Hof Arnhem, 12-01-2012, nr. 21-001219-11
ECLI:NL:GHARN:2012:BV3446
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
12-01-2012
- Zaaknummer
21-001219-11
- LJN
BV3446
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2012:BV3446, Uitspraak, Hof Arnhem, 12‑01‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AB 2012/135 met annotatie van J.G. Brouwer
JG 2012/31 met annotatie van mr. dr. M. Vols
Uitspraak 12‑01‑2012
Inhoudsindicatie
‘Beoordeling verbindendheid art. 10 lid 1 Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht (APV Utrecht). Geen strijd met hogere regeling nu het betreffende verbod in de APV een ander doel dient dan de Opiumwet. Art. 10 lid 1 APV Utrecht behelst een regeling omtrent (de voorbereiding) van het gebruik van verdovende middelen. Er is echter geen sprake van een rechtstreeks verbod op het aanwezig hebben van de middelen die vallen onder de Opiumwet. Hoewel er in sommige gevallen een overlapping met de Opiumwet kan ontstaan, is deze bepaling door zijn formulering ruimer, aangezien zij mede ziet op de voorbereiding en niet enkel op het ‘voltooide’ delict. Derhalve is er geen sprake van een juridische overlapping met de Opiumwet. Het hof ziet geen aanleiding om art. 10 lid 1 APV Utrecht onverbindend te verklaren.
Gerechtshof te Arnhem
Parketnummer: 21-001219-11
VERSTEK
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof,
enkelvoudige kamer voor strafzaken, op 12 januari 2012.
Tegenwoordig:
mr. A.E. Harteveld, lid van de enkelvoudige kamer,
mr. A.H.J.M. Damen, advocaat-generaal,
- M.
Kolkman, griffier.
Het hof doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
Verdachte, geboren op (geboortedatum)1970 te (geboorteplaats) (Marokko)
Adres: (adres)
is niet verschenen.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de zaak zal worden voortgegaan.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
Het hof deelt mondeling mede de korte inhoud van:
- 1.
een door verbalisant T. Schaap, hoofdagent, in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd 1901212 en gesloten op 19 augustus 2009, met bijlagen;
- 2.
de aantekening van het mondeling vonnis, waarvan beroep;
- 3.
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van de centrale justitiële documentatie, gedateerd 19 december 2011.
De advocaat-generaal voert het woord voor zijn requisitoir, – zakelijk weergegeven- :
Er zijn geen grieven ingediend door verdachte. Echter, een inhoudelijke behandeling zou de rechtsontwikkeling kunnen dienen. Mijns inziens dient art. 10 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Utrecht onverbindend te worden verklaard wegens strijd met een hogere regeling. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft op 13 juli 2011 geoordeeld dat het per APV verbieden van het gebruiken of aanwezig hebben van drugs in strijd is met de Opiumwet. Ik leg een persbericht over, dat verwijst naar de betreffende uitspraak, nr. 201009884/1 (LJN BR1425). De ABRvS is het hoogste rechtsorgaan op dit gebied, waardoor er geen rechtsmiddel tegen deze beslissing openstaat. Zij heeft hiermee duidelijk een richting aangegeven. Het proces-verbaal van bevindingen van een verbalisant biedt voldoende bewijs van het gebruik van drugs door verdachte. Naar mijn mening is verdachte echter niet strafbaar. Ik concludeer dan ook tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en vorder verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal leest de vordering voor en legt deze aan het hof over.
Het hof verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede onmiddellijk uitspraak te zullen doen.
Het hof spreekt het arrest ter openbare terechtzitting uit.
VERSTEK
- 1.
Beslissing omtrent het vonnis, waarvan beroep.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep.
- -
------------------------------------------
- 2.
