoede ziektekosten. Het hof merkt hierbij voorts op dat de man ter zitting heeft verklaard dat zijn behandeling door defensie wordt vergoed. Het hof houdt, gelet op het ziektebeeld van de man, wel rekening met het eigen risico van € 18,- per maand.
Schulden
- 22.
De man voert een bedrag aan aflossing schulden op van € 390,- per maand in de periode van 30 maart 2012 tot 15 mei 2012 en een bedrag van € 890,- per maand in de periode met ingang van 15 mei 2012.
- 23.
De vrouw betwist dat de man schulden heeft gemaakt om de alimentatie te kunnen betalen. Zij stelt zich op het standpunt dat uitsluitend rekening dient te worden gehouden met aflossingen op schulden die gedurende de samenleving van partijen zijn ontstaan. Voorts is zij van mening dat schulden niet prevaleren boven kinderalimentatie.
- 24.
Het hof oordeelt als volgt. Als uitgangspunt geldt, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, dat op de draagplicht van de onderhoudsplichtige in beginsel al diens verplichtingen en schulden van invloed zijn. Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat voldoende vast staat dat de man een schuld aan zijn vader heeft en dat hij op deze schuld aflost. Niet is gebleken dat deze schuld onnodig is aangegaan dan wel anderszins onredelijk te achten is. Het hof zal derhalve met de aflossing op deze schuld rekening houden. Gelet op de in geschil zijnde kinderalimentatie, die hoge prioriteit geniet, zal het hof rekening houden met een bedrag van € 150,- per maand.
- 25.
Vast staat dat na verkoop van de voormalige echtelijke woning een restschuld is ontstaan en dat partijen hebben afgesproken dat de man met een bedrag van € 500,- per maand op deze restschuld aflost en de vrouw met een bedrag van € 250,- per maand. Gelet hierop zal het hof voor de periode met ingang van 15 mei 2012 aan de zijde van de man rekening houden met een bedrag aan aflossing op deze restschuld van € 500,- per maand.
- 26.
Het hof houdt voorts rekening met een bedrag van € 75,- per maand, met welk bedrag de man aflost op een schuld aan de mediator. De vrouw heeft dit bedrag ter zitting erkend en ook zij lost af op deze schuld aan de mediator.
Kosten zorgregeling en werkelijke verwervingskosten
- 27.
Het hof houdt voorts rekening met een bedrag van € 5,- per maand aan kosten zorgregeling, over welk bedrag partijen ter zitting overeenstemming hebben bereikt.
- 28.
Het hof houdt geen rekening met een bedrag aan werkelijke verwervingskosten, nu de man ter zitting heeft verklaard dat hij deze kosten niet meer heeft.
Conclusie
- 29.
Rekening houdend met de op de man van toepassing zijnde heffingskortingen, de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70 volgt uit het vorenstaande dat de draagkracht van de man in de periode van 30 maart 2012 tot 15 mei 2012 en in de periode van 15 mei 2012 tot 1 september 2012 de door de rechtbank bepaalde kinderalimentatie van € 340,- per maand toelaat. In de periode met ingang van 1 september 2012 heeft de man draagkracht om een kinderalimentatie van € 77,- per maand te voldoen.
Behoefte vrouw
- 30.
De man is het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde aanvullende behoefte van de vrouw van € 420,- per maand. De man voert daartoe aan dat de vrouw een behoefteplaatje had dienen te overleggen met verificatoire bescheiden, hetgeen zij heeft nagelaten. Voorts voert hij aan dat de vrouw meer kan gaan werken, waardoor zij geen behoefte meer heeft aan een aanvullende partneralimentatie.
- 31.
De vrouw stelt dat uitgaande van het door de rechtbank berekende netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan van € 4.100,-, de behoefte van de minderjarige en de zogenoemde Hofnorm, de aanvullende behoefte circa € 553,- per maand bedraagt. De vrouw acht deze behoefte conform de gedurende partijen genoten mate van welstand alsmede conform het gehanteerde uitgavenpatroon. Partijen hebben volgens de vrouw in luxe geleefd. Zij gingen drie keer per jaar op vakantie, hadden twee auto’s, een motor en een caravan, beoefenden meerdere sporten, gingen veelvuldig uit en kochten dure kleding.
- 32.
Het hof oordeelt als volgt. Nu de man de bepaling van de behoefte van de vrouw aan de hand van de zogenaamde Hofnorm bestrijdt, dient voor de bepaling van de behoefte van de vrouw rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder de hoogte van en de aard van zowel de inkomsten als de uitgaven van partijen tijdens het huwelijk, waarin een aanwijzing kan worden gevonden voor de mate van welstand waarin zij hebben geleefd, en zoveel mogelijk met concrete gegevens betreffende de reële of met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachte kosten van levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde.
- 33.
Gezien de welstand van partijen ten tijde van het huwelijk, in ieder geval het door de man gestelde bedrag van € 3.600,-, acht het hof het aannemelijk dat de vrouw behoefte heeft aan een inkomen dat hoger is dan een inkomen op bijstandsniveau. Echter, de vrouw heeft op geen enkele wijze aangetoond aan welke aanvullende bijdrage van de zijde van de man zij behoefte heeft. Het had, zeker gezien de gemotiveerde betwisting door de man, op de weg van de vrouw gelegen om haar behoefte te specificeren door middel van een met stukken onderbouwde behoefteberekening. De vrouw heeft in haar verweerschrift ook aangegeven voorafgaand aan de mondelinge behandeling een onderbouwde behoefteberekening over te leggen. Zij heeft dit echter nagelaten. Het ter zitting opsommen van een aantal behoefteposten met een bedrag daaraan gekoppeld, is daartoe volstrekt onvoldoende. Het hof is derhalve niet in staat om een aanvullende behoefte aan de zijde van de vrouw te bepalen.
De inboedel
- 34.
Ter zitting is gebleken dat de verdeling van de goederen die partijen in gemeenschappelijke eigendom hebben heeft plaatsgevonden, op de eettafel en de eettafelstoelen na. De man heeft ter zitting verklaard dat de eettafel en eettafelstoelen aan de vrouw ter hand kunnen worden gesteld.
- 35.
Nu partijen ter zake ter zitting tot volledige overeenstemming zijn gekomen, behoeft het hof hierover geen beslissing meer te nemen.
De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
- 36.
De man verzoekt in zijn petitum dat het hof de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime vaststelt conform hetgeen de man in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof heeft ter zitting het petitum van de man aan de orde gesteld met betrekking tot de materiële afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De man heeft, daarnaar gevraagd, verklaard dat hij niet kan aangeven welk bedrag tussen partijen verrekend dient te worden. Hij kan dit bedrag niet uitrekenen omdat hij niet over bankafschriften beschikt.
- 37.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof heeft op basis van het petitum en hetgeen in de stukken is gesteld niet kunnen vaststellen of partijen over en weer in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden enig bedrag aan elkaar verschuldigd zijn. Het ontbreekt het hof aan enige inzage in het te verrekenen vermogen van partijen per de peildatum van 3 augustus 2010, hetgeen impliceert dat de grieven met betrekking tot het verrekenbeding geen verdere bespreking behoeven.
- 38.
Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de partneralimentatie en de kinderalimentatie voor de periode met ingang van 1 september 2012 en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 september 2012 op € 77,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst alsnog af het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partneralimentatie;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Van der Burght, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2013.