Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 14-07-1952. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 27-12-1949
- Bronpublicatie:
29-05-1952, Stb. 1952, 318 (uitgifte: 24-06-1952, kamerstukken: 2486 )
- Inwerkingtreding
14-07-1952, terugwerkend tot: 27-12-1949
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-1952, Stb. 1952, 318 (uitgifte: 24-06-1952, kamerstukken: 2486 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Het pensioen, waarop de nagelaten betrekkingen van een militair, bedoeld in artikel 1, en van een militair, als daar bedoeld, die onder toekenning van pensioen de militaire dienst heeft verlaten, ter zake van diens overlijden recht kunnen doen gelden krachtens de Militaire Weduwenwet 1922 dan wel de Pensioenwet voor de landmacht 1922, zal niet minder bedragen dan het pensioen, hetwelk dan wel de onderstand, welke haar, bij toepassing van de op 26 December 1949 geldende regelen, direct of indirect ten laste van de begroting van Indonesië zou zijn toegekomen indien de betrokken militair of gewezen militair op 25 Juli 1950 was overleden.
2.
Indien in verband met het overlijden van een militair of gewezen militair als bedoeld in het eerste lid, recht op pensioen dan wel onderstand wordt ontleend zowel aan een op 26 December 1949 op hem van toepassing geweest zijnde pensioenregeling, als aan een der in het eerste lid genoemde wetten, bestaat slechts recht op pensioen krachtens een dezer wetten, voor zover en voor zoveel dat pensioen meer bedraagt dan het pensioen dan wel de onderstand krachtens eerder bedoelde pensioenregeling. Bedraagt laatstbedoeld pensioen dan wel onderstand meer dan het pensioen krachtens een der in het eerste lid genoemde wetten, dan bestaat geen recht op pensioen krachtens deze wetten.