Inhoud van de tenlastegelegging.
hij, op of omstreeks 19 augustus 2009 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, op de weg(en), als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht, te weten de Catharijnesingel, de orde heeft verstoord en/of zich hinderlijk heeft gedragen, door ten aanschouwe van het daar aanwezige publiek, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, één of meer voorbereidingen te treffen tot het gebruik van (een) verdovend(e) middel(en) en/of (een) verdovend(e) middel(en) te gebruiken, althans te hebben gebruikt;
- -
------------------------------------------
- 3.
Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring.
- 1.
het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde proces-verbaal, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik zag/constateerde dat een persoon een feit pleegde dat als volgt is omschreven in de tekstenbundel van de Commissie Feiten en Tarieven van het Ministerie van Justitie:
Op of aan de weg – zodanig op te houden waardoor voor weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Overtredingsgegevens
Datum: 19 augustus 2008
Plaats: Utrecht
Gemeente: Utrecht
Locatie: Catharijnesingel
Binnen een als zodaning aangeduide bebouwde kom
Soort weg: Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Op woensdag 19 augustus 2009 bevond ik mij in uniform gekleed op de Catharijnesingel te Utrecht, aldaar zag ik dat de verdachte in een groepje van vier verslaafden tussen de fietsen harddrugs stonden te gebruiken middels een basepijp. Ik zag dat de weggebruikers om het voornoemde groepje heen liepen. Kennelijk omdat ze zich niet prettig/veilig voelden. Dit gedrag veroorzaakte overlast.
Personalia verdachte
Achternaam: (Achternaam)
Voornamen: (Voornamen)
Geboren: (Geboortedatum)
Geboortegemeente: (Geboortegemeente)
Verklaring verdachte:
Nadat ik de verdachte had meegedeeld niet tot antwoorden verplicht te zijn, verklaarde deze:
“Ik mag bij de Singel niet naar binnen.”
De inhoud van voormelde bewijsmiddelen leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop na te melden bewezenverklaring steunt, dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
- -
------------------------------------------
- 4.
Bewezenverklaring.
Het tenlastegelegde, met dien verstande dat:
hij, op of omstreeks 19 augustus 2009 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, op de weg(en), als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht, te weten de Catharijnesingel, de orde heeft verstoord en/of zich hinderlijk heeft gedragen, door ten aanschouwe van het daar aanwezige publiek, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, één of meer voorbereidingen te treffen tot het gebruik van (een) verdovend(e) middel(en) en/of (een) verdovend(e) middel(en) te gebruiken, althans te hebben gebruikt;
- -
------------------------------------------
- 5.
Kwalificatie / toegepaste wetsartikelen.
Overweging:
Bewezen kan worden dat er sprake is van een overtreding van art. 10 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht. Dit artikel behelst een regeling omtrent de (voorbereiding van) het gebruik van verdovende middelen. Er is echter geen sprake van een rechtstreeks verbod op het aanwezig hebben van de middelen die vallen onder Opiumwet. Hoewel er in sommige gevallen de facto een overlapping met de Opiumwet kan ontstaan, is deze bepaling door zijn formulering ruimer, aangezien zij mede ziet op de voorbereiding en niet enkel op het ‘voltooide’ delict. Mede gelet op het in de APV-bepaling uitgedrukte doel van het betreffende verbod, te weten de handhaving van de openbare orde, dat is het gevoel van vrede en veiligheid van de burger, is er geen juridisch relevante overlapping met de Opiumwet, die als doel heeft het bevorderen van de volksgezondheid. Het hof ziet daarom geen aanleiding om art. 10 lid 1 APV Utrecht onverbindend te verklaren.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van overtreding van artikel 10 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht.
Het hof heeft gelet op de artikelen: 10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001 en de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
- -
------------------------------------------
- 6.
Beslissing omtrent de strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar, zijnde geen omstandigheid gebleken die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
- -
------------------------------------------
- 7.
Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 130,00 (honderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
- 8.
Bijkomende beslissingen
Vrijspraak van hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door mr A.E. Harteveld en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
- M.
Kolkman, griffier mr. A.E. Harteveld, voorzitter