NJB 2018/2113:Wijze van afdoening bij schending redelijke termijn in cassatie, art. 6 lid 1 EVRM: i.c. leidt het middel ten aanzien van ’s Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde hoger beroep niet tot cassatie en de Hoge Raad acht ook geen grond aanwezig waarop dat oordeel ambtshalve zou behoren te worden vernietigd; aldus moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat het Hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep, zodat het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden. Bij deze stand van zaken kan de omstandigheid dat de Hoge Raad uitspraak doet nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, niet leiden tot vernietiging van ’s Hofs arrest