Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk
Artikel 97 Bewijsvoering
Geldend
Geldend vanaf 06-07-2017
- Bronpublicatie:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Inwerkingtreding
06-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Intellectuele-eigendomsrecht / Europees intellectuele-eigendomsrecht
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
In de procedure voor het Bureau zijn onder meer de volgende bewijsmiddelen toegelaten:
- a)
horen van partijen;
- b)
inwinnen van inlichtingen;
- c)
overleggen van documenten en monsters;
- d)
getuigenverhoor;
- e)
deskundigenonderzoek;
- f)
schriftelijke verklaringen die onder ede of belofte zijn afgelegd of overeenkomstig het recht van de staat waar zij afgelegd zijn, een soortgelijke werking hebben.
2.
De betrokken dienst kan het onderzoek van deze bewijsmiddelen opdragen aan een van zijn leden.
3.
Indien het Bureau het nodig acht dat een partij, een getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt, roept het deze persoon daartoe op. De termijn van een dergelijke dagvaarding bedraagt ten minste één maand, tenzij zij met een kortere termijn instemmen.
4.
De partijen worden in kennis gesteld van het verhoor van een getuige of deskundige door het Bureau. Zij hebben het recht daarbij aanwezig te zijn en de getuige of deskundige vragen te stellen.
5.
De uitvoerend directeur bepaalt de vergoedingen voor de uitgaven, met inbegrip van voorschotten, voor de in dit artikel bedoelde bewijsvoering.
6.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 208 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de nadere regels voor de bewijsvoering.