Einde inhoudsopgave
Wegenwet
Artikel 30 [Inhoud van de legger]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-1932
- Bronpublicatie:
31-07-1930, Stb. 1930, 342 (uitgifte: 21-08-1930, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-1932
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-1932, Stb. 1932, 293 (uitgifte: 01-01-1932, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Algemeen
1.
De legger houdt in:
- I.
het nommer van den weg;
- II.
den naam, waaronder de weg bekend staat;
- III.
de eindpunten en de richting van den weg;
- IV.
de beperkingen in het gebruik van den weg, als bedoeld in artikel 6, alsmede de afschuttingen, welke zich op den weg bevinden;
- V.
de verharding met vermelding van haren aard, breedte en lengte;
- VI.
de zich in den weg bevindende bruggen en duikers, met vermelding van hunnen aard, hoofdafmetingen en samenstelling;
- VII.
de onderhoudsplichtigen van den weg en van de zich daarin bevindende bruggen en duikers;
- VIII.
den omvang van den onderhoudsplicht;
- IX.
degenen, die tot het onderhoud hebben bij te dragen, met vermelding van de hoegrootheid der bijdrage;
- X.
het gezag, dat volgens de artikelen 16 of 17 heeft te zorgen, dat de weg in goeden staat verkeert.
2.
Van bruggen, welke onder een afzonderlijk nommer op den legger worden gebracht, worden aard, hoofdafmetingen en samenstelling onder VI vermeld.
3.
Tot den legger behoort eene overzichtskaart op geen kleinere schaal dan 1 op 25 000, waarop de wegen met hunne nommers zijn aangewezen.