RvdW 2011/791
Procesrecht. Voldaan aan voorwaarden voor toewijzing van vordering in kort geding? Art. 81 RO.
HR 24-06-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0514
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 juni 2011
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
10/00417
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BQ0514
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ0514, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑06‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ0514, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2011
Essentie
Procesrecht. Voldaan aan voorwaarden voor toewijzing van vordering in kort geding? Art. 81 RO.
Partij(en)
[Eiseres], te [woonplaats], eiseres tot cassatie, adv.: mr. D. Rijpma,
tegen
[Verweerder], te [woonplaats], verweerder in cassatie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. Langemeijer:
Het cassatiemiddel in deze zaak is gericht tegen de toewijzing van een geldvordering in kort geding.
1. De feiten en het procesverloop
1.1.
In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten1.:
1.1.1.
Op 26 januari 2006 is het geregistreerd partnerschap van partijen ontbonden.
1.1.2.
Nadien hebben partijen bij de rechtbank te Haarlem een procedure ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.